NOTULEN
De Fontein
van alle GOED
Als getemperd vereerder van mijn rec
tor, uit gevoel voor rechtvaardigheid,
klom ik in mijn gymnasiastenpen en
schreef ongeveer zo: „Als hier of daar
slechts 'n zoveelste A.B.C.-boekje op ge
reformeerde grondslag verschijnt, beveelt
ons jongelingsblad dit als het nee plus
ultra luide aan. Nu echter voor het eerst
'n groots opgezette christelijke letterkunde
uitkomt, zwijgt ons blad dit standaard
werk dood. Waarom? Nu ik toch schrijf,
besloot ik, wil ik ook eens signaleren dat
onze vriend Jan Schouten, o.a. „De eigen
dom in de Pentateuch", het voor ons veel
te geleerde proefschrift van dr van Es,
aanbeveelt als bron. Ik geloof graag dat
hij al dat Hebreeuws, Grieks en Latijn
aan kan. Maar wie van de doorsnee-jon-
chelingen
Dit alles is 'n zeer vrije en verkorte
weergave van wat ik toen uit de volheid
van mijn verontwaardigde jongenshart
van zeventien neerpende.
Wat deed de hoofdredacteur
Hij knipte mijn „Ingezonden" eenvou
dig in tweeën. Deponeerde de eerste helft,
mijn aanval op hem zelf als partijdig re
censent, in zijn veel omvattende prulle-
mand, en liet de tweede helft, nu gelij
kend op 'n onooglijke staart zonder kop
of romp, royaal afdrukken, omdathij
blijkbaar „vriend" Jan Schouten", één
der toenmalige 20 opposanten tegen zijn
beleid, wel eens graag door 'n derde in
't zonnetje zag gezet.
Ik heb later als predikant te Ridder
kerk „collega" Vonkenberg te Zwijn-
drecht als 'n heel ander, uiterst hoffelijk
gastheer leren kennen en denk thans ge
matigder over wat ik toen schreef
doch mijn voorbeeld is er één uit vele
vrije jeugdvorming? Mondig? Gene
raal Vonkenberg regeerde op zijn bonds
dag met zijn knallende volzinnen de jon
gelingen straffer dan Kuyper in zijn glo
riedagen zijn deputaten. Ik keur voor die
begintijd ook niet meer zo onvoorwaar
delijk af, hoewel ik bezwaren houd tegen
zijn manier van drillen en polemiseren,
ook bijv. tegen „de Blikslager" van het
hem zéér onwelgevallige „Ons Tijd
schrift", waarvan juist weer redacteur
was ónze rector dr van der Valk.
Doch onze vrijheid onder deze grote
organisator en dictator was uiterst broos.
Wie niet precies dacht als hij, was spoe
dig gebrandmerkt als zijn tegenstander.
Zo geloof ik dat de echte jeugd vorming
er wel eens onder leed.
De J.V., die zich zelf destijds ook se
rieus onder toezicht stelde van de plaatse
lijke kerkeraad, stond ook onder toezicht,
ofschoon ik de predikant, ds van den
Brink, slechts éénmaal en dat op 'n jaar
feest er heb gezien. Ook tóén „kwamen"
evenals in het huidig rapport (zie blz. 5)
„de ouderlingen er beter af dan de predi
kanten". Zo gaat dat gemeenlijk. Er ple
gen nu eenmaal overal meer ouderlingen
te zijn dan de eenzame predikant. Zo
komt het dat de goede werken van 4 tot
10 ouderlingen, tegenover 'n J.V., het al
tijd winnen van het weinige, dat zelfs de
gewilligste dominee op z'n eentje leveren
kan. Onder die vele „oudsten" is er licht
weer eens één, die zeg één Zondagavond
in zijn gezin kan of wil worden gemist.
Zij die nooit gaan, worden niet zoals hun
predikant apart met 'n kwade noot ver
eerd, Ook dit is weer één van die onop-
Als alle scriba's de notulen der kerke-
raadsvergaderingen zo nauwkeurig bij
hielden als destijds de scriba van Middel
burg en thans mijn tegenwoordige scriba
te Hattem, dan was er geen vuiltje aan
de lucht.
