jTxelaria
Het jaar 1955
„Een sprong in het duister"
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
ELFDE JAARGANG Nos 26-27
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 23 DECEMBER 1955
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 |Cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
//ef Ifacstwondec
Onder de Christelijke feestdagen wordt
aan het Kerstfeest zeker de meeste aan
dacht besteed.
Er zitten zelfs voordelige kanten aan.
Kerstverrassingen en Kersttractaties
brengen nog wel het één en ander op.
Doe daar nu maar niet zo vreselijk „erg"
over, alsof met het kaarsje of het tul
bandje zo maar ineens het wezen of de
heiligheid van dit feest wordt aangetast.
Misschien smaakt het Kerstkransje U
evengoed als de anderen. Waarom zou
men niet proberen, aan die dagen een ze
ker cachet te geven. Als er werkelijk re
den is om feestelijk gestemd te zijn, dan
mag dat ook wel een beetje uitkomen.
Natuurlijk is dat niet het voornaamste.
Dat zijn we goed met elkaar eens. Als we
zelf „blijde lichtjes" zijn, terwijl dat licht
in ons ontstoken is door „hét grote Licht",
dan zal dat aan onze feestelijke stemming
meer kracht geven dan het flikkerende
kaarsje.
Overigens.kaarsje of geen kaarsje,
U steekt waarschijnlijk toch wel een
lampje aan, mogelijk een lief schemer
lampje, dat het zo aardig doetElec-
trisch of een kaarsje, een ieder zij in zijn
gemoed ten volle verzekerd, en niemand
„valle" over het „lichtvolume", dat op de
Kerstdag in de huiselijke kring wordt ge
bruikt.
Laat uw aangezicht vooral niet „op
storm" staan. Want, dat „hoort" er zeker
niet bij. Het zou een bewijs kunnen zijn,
dat het fijne van de Kerstdag nog al vér
van ons afligt. Dit is zeker niet te vin
den, in de omlijsting, die mensen aan de
Kerstdag geven. Of dat nu een „kaal"
lijstje is, zo van elke dag, dan wel een
beetje romantisch gekleurd lijstje, zomin
het één als het ander maken het wezen
van het Kerstfeest uit. Dit is nog altijd
gelegen in het wonder Gods, waarvan de
Kerk op Kerstdag overvol behoort te zijn.
Nog meer, dan Bethlehem eertijds bewo
gen werd door de boodschap der herders,
die op het lied der engelen en hun predi
king zijn gegaan, om het wonder van het
komen Gods in menselijke nederigheid te
ontdekken.
Diepe overtuiging werd hun deel, dat
God de mens opneemt in Zijn barmhartig
heid. In het Kind in de kribbe vangt God
het menselijk leven op, zoals het is. Een
leven, dat niet „slagen" kan, dat zich niet
kan ontdoen van de ellende, die door de
wereld trekt. Het heeft geen ander uit
zicht dan te sterven in de staat, waarin
het gekomen was.
Hoe akelig die staat is, leert elke dag.
Elke ruzie, elke wanverhouding, elke vol-
kerentweespalt, elke koude oorlog, elk
ziekbed en elk graf, zégt het met pijnlijke
duidelijkheid, dat het geluk de mens is
ontvloden, en hij kan het zelf niet meer
grijpen. Krampachtige pogingen zijn er
genoeg gedaan. Maar, niemand slaat een
brug over de afgrond, waarover wij tot
God kunnen terugkeren. Enzonder
deze wederkeer heeft de mens achter zich
de vertoornde God, Die hem uitwijst uit
het paradijs, en vóór zich: de ondergang.
Het Kerstwonder brengt de enige op
lossing. Want God geeft iets nieuws in
het Kind Jezus. Uit deze wortel zal 't ge
slacht der mensheid genezende en redden
de kracht ontvangen. God, in 't vlees ge
openbaard, dat zegt toch, dat God het
vlees wél wil, en Zich over het zondige
leven ontfermt. God daalt er Zelf in af
Met deze Kerkbode besluiten wij voor
dit jaar. Een tijdperk van rustige voort
gang in land en provincie wordt daarmee
afgesloten.
