S)e Stervorming VELE MALEN Jfxelaria MEDITATIE Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 18 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoof. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 28 OCTOBER 1955 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. „Maar zij riepen U weer aan en Gij hoordet uit den hemel en rcddet hen naar Uzv barmhartigheid, vele malen." Neh9:28) In Nehemia 9 zijn we er getuige van hoe „het overblijfsel" van Israël boete doet over de zonden der vaderen en over eigen zonden. Heel het verleden van Israël passeert hier de revue. Endat verleden wordt allerminst geïdealiseerd, integendeelOnomwonden wordt toegegeven dat de vaderen telkens weer eigen wegen gingen en zich van de Here noch van Zijn geboden iets aantrokken. Doch wanneer ze dan daardoor in de ellende kwamen, gingen ze weer roepen tot de Here endan hoorde Hij. Ja, dan was er altijd weer het wonder, dat Hij naar hen hoorde en zich over hen ontfermde en hen weer verloste uit hun nood. Dit hoofdstuk staat dan ook niet in de Bijbel om ons te laten zien hoe slecht de kerk van de oude bedeling was, maar om ons onder de indruk te brengen van de onbegrijpelijke grootte van Gods geduld met Zijn volk. Nooit zei Hij„Nu is het meer dan genoeg geweest". Hij heeft niet „voor goed met hen afgerekend" (vs. 31). De keren, dat de Here zich door hen liet verbidden, zijn eenvoudig niet te tellen. Als het over blijfsel daarop terug ziet, kan het alleen maar getuigen: „vele malen". En het in dit hoofdstuk dominerende woord is: barmhartigheid. Wij moeten de vaderlandse geschiedenis, noch de kerkgeschiedenis, noch onze persoonlijke geschiedenis ook maar niet idealiseren. Mensen, die de neiging hebben om dat te doen en te dwepen met „de vaderen" of met „die goeie ouwe tijd", moeten Nehemia 9 maar eens lezen. Neen, het is bij óns nooit anders dan „de schouder er dwars tegen in zetten" (vs. 29), maar bij de Here is het „vele malen" genade! Daarin en daarin alleen ligt ons behoudHierin, dat LIij „vasthoudt aan het ver bond" (vs. 32), dat onze Heer besloten heeft toen Hij riep: „Het is volbracht Echter, laten wij ons niet vergissen! „Vele malen" is niet „einde loos" Vele malen heeft Christus de kinderen van Jeruzalem geroepen, maar tenslotte heeft Hij hen overgelaten aan zichzelf, en dat betekent: aan het verderf. Doch wie kent het berouwvol terugkeren tot de Here, die mag de vinger leggen bij het „vele malen" van Nehemia 9 en getroost zijn. Want als de Heiland van ons vraagt, onze berouwvolle broeder 70 maal 7 maal te vergeven, dan kan Hij dat doen omdat de Fiere óns 7000 maal 7 maal vergeeft. En dat is voor ons menselijk besef toch weer„eindeloos" Boven dit hoofdstuk staat in de Nieuwe Vertaling: „Dag van boete en bede". Er had ook boven kunnen staan„De mateloosheid van het goddelijk-geduld". Inderdaad, Nehemia 9 schildert ons een landschap met donkere wolken en striemende regen van de zonden der kerk, maar dwars daar doorheen zendt de zon der goddelijke genade haar gouden stralen, zodat de boog van zijn verbond glanst van kim tot kim. En van 'n dergelijk landschap keert niemand zich met huiver af, maar wordt 'n klein mens wèl stil onder de diepe indruk van de ma jesteitelijke grootsheid! Werkelijk, „het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat wij niet om gekomen zijn, want zijn barmhartigheden houden niet op, eiken morgen zijn zij nieuw, groot is Uw trouw!" (Klaagl. 3:22.) „Vele malen" heb ik gezondigd. „Vele malen" hebt Gij mij vergeven. Groot is Uw trouw, mijn Vader Terneuzen. H. PESTMAN. Men kan de vraag stellen, of het geen vermoeiende bezigheid is, telken jare op hetzelfde terug te komen. De verhalen uit de Hervormingstijd zijn toch wel een beetje bekend. Ver dei- zijn er herdenkingsavonden, zodat de ge dachte kan opkomen, of het niet wat over dreven is, om de Hervormingsdaad van 31 Oct. 1517 ook in de pers te herdenken. Het antwoord daarop is eenvoudig. Het begin van grote gebeurtenissen kunnen wij niet vergeten. Flet feit van de Fler- vorming dringt zich aan ons op, bij elke kerk of kring, die op de Reformatie te ruggaan. Daarnaast mag nog genoemd worden de belangstelling, die van R.K. zijde de laatste jaren aan de Hervorming en de daaruit voortgekomen kerkelijke ontwikkeling, wordt besteed. Rome tracht zowel zielkundig als dogmatisch het ver schijnsel van de Reformatie na te gaan, om dan haar zienswijze te geven. Dan spreekt het vanzelf, dat de kerken, die God danken voor het werk der Her