Notulen kunnen van kerkhistorische
betekenis zijn.
Wie later iets weten wil van de geschie
denis der kerk in het algemeen, of van
uw plaatselijke kerk, moet bij de notulen
van de kerkeraadsvergaderingen terecht
komen.
Het heeft mij getroffen, dat onze „va
deren" op dit punt niet zo erg precies
waren.
Ik moest een en ander weten over de
geschiedenis van de kerk van Hattem, en
raadpleegde daarvoor het oudste notulen
boek, dat met gouden letters de titel
draagt„Handelingen des kerkeraads der
gereformeerde gemeente van Hattem se
dert derzelver afscheiding van het Ned.
Herv. kerkbestuur 21 November 1835".
De inhoud er van is nogal teleurstel
lend
Over het algemeen zijn deze notulen
zó kort geformuleerd, dat men zich af
vraagt, wat er eigenlijk gedaan is. Niet
temin moeten de vergaderingen vrij lang
geduurd hebben, want men komt nogal
eens dit „artikel" in de notulen tegen
„ter onderlinge stigting en verpozing wor
den enkele psalmen gezongen". Voor de
rest bevatte de notulen, behalve nogal veel
tuchtzaken, meest wat wij „kleingoed"
zettelijke, maar ondoordachte onbillijkhe
den.
Ik neem het ook broeders ouderlingen,
van wie de grootste meerderheid pracht
kerels zijn, die met vaak grote zelfver
loochening week aan week gratis 'n berg
werk verzetten, zonder veel dank van de
pefsonen of gezinnen die juist de meeste
zorg kosten. Zou de jeugd de tegenwoor
digheid dier „oudsten" werkelijk steeds
zo op prijs stellen? Waarom ontbreekt
dan juist de jeugd steeds weer.... bij
het huisbezoek?
Zou het daarom niet goed zijn geweest
vooral in de plaatsen, waar de J.V. klaag
de, zich als enqueteur ook eens in de pas
torie en bij enkele broeders ouderlingen
te vervoegen Het rapport zou er aan
volledigheid en wederzijds begrip door
hebben gewonnen.
En nu het resultaat van vroeger en nu
Over statistiek beschik ik hier niet.
Slechts over indrukken opgedaan in
mijn jonge jaren o.a. te Rotterdam, Ouds
hoorn, later in Ridderkerk, Meppel, Brus
sel, Gent, Hillegersberg, Helmond en
Helenaveen gedurende jaren of maanden.
Indrukken ook, gegrond op gesprekken
tijdens vroegere lezing-tournées door het
hele land. En dan moet ik verklaren, dat
het vroeger ook lang niet meeviel, on
danks dat veel beter ging of leek.
Ik beperk mij tot één voorbeelddie
uitnemende J.V. te Rotterdam. Daar werd
door velen gestudeerd. Salomo was er
thuis. „De beginselen" werden onderzocht
en aangeprezen. Als ik nog denk aan de
omvangrijke zoon van onze concierge, die
vooral bij de behandeling van de Catechis
mus 'n goed stuk werk leverde en in zijn
vervoering heel zijn gestalte en ook ons
jongeren wel eens meetrillen deed.
Doch de zeer welbespraakte voorzitter
bijv. is later tot totaal ongeloof vervallen.
Waardoor In elk geval ondanks zijn op
de J.V. verworven extra kennis van de
gereformeerde principes. Van de drie
schranderste leden, ieder voor zich be
gaafd met 'n groot verstand en studielust,
is er eigenlijk maar één „normaal" gere
formeerd gebleven. De tweede ging later,
waarschijnlijk mee onder druk van zijn
ook al zo „geleerde" en principiëel groot
gebrachte vrouw, over naar het z.g. her
steld verband van dr Geelkerken. De der
de werd ergens zelfs ouderling, maar
wist, voor het eerst vader geworden, zó
weinig de blijdschap onzer gezonde leer
op dit stuk te beleven, dat hij eigenlijk
radeloos bij zijn dominee zijn eersteling
aangeven kwam. Alsof hij ook zich zelf
als 'n schuldige melden kwam!