Schokkende gebeurtenissen, waarover
lang wordt nagepraat, hebben wij geluk
kig niet meegemaakt. We genoten een zo
mer, zoals wij er slechts weinige ontvan
gen in onze lage landen. Het werk vlotte,
de oogst kwam prachtig binnen en de
vacantietijden brachten geen teleurstel
ling.
Kerkelijk was er ook veel, dat ons met
dank vervult. Wie zal de zegen berekenen,
van de geregelde voortgang van de pre
diking en sacramentsbediening, met daar
bij de herderlijke zorg over de gemeente
Kruiningen ontving een prachtig kerk
gebouw. Nadat de onbruikbaarheid van
En, Jezus Christus gaat in het vlees al de
ellende doormaken, die over ons leven
kwam. Maar, als dan het dieptepunt is
bereikt, dan zal Hij stijgen naar de heer
lijkheid bij God. Dan brengt Hij ons vlees
daar, opdat het bij God zal wonen.
Het Kerstwonder is het begin van Gods
weg naar de heerlijkheid. In dat begin
ligt tegelijk de profetie van de voleinding.
Gods wegen lopen nimmer dood, maar
vinden hun bestemming.
Bij dat begin werd het in Bethlehem
zó rijk, dat de herders hier voor hun le
ven rust ontvangen, en zelf verkondigers
worden van het heil des Heren.
De beweging rondom het wonder Gods
wordt groter. Wie het verstaat, ontvangt
grote blijdschap.
De tijding Gods, profetic van de vol
einding. Zó zullen wij het Kerstevangelie
moeten lezen. Het brengt ons van de ar
moede in Bethlehem naar de komende
vreugde van het rijk des Heren.
Elke Kerstherdenking stelt U voor de
vraaggelóóft U, dat God ter hulp kwam,
en dat Hij tot de voltooiing nadert
Er verloopt véél tijd tussen het ge
boorte-uur in Bethlehem en de weder
komst. Althans, zo zien wij het. In Gods
plan is het slechts de enkele dag dezer
laedeling. De geslachten komen en gaan,
de gebeurtenissen volgen elkaar op. Er
wordt gebeden en gevloekt, geleden en
gearbeid, en voort wentelen de eeuwen.
De aarde wordt ouder en de mensheid
wordt moe
Maar, de Kerstherdenking stelt het
wéér voor onze aandacht: Hij komt! Het
onrecht heeft nog een kleine tijd. Ze kun
nen elkaar nog plagen en sarren; bij de
ondergang van de één probeert de ander
omhoog te kruipen, enalles draait,
alsof de mens -A-el zijn gang kan gaan.
Maar.... Hij komt!
Leeft dit zó vast voor ons, dat wij
daardoor als het geweten voor onze om
geving bekend worden.
Is dat dan de werkelijke vrucht van al
die preken en Kerstfeestvieringen, dat het
duidelijk wordt: in dat gezin, bij die ge
meente, onder die jeugd, wachten zij de
komst van Jezus in?
Als dit hoogst belangrijke ons werke
lijk bezig houdt, dan zijn wij met onze
vragen over Kerstfeestviering spoedig
klaar. Die zijn niet zo belangrijk. Maar,
of dat Evangelie van het komen Gods ons
zó getroffen heeft, dat God in ons dage
lijks leven er hij is, èn de toon aangeeft,
de muziek maakt in ons bestaan, dat is
de grote Kerstvraag.
Heeft het wonder ons geraakt, en zijn
wij daarom „blijde lichtjes"
Schudt de dwaasheid en de boosheid
van U af, en laat onze Kerstfeestviering
iets hebben van het aandoen van de nieu
we mens, die zijn geboorte heeft uit de
genade Gods. Dan zal Kerstfeest 1955
uzelf ten zegen zijn, en door U voor een
ander. Ende engelen Gods zullen
dan blij zijn, als zij U niet meer behoeven
vóór te zingen, omdat wij zelf de zang
hebben overgenomenhetzij gij eet of
drinkt, werkt of speelt, of iets anders
doet, alles zó door Jezus, dat het gehoord
wordt
ere zij God in de hoge,
en vrede op aarde, in mensen van het
welbehagen.
