In het oude spoor verder Een BELANGRIJK NUMMER HET UITGEREKTE JAAR Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 28 Berichten en' opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 6 JANUARI 1956 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Rondom de jaarwisseling was het aan tal kerkdiensten deze keer veel minder dan andere jaren. De Kerstdag viel samen met de Zondag, evenals de Nieuwjaars- dag. „De dominees treffen het deze keer", zo luidde de goed bedoelde opmerking van menigeen. Zij behoefden zich niet zo uit te putten als anders, om telkens weer fris en krachtig met een nieuwe tijding uit het oude Woord tot de gemeente te komen. Een leuke opmerking hoorde ik van een zeer meelevende broeder. Zeg maar, dat „wij" het dit jaar treffen. Bedoeld was, dat de gemeente zich niet zo menigmaal kerkwaarts behoefde te begeven als in andere jaren. Daar zit inderdaad ook wat in. Toen de tweede feestdagen ook nog met kerkelijke diensten gevierd werden, ge beurde het, als „Kerst" op Maandag en Dinsdag viel, dat er niet minder dan vijf diensten achter elkaar waren. Terecht is men hierop teruggekomen. Dat betekent zeker niet, dat er minder waardering be hoeft te zijn voor het „hoogfeest", maar men mag zich redelijk afvragen, of nu deze wijze van het vieren onzer vierda gen de enig mogelijke is. Wanneer daar dan nog een omlijsting van Kerstwij dingen en uitvoeringen bij komt, dan maakt niemand mij wijs, dat zulke overlading veel sticht of goed doet. De viering van de feestdagen mag wel laten zien, dat wij daarbij niet gebonden zijn aan een gebod des Heren, zoals bij de dag des Heren. Hier ligt wel iets in, dat in de kerke lijke wereld wel eens aan de orde zal ko men. Met nieuwlichterij of zucht naar verandering heeft dat niets te maken. 't Jaar, dat wij nu zijn ingetreden, vraagt van ons, om in het oude spoor, van het Geref. leven, verder te gaan. Wij heb ben de rijkdom van het Geref. leven te tonen, en straks moet een volgend geslacht hiermee verder. De jongere generatie zal van de ouderen moeten leren, in welk op zicht dat verder gaan moet plaats vinden. Er schijnt in dit opzicht geen eenstem migheid te bestaan. Om maar eens een enkel punt te noemen: de liturgie en het gezang der gemeente. Van verschillende zijden is er op aan gedrongen, dat de Geref. Kerken hierin een stap voorwaarts zullen doen. Inderdaad is de eredienst van belang. De gemeente beleeft daarin de vreugde der verzoening met God, en wordt door de verhoogde Christus voorbereid tot het leven der heerlijkheid. Het is de moeite waard, een beetje stu die te maken van de cultus onder Israël. Wat daar bestond aan koorzang èn ge meentezang, beurtzang enz., dat is nog te weinig tot allen doorgedrongen. En ten opzichte van Israël staat de Nieuw- Testamentische gemeente in een veel be- voorrechter positie. Zij geniet de vreugd van het volbrachte werk, en deze vreugde moet een uitweg vinden in de eredienst. Daarom mag de roep naar liturgie en gezang niet zonder meer worden verwe zen naar het drijven om iets anders te wil len. Het is heel goed mogelijk, dat de k rken deze dingen eens diepgaand bestu deren, om in het oude spoor werkelijk verder te komen. Met dat oude spoor bedoel ik danhet ten volle handhaven van de heerlijkheid en majesteit van het Woord en het Geref. belijden. Maar, om dan met deze schatten de weg naar de toekomst in te slaan. Ook in het Christelijk lied ligt een be langrijke uiting van het geestelijk leven der kerk. En, het verlangen naar het gees telijk lied ookr in de samenkomst der ge meente behoort toch zeker niet tot de ver keerde wensen. Daarin ligt geen gering schatting voor de Psalmenbundel, alleen de gedachte, dat naast de Psalmen ook geestelijke liederen een plaats mogen in nemen. Lezen we daar niet over in de brieven van Paulus? In tal van kerken vindt men tegen woordig de gewoonte, om vóór de dienst, of daarna, enkele geestelijke liederen te zingen. Dit zal toch wel niet voortkomen uit antipathie, integendeel. Voor mijn be sef zit daar iets in van het toch willen bereiken van het doel. Gezangen, die voor bereidend werken vóór de dienst, of die daarna als aansluiting aan de dienst ko men, zouden het óók „doen" in de dienst. Er zal wel niet véél verschil zijn tussen zingen vóór of na het votum. In tegen spraak met wat na het votum komt, mag het nooit zijn. Uitgaande van deze al meer doorge voerde practijk, is er zeker aanleiding voor onze kerken om de vraag van het zingen tijdens de dienst goed te