Wat ik er mee zeggen wil
Men prijze niet te veel het verleden en
late zich niet moedeloos maken door het
zeer onvolmaakte heden.
Men verwachte niet te véél van de
J.V.'s.
Het lijkt soms of men Opzoomers uit
spraak reformeren wil totbouw J.V.'s
en ge kunt de sêcten en dwalingen wel
sluiten. Er is altijd nog zo iets als aanleg
en karakter.
Telkens weer blijken wij het te ver
wachten haast meer van intellect en ont
wikkeling dan van de werking van de hei
lige Geest, die gebeden wil zijn!
Jeugdvorming door Woord en Geest.
D. J. C.
zouden noemen. Zo werd op een verga
dering bepaald, dat de ambtsdragers, die
van de kerkeraad wegbleven zonder op
gaaf van wettige reden, 25 cent boete
moesten betalen, en zij die meer dan een
kwartier te laat kwamen 5 cent, te stor
ten in de armenkas.
Merkwaardig
Deze mensen die onder de boeten van
de overheid als 't ware bedolven werden,
omdat ze vergaderingen belegden van
meer dan 20 personen, gingen elkaar ook
nog beboeten. Dat werd blijkbaar niet
door iedereen genomen, want in het zelfde
notulenboek lees ik het volgende
„Dewijl de broeders G. Boer en G.
Kroeze thans tegenwoordig en in de vo
rige vergadering niet tegenwoordig waren
geweest, zoo werd hun naar de oorzaken
gevraagd waarom zij toen waren terug
gebleven. Toen de broeders dezelve had
den kenbaar gemaakt, zoo is door de prae-
ses overeenkomstig art. 4 der notulen van
19 April in omvraag gebragt, of deze
broeders wettige reden van verschooning
hadden aangevoerd dan of zij de boete
moesten betalen.
Sommige leden der vergadering, mer
kende dat de aangeklaagde broeders door
de meerderheid der vergadering stonden
schuldig verklaart te worden, konden
hun ongenoegen niet langer verbergen en
begonnen hetzelve op een onchristelijke
en onbescheiden wijze tot veler smart
luide te openbaren, waardoor een leven
dige discussie onder verscheidene aanwe
zigen tegen malkander ontstond, welke
van weerszijden niet altijd in den geest
der liefde gevoerd werd. De vergadering
tot de orde teruggeroepen zijnde, zoo deed
de praeses om alle scheuring en twist zoo
veel mogelijk voor te komen, de vraag of
voornoemd artikel van kracht zou blij
ven, of vernietigd worden, waarop de
meerderheid om des vredes wil voor het
laatste stemde. Daarna werden de broe
ders bovengemeld opgewekt tot getrouwe
waarneming van hun dienst."
U merkt dus dat de geschiedenis van
de geboorte en het sterven van een artikel
over boeten aan ontrouwe kerkeraadsleden
nogal uitvoerig en levendig wordt be
schreven. Wat echter de geesten in die
jaren van strijd en vervolging en moeite
bezig hield, vindt in de notulen niet of
nauwelijks weerslag. Zo zouden wij wel
graag eens willen weten, hoe de kerk
diensten toen werden voorbereid en ge
organiseerd. U weet dat een oude Na-
poleantische wet het vergaderen van meer
dan 20 personen verbood uit politieke
overwegingen, en dit werd nu zonder
meer toegepast op de godsdienstsamen
komsten der „afgescheidenen". In het ge
noemde notulenboek lees ik nu wel, dat
eens de ouderlingen werd opgedragen de
gemeenteleden op te wekken ook die ver
boden vergaderingen te bezoeken een
oproep tot heilige ongehoorzaamheid
dus maar over het hoe en wat wordt
verder in alle talen gezwegen.
We hebben, van zulke vergaderingen
wel ooggetuigeverslagen van „spionnen",
maar erg objectief zijn die natuurlijk niet.