C. St.
het oude gebouw, tengevolge van de ramp
1953, was komen vast te staan, werd de
mogelijkheid geopend voor een nieuwe
tempel, die de afgelopen week in gebruik
werd genomen. Wij willen kerkeraad en
gemeente hiermede hartelijk gelukwensen
en hopen, dat vanuit deze plaats het Evan
gelie zijn loop neme, en de opeenvolgende
geslachten daar zullen gebouwd worden
in het geloof.
Zo heeft ook deze gemeente herstel ge
kregen na de geleden schade. De wonden,
die geslagen werden, zijn gebleven
Maar de God van alle vertroosting gaat
verder, om Zijn volk te ondersteunen.
De bijeenkomst onzer Generale Synode
heeft vanzelf in het middelpunt van de
belangstelling gestaan. Dit kerkelijk mee
leven doet goed. Want, het is de zaak der
gemeente, zo'n Synode, en niet de arbeid
van een soort geestelijke elite, die van
boven af tot de schare komt. Juist vanuit
de schare komen ze samen, en arbeiden,
in het besef van verantwoordelijkheid
voor de gang van het kerkelijk leven.
Straks komt het vervolg.
Als met een week dit jaar wegglijdt,
zal er in de ene kring stilte zijn, bij an
deren dankbaarheid. Altijd zijn de om
standigheden verschillend. Maar, temid
den van alles, wat passeerde, was God.
En, Hij blijft bij Zijn volk. Als ook dit
jaar des Heren ten einde is, dan roepen
de klokken ons, om uit te zien naar het
nieuwe, dat komt. God gaf ons de bood
schap van het klare uitzicht. Wie dit laat
ste voor ogen heeft, die blijft in de ver
gankelijkheid rustig voortgaan, bezig in
alles, als in de dienst des Heren. Dan zal
ons bestaan niet ijdel zijn. En, de Maker
van ons leven wéét, wat Hij ons doen zal,
en wanneer onze dag komt.
Van ons het belijden: ik zal U volgen,
waar Gij ook heengaat. C. St.
KERSTNACHT. J
Bomen
dromen
in diepe nacht. xj*
Sterren betrekken de hemelwacht
Een engel snelt langs lichte baan
komt bij verschrikte herders staan.
Hemelwoorden breken het zwijgen
in stille eerbied hoofden nijgen.
De tijd is vervuld,
't geheim wordt onthuld.
Het kind is geboren
de wereld zal horen:
„Gods welbehagen
voor wie naar vrede vragen".
Een lichtende morgen.
Vrede op aard'.
Voor wijzen verborgen
.aan kind'ren geopenbaard.
Gij hebt, o God, een zveg gekozen,
dien wij als kind'rev kunnen gaan.
jx In barre wildernis vangen de rozen
van uwe Liefde te bloeien aan.
W. J. MEISTER.
Voor mijn kleinkinderen.
Kort vóór Kerstmis was Renée naar
Middendorp verhuisd. Zijn vader was er
tot notaris benoemd.
Erg prettig vond het elfjarige stadsjon-
getje het niet in het Zeeuwse dorp.
De mensen vond hij praatten er
zo raar. Huizen en straten waren er veel
minder mooi dan in den Haag.
Het enige dat hem met zijn nieuwe
woonplaats verzoende, was de school.
Of eigenlijk ook weer niet de school.
Want hij vond, dat het er gewoonweg
soms stonk. En al die kinderen nu 's win
ters juist op hun klepperende klompen,
nee, hij haalde er zijn Haagse neus voor
op of kneep 'm echt wel es dicht.
Het was de meester, die hem met Mid
dendorp verzoende.
Vooral als ie vertelde.
Dan zat Renée voorovergeleund in zijn
bank naast Bootje Dokter, de oudste van
de tien kinderen van 'n straatveger.
Eerst hadden Renée en Bootje elkaar
eens gemonsterd.
Bootje, stik-verlegen, alleen sluiks van
terzij.
Renée nu en dan met 'n regelrechte,
niet erg toeschietelijke blik.
Bootje met zijn verstelde broek, zijn
geplakte blonde haren en zijn „gekke"
naam leek Renée maar 'n sjofel ventje.
Hij schoof wat van hem af.