bekijken. Dan zij men voorzichtig, om niet steeds te letten op afwijzende stemmen zonder goede argumenten. Men mag evengoed aandacht besteden aan de geoorloofde vraag naar meer keuze van geestelijke liederen. De Generale Synode zal zich hiermee nog bezig hebben te houden. Dan is het verder gaan in het oude spoor zeker van gewicht. Er wordt naar de beslissing der Synode uitgezien. Het is te hopen, dat deze beslissing iets positiefs brengen zal, waarover wij ons kunnen verblijden. Als op het terrein van het geestelijk lied kerken en Christenen elkaar verstaan, dan ligt daarin zeker een factor, die voor de toekomst van wezenlijke betekenis kan zijn. C. St. Bij het begin van een jaar wil ieder wel graag de balans van het oude jaar opma ken. Ook in kerkelijk opzicht. U kunt niet beter doen, dan kennis te nemen van: „Kerknieuws", het bekende weekblad van W. F. C. Scneps. U vindt hierin een uitgebreid en interessant over zicht van het kerkelijk gebeuren in Ne derland in 1955. En wel uit de verschil lende kerkelijke kringen. Met grote belangstelling hebben wij van dit overzicht kennis genomen, en zijn de schrijver dankbaar voor deze hoogst belangrijke bijdrage. Een latere geschiedschrijver vindt hier in een oriënterende handleiding, terwijl wij op dit ogenblik nergens beter terecht kunnen, om de kerkelijke punten uit het jaar, dat voorbijging, ons weer voor ogen te stellen. Wij hopen, dat de redactie van Kerk nieuws nog veel zal mogen bijdragen tot een goede kennis van het kerkelijke leven. C. St. Wij zijn met elkaar het jaar 1956 in gegaan, en wie z'n kalender of ambts- agenda heeft ingekeken, heeft al gemerkt dat er met dit jaar iets bijzonders aan de hand is. Dat bijzondere zit 'm in de maand Februari, die nu geen 28, maar 29 dagen telt. Dit jaar wordt dus een beetje uitge rekt. Aan het ons zo vertrouwde getal 365 wordt nog één dag vastgekoppeld, zo dat we er nu 366 hebben. U weet dat dit verschijnsel elke 4 jaar regelmatig terug keert, behalve dan in die eeuwjaren die niet door 400 deelbaar zijn, maar dat kun nen we hier wel verwaarlozen, en het eerstvolgende eeuwjaar is bovendien weer wèl een schrikkeljaar. Ik moet eerlijk be kennen dat ik momenteel niet weet, waar om we zo'n jaar met een aangebreide dag in Februari een „schrikkel"-jaar noemen. De Engelsen spreken van een „leap-year" en het zal dus wel iets met springen te maken hebben. De kwestie is namelijk deze, dat de aarde een jaar nodig heeft, om zich om de zon heen te wentelen. Maar als wij de 365 blaadjes van onze kalender afgescheurd hebben, is onze goede oude aarde nog niet helemaal klaar met haar omwenteling. Ze heeft er nog een kleine kwart dag meer voor nodig. Dat klopt dus niet helemaal met ons kalenderjaar. Van daar dat wij de afspraak gemaakt hebben, dat we eens in de vier jaren een dag zul len wachten op de aarde. We geven haar gelegenheid om ons weer in te halen. Dat is dan die schrikkeldag in Februari. Wij, haastige mensen, liepen harder dan de aarde kon wentelen, en op 29 Februari zeggen we tegen elkaarlaten we nu even wachten, en de aarde en dag geven om ons weer in te halen. Dan klopt het ka lenderjaar weer op het zonnejaar. Dit lis tige spelletje hebben we feitelijk aan de IN 'T WACHTEN GENOEG. Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom Here Jezus! De genade van de Here Jezus zij met allen. Openb. 22:20 en 21. Het laatste bijbelboek noemen wij meest een profetisch boek, maar het heeft ook veel van een brief. De verhoogde Heiland heeft Johannes immers gezegd, dat hij het maar opschrijven moest, wat hij hoorde en zag. Welnu, wij hebben hier inderdaad van de Here Jezus een brief voor ons. Het is de laatste, die wij van Hem ontvangen hebben. En gelijk onze brieven vaak eindigen met de wens, dat wij elkaar spoedig hopen weer te zien en verder de beste wensen, zo ook hier. U kunt er op aan, zegt Jezus, dat Ik spoedig kom. Amen, het is ge trouw en waarachtig. En mocht het, naar Uw mening, nog wat duren, dan is mijn genade U genoeg. Wat een vertroosting. Want als Jezus komt, dan betekent dat voor zijn kinderen de ware verlossing. Daar wachten wij op. Want op 't ogenblik wonen wij nog altijd in. En in onze tijd van woningnood weet ieder, wat dat zeggen wil. Och ja, uit pure noodzaak schikken wij ons, maar het geeft toch allerlei verdrietelijkheid, als je je woning met anderen moet delen. Vooral als de beide inwonende familie's totaal anders zijn in hun diepste wezen. Dan liggen de conflicten eigenlijk elke dag voor het