Zelfs geen Samenzang Het antwoord jfixelaria Adventsverwachting Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 24 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 9 DECEMBER 1955 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Ik verwacht de Here. Ps. 130: 5. Het is een ingeboren eigenschap van de mens te denken aan wat komen zal. Alleen het dier heeft aan het heden genoeg. Meestal is die gedachte aan de toekomst bij de mens vaag. Wat zou hij ook kunnen verwachten Er is hem niets beloofd. Het verleden, en ook het heden, is bewijs, dat de schone dromen van de jeugd niet in vervulling gaan. Waar is de mens, die zeggen kan, dat het leven hem niet teleurgesteld heeft? En toch.... de mens blijft verwachten. Indien al de mens voor zichzelf geen schone, gelukkige dagen meer hopen durft, zo verwacht hij het nog voor zijn kinderen. Of voor de mensheid De mens kan niet andersHij verwacht Ook de christen leeft in verwachting. Maar zie nu het verschil. De wereldse mens verwacht iets. Meer kan hij niet zeggen dan dat onbestemde, onpersoonlijke: iets! Maar de christen verwacht Iemand. Hij verwacht Hem, Die de fon tein van alle leven, van alle schoonheid, van alle zaligheid is: God! Hoor de zanger van Ps. 130: ik. verwacht de Here! Sta bij deze eenvoudige, vrome woorden eerbiedig stil. De Here ver wachten kan alleen de ziel, die met God volkomen verzoend is, en Hem liefheeft boven alles. De natuur van de mens is, God te ontvluchten, zoals Adam deed, toen hij zich verborg in het midden van het geboomte van de hof. De aard van de mens is, God weg te denken uit zijn leven, en te doen of God er niet is. Zalig, die God verwachten durft; die God gevonden heeft als zijn hoogste geluk. Dit is de voorwaarde van de vrome adventsverwachting. Ge kunt God niet verwachten, wanneer u Hem niet hebt. U moet Hem hebben ontmoet in Zijn eigen heilig Woord, in Zijn Evangelie, in Zijn beloften. U moet Hem hebben ervaren in uw eigen hart, waarin Hij woning- kiest als in Zijn tempel. Dan mag u Hem verwachten. De oudtestamentische vrome verwachtte Hem in het vlees op aarde. Wij mogen Hem verwachten in heerlijkheid, uit de hemelen. Maar om God zó te verwachten uit de hemel, is het nodig, dat u Hem eerst in Bethlehem zoekt. Daar moet u zich buigen over de kribbe, en uw oog vestigen op het Kind, dat gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Zijt ge verloren? Zoekt u soms de wereld en het aardse geluk juist daarom zo gretig, omdat u weet innerlijk arm en alléén te zijn? De mens zonder God is een mens zonder vrede. U bent verloren, als u Jezus niet hebt. Beschaamd worden allen, die het geluk van dit leven verwachten. Maar die de Here verwachten, putten nieuwe kracht. Ze varen op met vleugelen als arenden. Ze lopen, maar worden niet moede. Ze wandelen, maar worden niet mat. Maranatha! Jezus komt! K. J. K. De Utrechtse Kerkbode had onder de rubriek Kerknieuws een klein berichtje, dat niet direct opvalt, maar dat toch wel „leerzaam" was. Hier volgt het dan Niet eens samenzingen? Op ondub belzinnige wijze heeft de kerkeraad van de Chr. Geref. Kerk van Werkendam het verzoek afgewezen met de Her vormden en Gereformeerden een Kerst- zangdienst te organiseren." Als iemand van gedachte mocht zijn, dat ze in Werkendam niet „durven", dan wordt hij door dit berichtje ineens gene zen. Kort en krachtig: geen samenzang met broeders en zusters uit andere Kerk- formatie. Eigenlijk moeten we dat „ge- broeder" hier maar weglaten, en koud en kil zettenmet „lieden" uit andere ker kelijke kring. Over de reden tasten we in het duister. Het zóu kunnen zijn, dat die „andersden kenden" te hard zingen, of een tikje te vlug, zodat er enige zorg kwam, of men in dat grote koor de tred kon bijhouden, of mogelijk overstemd werd. Een andere mogelijkheid is dan gele gen op het terrein van de „beginselen". Deze brengen in de kringen der Geref. gezindte soms merkwaardige gevolgen. Zo hoorden we onlangs van een zangver eniging, waarvan men slechts lid kon wor den, wanneer men tegelijk lid was van één bepaalde kerk. Ja, je kunt soms niet weten, wat er van zingen zo al komen kan. Als zo bij ogenblikken de zangers de aangezichten der zangeressen komen aan te