Zo vertelt een zekere O. van Tincht het
een en ander over een kerkdienst die hij
heeft meegemaakt van Ds Scholte in Poe-
derooyen in de Bommelerwaard. O.a. dit
dat de voorzang „werd gevolgd door een
voorafspraak en gebed van vrij langer
adem. In alles straalde de kleur van over
drevene regtzinnigheid door, of liever on
gepast gebruik van de leer der voorbe
schikking gemengd met kwalijk geplaatste
oosterse beelden". Het verslag eindigt als
volgt
„Het verwonderde mij ten hoogste dat
de man gedurende derdehalf uur on
der eene brandende zonne, onbedekt van
hoofd, zoo luid en zoo druk van gebaren
heeft kunnen spreken, zonder verpoosen.
Zulk doen brengt de nadeeligste gisting
in de gemoederen, waarvan de gevolgen
niet zijn te berekenen, en zulke groote
zamenvloeging van menschen die nu nog
rustig afloopt, maar die de kiem van
volksberoering in zich bevat, moest dunkt
mij met vasten ernst gestuit worden".
U merkt wel, een bepaald vriendelijke
stemming tegenover de afgescheidenen
puilt hier niet naar buiten.
Men was toen trouwens niet anders
gewend.
Reeds in Juni 1835 schrijft de toenma
lige burgemeester van Hattem in een of-
fiële brief aan de Gouverneur van Gel
derland over Ds A. Brummelkamp te
Hattem als iemand, behoorende tot de
secte van den ontzette predikant
Scholten, de gerugtmakende De Kok en
Van Velzen". „Deze man oefent door zijn
prediking eene niet geringe invloed uit
op de min verlichte en onkundige menig
te."
Als wij bedenken, dat onder deze „min
verlichte en onkundige menigte de geeste
lijke vaders waren van hen die uit eigen
middelen de christelijke scholen tot en
met de Vrije Universiteit hebben ge
bouwd, glimlachen we even om Zijn Edel
achtbare. De kerk zou in de nacht der
„verlichting" (ik bedoel dit precies zoals
het er staat: de nacht der verlichting)
zijn verdwaald en omgekomen, als deze
min verlichte menigte niet geweten had:
Uw Woord is een licht op mijn pad, en
een lamp voor mijn voet.
Uit eigen familieoverlevering ken ik
ook nog zo'n staaltje van vijandschap te
gen de „afgescheidenen".
Ik kom daarvoor nog even weer op het
notulenboek terug. Ds A. Brummelkamp
is in Hattem opgevolgd door Ds H. G.
Poelman. De notulen vermelden met geen
woord iets van het afscheid van Ds Brum
melkamp, noch van een uitgebracht be
roep op Ds Poelman. Toch moet dit ge
beurd zijn, want op een gegeven moment
duikt de naam van Ds H. G. Poelman in
de notulen op, en hij zit op de voorzit
ter szetel alsof hij er altijd gezeten had.
Die initialen H. G. duiden de naam
Herman Gerhardus aan, want ik weet
uit het feit dat deze naam nog voortleeft
in mijn familie, want Ds H. G. Poelman
was mijn overgrootvader van mijn vrouws
kant.
De huisvrouw zijner jeugd, onze over
grootmoeder dus, was de dochter van een
liberale Groninger boer. En deze was der
mate verbolgen dat zijn dochter met een
„afgescheiden dominee" trouwde, dat hij
haar kort en goed onterfde. Het geld dat
zijn dochter anders gekregen zou hebben,
stelde hij ter beschikking van de kerk
voogden der Ned. Herv. Kerk te Uit-
wierde (Gron.), om een kerktoren te res
taureren. Wie nu iets weet van de men
taliteit van de liberale Groninger boer,
dat het allerlaatste wat deze met z'n goeie
geld doen zal is het te besteden voor res
tauratie van kerktorens, kan begrijpen
welk een diepe haat deze man heeft be
zield tegen de afgescheidenen.
Het „offer" voor de kerktoren was een
offer uit haat!
Behalve smaad hebben de mensen die
een eeuw geleden de Gereformeerde Kerk
uitmaakten ook vervolgingen en boeten
moeten ondergaan. Ik heb daar al even
over gesproken.
In het notulenboek van Hattem vind ik
daarover een kostelijke en ontroerende
aantekening van Ds Brummelkamp. Plet
is eigenlijk alleen maar een „zakelijke
rekening van uitgaaf en ontvangst. Er is
ontvangen ƒ449,56, maar niet alles aan
geld. Er is ook een post: 4 gouden ringen.