En het arbeiderskind zag, zonder het
te willen, tegen de Haagse opschepper op
en schoof zelf ook nog 'n beetje verder
naar het andere puntje van hun bank.
De leesles echter met het éne leesboek
tussen hen in, dwong beiden voor 'n uur
tje dichter bijeen.
Dan keek de één de ander af en toe
steelsgewijs even aan, alsof elk op zijn
beurt zeggen wouje bent toch niet zó'n
naarling als ik eerst dacht.
Het was zelfs al zo ver gekomen, dat
het notariszoontje zich uit nieuwsgierig
heid bij Bootje in het huisje onder aan
de dijk had gewaagd.
Hij had het er echter met al die lucht
jes en die hem plots aangapende broertjes
en zusjes niet leuk gevonden en was weer
gauw weggegaan.
Doch, onder de dagelijkse bijbelvertel
ling van bovenmeester Pelsma viel alle
afstand weg.
HET KERSTFEEST VAN JEZUS:
„in doeken gezvikkeld en liggende in een kribbe."
Lucas 2:12.
Zonder dat men precies kon narekenen, wanneer het Kerstgebeuren
had plaats gehad, heeft men een datum voor het Kerstfeest vastgesteld.
Achteraf bezien is het ecu gelukkige vondst geweest: de 25e December.
Zo juist is de winter ingetreden, het jaargetijde, dat in de natuur de
dood weerspiegelt. De dagen zijn kort, de nachten lang. Vele uren van
de dag houdt het donker het licht verdrongen. December, de maand
van de duisternis
Toen de engelenzang ruiste boven Efratha's velden, lag de aarde in
nacht verzonken. In Gods heelal was de wereldbol een donkere vlek
geworden. De mensen hadden de duisternis immers liever gehad dan
het licht. En waar geen licht is, sterft het leven weg.
En in déze donkere wereld kwam het Licht der wereld. De ster ver
scheen aan het firmament: Gods Zoon, een arm jongetje in doeken
gewikkeld en liggende in een kribbe. Hij, waarachtig God, is er zó aan
toe. „Nu vind ik U arm en van alles ontdaan, net als de kinderen van
de Jordaan, in een bedstee geboren bij wastobbe-damp, en het zilte
licht van een olielamp."
Misschien is voor velen Kerstmis wel een ontgoocheling geworden
ze hadden gedacht, dat God weer terug zou komenze hadden ge
meend, dat ze God dan weer konden ontmoeten. Maar hun verwach
tingen worden schijnt het hun toeradicaal de bodem ingeslagen.
Ze voelen zich gegrepen, en zwaar ook. Ze hadden iets groots verwacht,
iets schitterends, iets van hemelse glans, ze hadden God verwacht, en
ze krijgen dit te zieneen kindje, nog armer dan Job. Sta je dan even
te kijken
En toch. dit is juist de schittering van Kerstmis; God zoekt de
mensen op in hun kledijHij komt weer terug naar hen. als Jezus,
als straatarm mensje in een armoedige stal. Gods Zoon „in een vlees
aan dat der zonde gelijk". De mensen hadden de wereld verkwanseld
en hun leven verslingerd. God kan niet meer komen. Er is binnen de
dampkring der zonde geen ruimte voor Hem. In een dergelijke atmos
feer kan God niet leven. Zo zitten de mensen opgesloten in de cel van
hun eigen zonde. Ze hadden de deur op het nacht-slot gedaan: God
moet buiten blijven. Toen daalde de nacht en het werd volslagen duister.
Als God enkel God wil blijven, dan moet Hij voor altijd weg-blijven.
En in de Kerstnacht geschiedt wat niemand had durven hopen-: God
wil niet enkel God blijven.'Hij wordt mens. Gods Zoon, die wist wat
een leven in hemelse weelde was, stelde zich bloot aan'alle" wei eid-
misère. Een sprong in het duister, als een parachutist in een donkere
nacht. God blijft niet hoog tronen in Zijn heiligdom, maar Hij sluipt
als mens het donker van ons bestaan binnen. De Zoon van God wordt
„gedropt" en belandt in een voederbak. Men vertelt, dat het in het
Oosten nog wel eens voorkomtzeer arme mensen kleden een krib
aan als wieg.