zienDe muziek, die dan ach ter het versje aankomt, is dan voor ieder even aangenaam. Maar, deze „angst" zal bij het vermelde besluit wel niet hebben voorgezeten. We moeten haast wel tot de slotsom komen, dat bedoelde kerkeraad het niet verant woord achtte, om daar zó maar met an deren te gaan zingen. Dit zal dan geleid hebben tot het besluit, met het oog op de bewaring der kudde. Zo kun je wel in 1955 leven, en er toch vér van verwijderd zijn. Wanneer een Kerstzangdienst onder Christenen tot de onmogelijkheden behoort, dan zal de roeping van de Vredevorst voor deze tijd wel eigenaardig worden uitgelegd. Héél wat sympathieker doet een artikel aan in het Geref. Kerkblad van Drente en Overijsel, over: Hervormd-Gerefor meerd. Het is te lang om over te nemen. Maar, hier spreekt een warm begrip voor de kerkelijke toestand heden ten dage, waarin zeker niet het devies moet zijn: sluit de vensters, want er gaat „een an dersdenkende" voorbij. De schrijver wijst op de worsteling in de Herv. Kerk, op het feit, dat ook daar van vergaderen dóór èn werken van de Christus mag gesproken worden, naast de eveneens niet te miskennen waarheid, dat de Christus der Schriften zowel in Zijn profetisch als Koninklijk ambt niet alge meen en in alle gemeenten wordt aan vaard. Ds G. N. Lammens verzoekt ons plaat sing van de volgende regels: Van verschillende goede vrienden in Zeeland kreeg ik brieven naar aanleiding van de Axelaria, die Ds D. J. Couvée geschreven heeft over de samenspreking van het Zeeuwse Afdelingsbestuur en de predikanten. Het is hier niet de plaats om over deze artikelen te polemiseren. Wel wil ik hier graag verklaren, dat wij het betreuren, dat Ds Couvée over een besloten vergadering artikelen heeft ge schreven. In mijn rubriek „Dingen, waar over je wilt praten" in het Gereformeerd Jongelingsblad hoop ik op de Axelaria nader in te gaan. Belangstellenden en vragers mag ik daarheen wel verwijzen. G. M. Lammens. Hij eindigt met te zeggen: „dat we „moeten beseffen en beleven, dat wij el kander nooit mogen loslaten, zolang men „nog met ons te doen wil hebben. Het „naaste doel is niet kerkelijke eenheid „deze binnen afzienbare tijd mogelijk ach- „ten is m.i. een hersenschim maar het „steunen van elkaar in de goede strijd, „het kweken van een juist begrip voor „eikaars bedoelen en inzicht, en het be vorderen van een christelijk en daarom „vriendelijk nevens elkaar leven". Met deze laatste aangehaalde woorden kunnen wij m.i. allen accoordgaan. Zij getuigen er van, dat er in het hart iets „gaande" is, om temidden van de gebro kenheid der kerk bij elkaar te zoeken naar wat het beginsel der kerk is. Als het boek Openbaring ons voorhoudt, dat ze van allerlei geslacht en volk en taal zullen sa menkomen tot het zingen van het gezang van Mozes en van het Lam, dan zal een kerkelijke beoefening van de samenzang ter ere van het Lam, om onzent wil arm geworden, werkelijk geen kwaad doen. Waar ziet men toch de „onmogelijkhe den'', om hiertoe eens gemeenschappelijk op te trekken Als het Christelijk lied beslag legt op de schare, en men stemt met elkander sa men om zich zingend te verblijden over het feit van het komen Gods in het vlees, laten dan toch alle kerkeraden zeggen: verderf het niet, er is een zegen in. Wij moeten niet terug in het leven, maar vooruit. En, dat vooruit is het sein van. de opmars naar e$n toekomst, waar niemand van ons zich een rechte voorstel ling van kan maken. Eén ding kunnen we wél zeggendat er tijden zullen komen, waarin het verlangen naar eikaars kracht en hulp uit de omstandigheden zal ge boren worden. De vreugde in het nieuwe Jeruzalem kan er alleen maar bij winnen, wanneer de zangers daarginds ook in deze wereld tot de samenzang voor Jezus Christus worden opgeleid. Daaruit valt voor een juister verstaan van elkaar meer te ver wachten, dan van zulk een onbegrijpelijke afwijzing tot medewerking aan een ten volle verantwoord bedrijf. Zulke „gebeurtenissen" zijn wel van kleine afmetingen. Wanneer het een symptoom is van een bepaalde geestesge steldheid, dan valt er nog heel wat te doen, en bij te werken. Dan is het ver klaarbaar, dat bij zulk een houding de toenadering in de Geref. gezindte niet als te behandelen