vorming, in de eerste plaats geroepen zijn, van Luther's daad te blijven spreken. Te meer, daar we tegenwoordig niet bepaald mank gaan aan sterke historische interes se. Men „gelooft" het wel, wat er eens gebeurd is, en werpt zich liever op het heden. Daardoor kunnen velen in het he den soms zo weinig uit de voeten, omdat ze te ver van het verleden zijn afgeraakt. Flet belangrijke in Luther's optreden zal altijd blijven, dat het Woord Gods door hem weer op de voorgrond kwam, en in eenvoudige prediking en catechisa tie tot de gemeente werd gebracht. Wij kunnen ons zulke omstandigheden niet eens indenken. Dat de Bijbel in de kerk vrijwel „zoek" is, en zelfs door per sonen van de „geestelijke orde" nauwe lijks werd gekend. Tegenwoordig hoort men wel eens andere klanken: Dat men aan de ene kant een beetje „verzadigd" is geworden, en er daarom vernuftige me thoden en middelen moeten gebruikt wor den, om de Bijbel weer voor het volk te laten spreken. Daar staan weer anderen tegenover, die zeggen: het Woord en de prediking „doen" het niet meer in deze tijd. Daar wordt „de mens" van het technische en het atoomtijdperk niet meer door aange sproken. Andere wegen moeten worden ingeslagen, zal de „massa-mens" nog ont waken. Bij zulke geluiden is een greep naar het verleden toch wel nuttig. Voor welke scharen kwamen Luther en de andere Re formatoren te staan. Mensen, geslagen in de ban van het bijgeloof, die voor 't me rendeel lezen noch schrijven konden. Die sociaal onder de druk der laat-Middel- eeuwse toestanden verkeerden, èn, voor zover zij tot „de groten" gerekend wer den, zich meer inlieten met de politiek of het humanisme, dan met de grote vraag, die Kerk èn enkeling niet met rust mag latende verhouding van de zondaar tot God. Van zondebesef kan ternauwernood worden gesproken, uitgezonderd de krin gen van de broederschap des „Gemeenen Levens". Hier en daar een enkele ziels- zorger in de verwereldlijkte Kerk, bang genoeg om zich duidelijk uit te laten. Want, de voorbeelden waren er, hoe Rome de afwijking van de Kerkleer wist te straffen. Juist toen is openbaar geworden de grote kracht van het Evangelie. Het bracht Luther zelf tot overtuiging, en schonk hem kracht, voor de waarheid uit te komen. Omdat het Woord hem zó aan God bond, en hij zóveel vond in Jezus Christus, dat hij daarvoor alles wilde trot seren. Ten diepste is de Reformatie het won der van het Evangelie. Het werkt als een zaad, en brengt de kracht van het ko ninkrijk in deze wereld. Daarom werd het Luther's gezegdevan het Woord moeten zij afblijven. Als het Woord maar tot heerschappij kwam, en tot de harten door drong. Het is dan ook opmerkelijk, hoe veel tijd de Reformatoren gaven aan per soonlijk Bijbelonderzoek, en Schriftuit legging. Op die manier wilden zij, dat de stem Gods uit de Openbaring weer door het volk zou worden beluisterd. De vrucht daarvan is gezien in de we deropstanding der Kerk. Tegenover de verzinnelijking van de eredienst en de verering van het menselijke, kwam de na druk te liggen op de geestelijke kracht van het Woord, en de gave van het ge loof. De uitbreiding der Kerk tegen de verdrukking in, bewees de waarachtige overtuiging. Men wist, waar 't om ging en durfde 't leven ten offer stellen, als maar het Woord Gods tot overwinning kwam. Wat verder dit reformatorisch terug grijpen naar het Woord betekende voor het gezin en de maatschappelijke samen leving, is bekend. Het Woord „deed" het in die dagen. Bij het terugdenken aan de Hervor ming zouden wij voor vandaag kunnen zeggenwaarom zou het Woord het thans minder doen dan vroeger? Natuurlijk moet de methode, waarmee wij te werk gaan, rekening houden met de tijd. Nu „staan" de mensen niet meer in de Kerk, als in Luthers dagen. De vragen van het leven zijn ook anders geworden. Maar, nog is het dezelfde kracht van genade, die door het Woord zich baan breekt naar het hart van de mens. In die overtuiging zullen wij dat Woord opnemen en bedienen. Waar vindt U scherper belichting van de mens in zijn „existentiële" nood, dan in het Evangelie Waar wordt duidelijker het proces der zonde getekend? Wanneer dan de Hei land gezien wordt, Zich neerbuigend tot de verworden zondaar, om Zichzelf be kend te maken als dé weg tot de Vader, dan roept het Woord tot de beslissing, die vooUelke tijd actueel blijft. N.I., of de mens „op de terugweg" zal gaan, dan wel, als zwerver blijven dolen. Wie in dit opzicht van het Woord ooit genoeg krijgt, die heeft het uitzonderlijke van het Evangelie nooit