God doet niet uit de hoogtein de diepte gaat Hij tussen de mensen
staanals een mens, die er drocvig-slecht aan toe isdoeken en een
kribbe.Kerstnacht, heeft iemand gezegd, is ook begrafenisnacht.
Jezus begraaft zich onder de nood der mensen, de armoede der wereld,
de ellende van het duister. Kerstfeest: het Kindeke Jezus heeft zich
afgeschreven om in het Boek des Levens te kunnen opschrijven de
naam van wie in aanbidding voor Hem op de knieën valt. Hij mag en
Hij kan dat; want lag Hij in de Kerstnacht in doeken gevangen, op
de Paasmorgen schudde Hij triumfantelijk de doeken van zich af en
liet ze achter in het lege graf.
H.
PI. J. K.
Dan zaten ze, waar ze nu eenmaal za
ten.
Soms, in de spanning van het luisteren,
leunden ze zelfs broederlijk tegen elkaar
aan. Hun oren gloeiden. Hun monden
vielen open. Totdat de vertelling, altijd
te vroeg, uit was en allebei als uit 'n scho
ne droom ontwaakt, onwillekeurig weer
wat uiteen schoven.
Renée had op de Haagse school nooit
uit de bijbel gehoord. Ploogstens van
Adam en Eva.
Noodgedwongen had zijn vader hem
naar de enige school op Middendorp ge
zonden en het „Christelijke" op de koop
toe genomen.
Bidden en danken vóór het eten deden
ze thuis wel. En ook 's avonds zei Renée
het gebed op, dat 'n vroegere dienstbode
hem es had geleerd.
Maar dat bidden van hem zelf en van
zijn vader aan tafel, bleef iets zoals je
nu eenmaal ook je servet om je hals
knoopte of 's avonds vóór het slapengaan
je tanden poetste. Het hóórde zo. Maar
je dacht er niet veel bij.
Toen naderden de Kerstdagen.
En de meester vertelde van vreemde
dingen en namen, die Renée tevoren nooit
had gehoordMaleachi, Johannes de Do
per en nog veel meer. Hij kon het on
mogelijk allemaal onthouden.
Op de laatste dag vóór de vacantie zei
de meester: jongens, ik heb vannacht ge
droomd.
En van wie dénk jullie?
Van óns! riep de grappenmaker van de
klas.
Mis zei meester Pelsma.
Van je vrouw! riep Cathrientje. En alle
meisjes lachten.
Wéér mis lachte de meester ook
van 'n man. Van Jozef. En die deed me
'n heel verhaal, dat ik jullie nou zal pro
beren na te vertellen. Luister. Het begin
weet ik nog letterlijk. Hij begon zó:
lk was timmerman in 'n klein stadje,
in Bethlehem.
En al zeg ik het zelf, ik kon hele hui
zen bouwen.
Trouwens, de beste bouwers woonden
in mijn tijd nog bij elkaar. Tegen de lente
zwermden we over het hele land uit.
Zo zwierf ook ik als vrijgezel overal
rond.
Eens, in het hoge Noorden, bleef ik
langer hangen dan gewoon. Al mijn ka
meraads waren met de regentijd weer
huistoe, naar Bethlehem gekeerd. Alleen
ik kon uit Nazareth, dat als 'n warm nest
tegen de bergen hing, maar niet weg.
Dat kwam door de lieve ogen van
'n wees.
Maria heette ze. 'n Wees, net als ik.
Bij mijn rondzwalken door Palestina
had ik al heel wat meisjes ontmoet. Maar
zoals deze Maria, nee, zó niet één.
De eerste keer dat ik haar zag, had ik
haar meteen lief.
Maar ik dorst, zo groot als ik was, haar
niets te vragen. Ze leek me 'n kleine hei
lige, zó innig goed was ze voor mens en
dier.
Toen ik op mijn vaste uur weer es voor
bij haar huisje slenterde, kwam ze juist
naar buiten en bloosde. Ik wist opeens dat
zij mij ook liefhad. Ik vroeg haar en we
gingen kort daarop naar de drie oudsten
van Nazareth. Die schreven ons als ver
loofden in op 'n perkamenten rol en zo
waren we dan ondertrouwd.