grijpen. En dan nog: Kaïn bouwde zich hier een stad, maar Gods kinderen zijn hier vreemdelingen en wonen in tenten. En nu is dat voor hen ook wel het beste, in de gegeven omstandigheden, maar eerlijk gezegd, wie al lang vrij primitief heeft moeten inwonen, verlangt ook wel eens naar een degelijke woning. Welnu, die toezegging hebben wij, want in huis des Vaders zijn vele woningen. Tenminste, dat komt wel in orde. Jezus zelf reisde al voor uit, om die woningen klaar te maken. Daar is een hele stad in aanbouw. Gods kinderen krijgen er zeker allen een goede woning. Verlangen wij naar Zijn komst? Of, hebben wij er niet zo heel veel belang bij, omdat wij, de laatste tijd, nog al redelijk met onze mede bewoners kunnen opschieten? En, als 't er op aankomt, zien wij mis schien 'ook wel wat tegen de drukte van verhuizing op. Mogelijk zelfs hebben wij intussen goede vriendschap gesloten, zodat wij ons hier nog al aardig thuis voelen. Dan zal het verlangen naar de wederkomst des Heren niet zo leven dig zijn. Voor het nieuwe jaar staat het op het verlanglijstje niet bovenaan. Wij hopen natuurlijk, dat God de Here ons dit jaar weer sparen wil en ook de onzen, dat wij gezond en blij ons werk kunnen doen, dat wij bewaard mogen blijven voor rampen en als die zouden komen, dat onze zeedijken het dan maar houden mogen en dat de regering intussen met het Delta-plan maar een beetje opschiet. Dat het weer een goed jaar mag worden, een ruime oogst en goede prijzen en een willige handel en dat er in de internationale politiek maar niet zoveel spannin gen mogen optreden. En bovenal natuurlijk, dat wij maar bewaard mogen blijven voor oorlog, want dat zou het verschrikkelijkst van alles zijn. Maar weten wij dan niet, dat wij allang midden in de oorlog zitten Die oorlog heeft God de Here zelf verklaard (Ik zal vijandschap zet ten) en de vrede is nog nooit getekend. Als de strijd tegen zonde en satan ons vermoeit en wij in die strijd ook al menig kwetsuur hebben opgelopen, dan verlangen wij wel eens naar de vrede. Nu kan het intussen nog wel wat duren, tenminste naar onze indruk, want wij kunnen het geheel van de gang van zaken moeilijk bekijken. Het is, of de Here Jezus in zijn laatste woord, dat Hij aan Zijn kerk op aarde geschreven heeft, ook met die mogelijkheid rekening heeft gehouden. Mocht het nog wat duren: Mijn genade zij met allen. Genade, dat is de korte samenvatting van alle heil, dat Jezus voor Zijn kinderen heeft verdiend. Alle gunst, ontferming, ondersteuning, alle hulp en blijdschap en vertrouwen, kortom alles, wat wij nodig hebben en wat de heilige Geest ons uit de schat van Jezus' verdiensten reiken wil. Die genade is hier reeds het deel van Gods kinderen, 't Is niet zo, dat wij hier maar een beetje voorttobben en voortsukkelen en maar hopen, dat het nog wel eens goed komen zal. Die genade is er ook nu en in de tijd van wachten wil de heilige Geest ze ons overvloedig uitdelen. Veel weten wij niet van het jaar, dat wij nu weer ingaan, maar dit is dan ook ruim voldoende. Gods genade in Jezus Christus is ons genoeg. Onze zieken, die maar hopen, hopen op herstel, die genade is hun genoeg. Onze ouden, die al zwakker worden en wier voet'wankelt, aan die genade hebben zij genoeg. Zij, die dit jaar hun levensdagen zullen zien volgeteld als Gods hand hen geleidt tot de Jordaan des doods, maar met die genade kunnen ook zij het doen. Here Jezus, kom maar spoedig en als 't nog wat duurt, laat Uw genade mij genoeg zijn. K.-B. v. d. L. befaamde Julius Caesar te danken. Bij de vooropleiding tot het predikambt behoort ook, dat men Latijn leert, en het eerste boek in het Latijn waarmee wij op het gymnasium te maken kregen was van die zelfde Caesar. Het heeft menige dominee in spe heel wat moeilijke uren bezorgd, om dat van al die krijgsverrichtingen te lezen, en de veldslagen die Caesar gele verd heeft, en hij heeft het nu allen die van de maandsalaris leven ook nog gele verd, één maand in de zoveel jaar één dag langer naar het loonzakje of de enveloppe met inhoud uit te kijken. Het is tenslotte een paus van Rome geweest (Gregorius XIII) die deze maatregel weer een beetje verzacht heeft door 3 schrikkeljaren in de 400 jaar uit te rangeren, want met die z.g.n. Juliaanse tijdrekening kon de aarde ons nóg niet helemaal bijhouden met de Gregoriaanse tijdrekening die uit de 16e eeuw dateert houden nu de wentelende en de dravende mensen zo'n beetje gelijke pas.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1956 | | pagina 1