begrepen. Soms krijgt men deze indruk, als de vragen als maar aan de omtrek liggen, zonder dat het gaat om de persoonlijke verhouding tot God. Als het zoeken naar „verzoening", eerst met God Zelf, maar dan ook met ons „levenslot", ernst ge worden- is, dan wordt de vraag naar het Evangelie anders. Het is dan een levens kwestie van de eerste orde. Dit zal bij het nageslacht, uit de Re formatie voortgekomen, de belangrijke levensvraag moeten blijven. Daarnaast volgt dan, wat wij in kerkelijke zin met de erfenis der Reformatie moeten doen. Niet het vrij hoogmoedige denkbeeld koesteren, alsof wij alleen maar „Kinde ren der Reformatie" zijn, met natuurlijk de nodige slagbewegingen naar andere kringen. Waar dat gebeurt, daar is de vreugde om het Woord Gods wel uiterst gering. Enige studie van Calvijn, en zijn mild standpunt tegenover de Luther sen, kan dan genezend werken. Laten de Kerken, die allen teruggaan op het reformatorisch beginsel, zich af vragen, of het voor God verantwoord is, dat zij zó veelvormig blijven bestaan. En, laten wij, in het eigene, dat wij om het Woord Gods niet mogen prijsgeven, oog èn hart hebben voor „het andere", dat wij elders vinden. Elkaar verterende groepen zijn niet tot heerlijkheid van de Koning der Kerk! Maar, kinderen, die naar God verlangen, èn naar de overige familie, die, hoe vèr soms van hen verwijderd, toch de band der gemeenschap nog in één of ander op zicht bezitten; zulke kinderen geven er blijk van, dat het ideaal van het Vader huis zich aan hun geestesoog voor doet. En, wie weet, hoeveel goeds hieruit kan voortkomen, en hoe belangrijk het voor de toekomst kan zijn, dat de reformato rische Christenen voor het minst elkaar willen kénnen en erkennen, omdat zij ge loven in Christus, Die met Zijn arbeid van kerk-vergaderen bezig is! C. St. Bij dans en praet. Juist achter de spreker vlamde 'n jolig, gebrandschilderd raam, type Jan Steen in glas en lood, met op 'n wit lint wap perend daaroverheenBij dans en praet, hou middelmaet Daarom dan nu maar direct-over het bewuste rapport, dat veler antwoord be vatte op 13 vragen, gesteld aan 57 ver enigingen, onder het hoofd: Jouw ver houding tot de kerk. 'n Gewichtige kwestie, die echter op 18 verenigingen niet de gewenste interesse vermocht te wekken. „Opmerkelijk" wordt het geheten, dat „de jonge leden zich tijdens de bespre king afzijdig hielden". Zou het niet „opmerkelijker" zijn ge weest, indien vooral op onze vele dorpen de jongsten nog al het woord zouden heb ben gevoerd overhun „verhouding tot de kerk" 'n Biecht van tot zwijg zaamheid opgevoeden En dat in het openbaar Die jongeren kruipen op catechisatie en in de kerk in de regel zo ver mogelijk achteraan. Ze zitten niet graag naast „moe" of onder 't oog van de dominee. Want ze voelen zich om de drommel in hun eerste lange broek geen kleine kin deren meer en demonstreren dit door zich achter anderen te verschansen met King- pepermunt en 'n gefluisterd woord, éér over 'n beoogd vrindinnetje dan over hun verhouding tot de kerk. Hun ontwaken begint immers pas en dan éérst in het natuurlijke Hun verhouding tot de kerk Precies als tot hun bloedeigen moeder. Gezond, maar 'n beetje afwerend. Ze heb ben er nog nooit bepaald over na gedacht. Maar strijk ze vooral niet over 't haar 'n Beetje schaap- en schaamachtig. Komt best in orde, mits ouderen ze niet dag in dag uit lastig vallen met de gebreken van de kerk, waarvan ze dan zelf de grootste benebreken dreigen te worden. Er wórdt door jongens en niet alléén door hentoch zoveel nagepraat van zoge naamde jeugdleiders, die niets doen dan kankeren op ouderen en de kerk. Omge keerd, heeft naar mijn idee dr Schilder meer reclame gemaakt vóór Barth, dan dat hij succes heeft gehad in de dagelijkse bestrijding van deze Zwitser bij diens liefhebbers. Precies zoals m.i. dr Zuide- ma meer jongelui nieuwsgierig maakt naar de pornografische Sartre in boek, toneel en film, dan dat hij existentialisten in Nederland of Frankrijk van ongelijk overtuigt. De oude Kuyper dééd niet aan apolo getiek, maar wón door zijn positief geluid de jonge Theo Heemskerk en vele, vele anderen; en behield ze! Ik reken mij zelf onder hen. Onze jongelui raken veelal door 't permanent geschetter slechts ver ward. Ze denkenik ga daar bij die ver schrikkelijke Barthianen, existentialisten, Hervormden en doorbraakmensen toch 's 'n keer zélf kijken. En als ze dan Mis- kotte, Buskes, Niftrik en vele anderen als

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1