Daar hebt U het offer der liefde.
Er zijn er een paar geweest, die geen
geld meer hadden, en die toen hun
gouden ring van de vinger trokken
en in de collectezak gooiden. En waar is
dat geld voor besteed Dat staat aan de
andere kant verantwoord bij de uitgaven.
Eerst een hele rij„schadevergoedingen
aan huizen", en dan een rij voor „militai
ren". U moet bij dat laatste niet denken
aan Pit of zo. Verschillende gemeente
leden kregen inkwartiering van militairen,
vanwege die oproerigheid van de „afge
scheidenen" weet U. En nu begrijpt U
ook de post „schadevergoeding aan hui
zen" als die militairen wegtrokken, was
er blijkbaar een en ander geruïneerd. Hier
ziet U naast het offer de gemeenschap
der heiligen. Men was van oordeel, dat
dit gemeenschappelijk moest betaald wor
den. Men liet er de gedupeerden niet al
leen voor opdraaien. Niemand zeigeluk
kig dat ik geen inkwartiering heb, en
voorts: ga heen en word warm. Vandaar
die 4 gouden ringen!
Als wij in de beurt van die „vaderen
der scheiding" komen lopen we gevaar,
deze mensen te idealiseren. Sommigen
doen dat. Die oude afgescheidenen waren
in hun ogen halve of driekwart heiligen.
Alles was toen best, en nu is alles afval.
Geen sprake van natuurlijk!
Men kan ook de andere kant uit. Dat
komt tegenwoordig meer in de mode. Dit
namelijk, dat er van die oude heren niets
deugde. Dat gedweep met die „vaderen"
is maar larie zeggen zij, die als maar lon
ken naar andere kerken, en die geen snars
meer weten van de geschiedenis van hun
kerk, en die derhalve ook niet meer lief
hebben.
Dit is de andere eenzijdigheid.
De naakte waarheid is, dat die mensen
even verkeerd en zondig waren als wij.
Het zal wel geweest zijn als met de zeven
kerken in Klein-Azië: er was licht en
donker. Maar dat het toen ook geen kerk
zonder vlek of rimpel was, daar kunt U
wel zeker van wezen. En daar wil ik U
een volgende keer nog wel wat van ver
tellen. H. V.
Wat hebben Gods kinderen een onbe
zorgd leven. Tenminste wanneer zij wer
kelijk gelovendat God hun Vader is om
Jezus' wil.
Ze mogen met al hun noden en zorgen
tot Hem gaan. Hun „bekommernis", al
wat hen bezwaart, mogen zij op God af
wentelen. En voorts geloven, dat hun he
melse Vader het „maken" zal.
„Hij zorgt voor U", lezen ze in hun
bijbel. En daarom, hoogconjunctuur of
crisitijd: zij vouwen hun handen en vra
gen voor één dag tegelijk: Onze Vader,
Die in de hemel zijt, geef ons heden ons
dagelijks brood.
Want het behoort tot Gods Vaderschap
om voor Zijn kinderen te zorgen. Het
behoort tot de weldaden van het genade-
verbond, dat God ons in ons aardse leven
draagt en helpt. Ook daarvoor is Chris
tus gekruisigd!
We krijgen de genade Gods niet alleen
in de vorm van allerlei toezeggingen over
vergeving en eeuwig leven.
Maar die vergeving en dat leven wor
den tastbaar in het brood op ons bord.
De genade Gods op tafel!
Gods kinderen zetten hun tanden in
Gods genade, wanneer zij hun tanden
zetten in het brood, dat God geeft. Want
zij weten: het is om Christus' wil van
God gegeven, het is genade brood.
Het is nog altijd zo dat God ons leven
onderhoudt. Dat doen wij zélf niet, ook
al verbeelden wij ons vaak van wél.
Als God Zijn hand niet open doet, is
er geen brood voor de eter en geen zaad
voor de zaaier.
De eigenlijke „productie" is een godde
lijk geheim.
Dat er „vermenigvuldiging" is in het
rijk van planten, dieren en mensen, dat