agendapunt voor 1956 kan worden gesteld. Dan blijft het ronddraai en in een noodlottige cirkel, tot schade voor zichzelf èn voor anderen. Maarnatuurlijk onder voorbe houd, dat dergelijke principiële overwe gingen opgang deden. Je weet het natuur lijk nooit: die zangeressen van de over zijde Liever is mij het opschrift van de bun del: Kun je nog zingen, zing dan mee! C. St. We weten 't best. Maar willen we er aan? Ds Jonker sprak van asphaltgemeen- schap, die zou doorwerken tot in de kerk. Deze typering lijkt mij, die niet geheel onbekend ben met het grote stadsleven, zelfs voor onze gereformeerde Amster dammers onbillijk. Veeleer omgekeerd. Rotterdammers en Amsterdammers zijn over 't algemeen 'n hartelijk, hulpvaardig slag mensen. Bij 'n intree van 'n nieuwe predikant heetten de inwoners van de Maasstad steevast zelfs domineeslievendDat kan bijv. van Arnbo, waar men zijn vierde dominee al wegjaagt, niet zeggen Ge moet juist in die grote steden eens 'n echte volksschool zien uitgaan. Dan merkt ge hoe deze stadskinderen hangen aan de arm van de juffrouw of de mees ter. Ze geven zich veel meer. Ze zijn on gegeneerd. Ze dragen het hart op de tong. De meester komt alles te weten „van thuis". Ze zijn veel meer „open". Ze heb ben behoefte aan gemeenschap en zijn daarom voor 'n vriendelijk woord, voor 'n vriendelijke daad zeer ontvankelijk. Veel en veel toegankelijker dan de dorps mens met zijn voordeur veelal op slot. Wie ze bezoekt, hééft ze niet altijd. Maar hij kan ze krijgen. Zowel de communist als de Jehovahgetuige. Doch wórden de mensen in de grote steden door onze predikanten en ouderlingen en andere kerkleden nog voldoende bezocht Voorop sta, dat ik niet twijfel aan de werkkracht van velen in onze grootste steden. Hoeveel uren, dagen soms, wor den daar ook door allerlei vrijwilligers geofferd in dienst der kerk. Maar, worden al die uren steeds doel matig besteed? Daar begint nu juist mijn twijfel. Want vooral de grote stadskerken dzvingen tot steeds meer vergaderen en nog eens vergaderen, 's avonds en over dag vaak tot allerlei commissiewerk en opstellen van rapporten. En dan weer het bestuderen daarvan Wij hebben hier in Zeeuws-Vlaanderen negen kerken. Maak van die 9 één grote stadskerk en het vergaderen zou niet van de lucht zijn. Nu we gelukkig allen afzonderlijke parochies met afzonderlijke kerkeraden vormen, heeft de predikant van Zaamslag niet met elk wissewasje in Aardenburg of Hoek te maken. Ieder dopt zijn eigen boontjes. Eerst als het niet meer gaat, komt het op de classis en dat pas na drie maanden. Meestal is dan 'n kleine moei lijkheid in eigen parochie al vanzelf op gelost of vergeten. Stel echter, dat al die 9 kerkeraden zoals in Amsterdam elke week samen kwamen, dan zouden ze ook, noodgedwongen, wel kennis moeten ne men van alle bijzonderheden in Axel en Terneuzen enz. Het waren dan immers ook de zaken van die éne grote Zeeuws- Vlaamse kerkeraad. Dat is de jammer juist van de grote stad met zijn kerkera- den van 150 en meer man. En de opeen hoping van kerken ook in één classis, vermenigvuldigt niet minder het aantal classicale kwesties van allerlei aard. Dus nog meer vergaderen, nóg meer commis sies, nóg meer gerapporteer en gestudeer. Daarom is er slechts één oplossing, waarover ook al eindeloos is gepraat, ge rapporteerd en weer uitgesteld: radicale kerksplitsing, parochiestelsel. Overal een kleinere gemeente met één predikant, die niet rowdpreekt, maar steeds op zijn kan sel, zijn gemeente tracht te bouwen in het allerheiligst geloof. Wie steeds dezelfde bakker heeft, loopt niet dadelijk naar 'n ander, als het brood eens 'n keer minder naar zijn smaak uitviel. Doch wie zeven of tien verschillende bakkers heeft, is het straks niet meer naar de zin te maken. De één bakt te zwart, de ander te nat, enz. Hoe goed herinner ik mij mijn jon genstijd, toen zeventien predikanten mij ten dienste stonden in de Hervormde ge meente van Rotterdam. De kerkbode kwam en je keek. In de dichtstbijzijnde kerk preekte ds A., die de vorige maal niet meegevallen was. Nee, daar waagde je je dus niet aan. Maar in de volgende kerk preekte ds B., met die

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1