Met gezin J7xelaria MEDITATIE Het einde is beter Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland I ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 17 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 21 OCTOBER 1955 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Omstreeks deze tijd valt de gezinsweek. Ik geloof, dat we er juist aan toe zijn. Ingeval de mogelijkheid, dat ik me net een week vergis, is dat toch geen „blunder" om onderstboven te rollen. Want, het ge zin is wel zó belangrijk, dat meerdere weken van het jaar dit onderwerp aan de orde kan komen. Het weekblad „De Herv. Kerk" 'gaf een apart gezinsnummer uit, waarin tal van interessante artikelen voorkomen. Vanzelfsprekend zijn ze afgestemd op het Hervormd milieu. Maar, er worden aller lei vragen ter sprake gebracht, die ook van algemene betekenis zijn. Ik noem er een paar: Binden of loslaten. Het gaat over de verhouding van oudere en jon gere generatie, dat wij niet te spoedig onze twijfel moeten tonen, of er van het jonger geslacht veel terecht zal komen; ingeval er rechtmatige twijfel rijst, wordt de ernstige raad gegeven, deze twijfel voor Gods aangezicht te brengen, en aan de jeugd te tonen, dat wij blijven ver trouwen. Een respectabel advies. Verder komt naar voren, bij het vele kerkewerk en wat er meer opdoet, waar door vader, en voor een deel nu ook moe der, 's avonds ter vergadering zich spoe den, dat we oog zullen hebben voor de binnendijken. We kunnen naar buiten goed principiëel verstevigen.- Maar, als de dijk aan de binnenkant mankeert, dan is het toch maar een zwak gedoe. Zo noem ik enkele punten. Er staan ook wel stukken in, die voor ons van min der belang zijn. Alles samengenomen is het toch wel goed, om de zaken rondom het gezin eens te bekijken. U behoeft heus niet te behoren tot dat soort sprekers en schrijvers, die dadelijk het woordje „crisis" invoeren. Crisis van het gezin, crisis der jeugd, nood der kerk, enga zo maar door. Waarom dadelijk zo „dik" gedaan? Vraag u liever afbeantwoordt het ge zin in de gewijzigde levensvormen van vandaag, nog aan de roeping? Is er de sfeer van vertrouwen, waarin ouderen en jongeren elkaar ontmoeten? Heeft het gezinsverband betekenis voor de daar op groeiende kinderen? Hier doet zich nogal verschil voor. In tal van gezinnen worden de kinderen al vrij jong opgenomen in het werkproces en ieder gaat ten dele zijns weegs. Bij andere gezinnen blijven de kinderen lan ger afhankelijk, b.v. bij het volgen van Middelbaar of Hoger Onderwijs. Maar, die afhankelijkheid wordt tegelijk door broken door een optredend zelfstandig inzicht, als gevolg van verdere studie. Het „eigen houding" aannemen, bij de één doordat hij zelf zijn kost verdient, bij de ander, omdat hij er soms iets meer van weet dan „thuis", of door het „elders wo nen" tengevolge van de studie, kost aan de ouders nog wel eens hoofdbrekens. Hoe meer zij daarbij de les van de zelf verloochening leren, hoe beter het is. Hier gaat het dadelijk „spannen", wanneer men met „gezag" komt aandragen, dat soms niet al te goed gefundeerd is. Wij blijven als opvoeders altijd gebrekkig. Jammer is het, wanneer kinderen, bij de „vrijheid" die zij voor zichzelf vragen, wel eens ver geten de zoveel meerdere vrijheid, die de ouders rechtens toekomt. Bij het vele ge roep, dat de ouderen begrip zullen hebben voor de jeugd, mag er terloops ook wel op gewezen worden, dat de jongeren be grip moeten bezitten voor de plaats, die de ouders ten opzichte van hen innemen, en voor de achting en de liefde, waaraan zij bij het ouder worden sterke behoefte hebben. Ja, de liefde is wel de voornaamste bin dende factor. Deze moet in de eerste plaats van de ouders uitgaan. En dan moet blijken, dat zij de kinderen maar niet alleen liefhebben als kinderen, maar als van God geschonken kroost, waarvoor God een eigen bestemming heeft. Hier raken we aan een punt, waarop wij elkaar wel eens mogen wijzen. In hoe ver is 't gezin nog de kleine gemeenschap, waar belangstelling wordt gewekt voor de grotere verbanden, waarin het kind is op genomen, inzonderheid van de Kerk. Er wordt nog al aandacht besteed aan de vraag, wat de Kerk voor de jeugd moet doen. Heel belangrijk. Wie geeft b.v. eens een interessante methode voor het catechetisch onderwijs, waardoor ook de jeugd in de moeilijkste jaren tot belangstelling voor kerkelijke èn geestelijke vragen wordt gewekt. Wie zorgt voor het vereiste materiaal, waar mee men 's avonds de jeugd, na een dag- van werken in maatschappij of school, zó kan „trekken", dat zij er geheel bij zijn. Deze dingen zullen kerkelijk meer op de voorgrond moeten komen. Maar het gaat nu over het gezin. In hoeveel gezinnen wordt met belangstelling meege leefd, zodat de jeugd ook vandaaruit een prikkel krijgt, om zich met de wereld der Kerk bezig te houden. Tal van vraagstukken worden in de kerkelijke pers aangesneden. Daar moet het gezin gebruik van maken. De jonge ren mogen het wel horen, als ter Synode de zaak van de liturgie wordt behandeld, en van de gezangen. Men kan dat thuis met de jongeren doornemen. Dat verrijkt de ouders zelf, en U krijgt met de jeugd samen gemeenschappelijke interesses. De ouders moeten tonen, dat zij zelf warm zijn voor de zaak van het koninkrijk Gods. Daar mag een vorig geslacht met ere om genoemd worden. Met veel minder opleiding toonden zij vaak groter belang stelling. Daarbij moet niet alleen in critische zin worden gewerkt, maar opbouwend. De Kerk, in haar verhouding tot andere Ker ken, moet onderwerp van gesprek zijn. Dan komt vanzelf' het nog belangrijker vraagstuk van de erkenning van Jezus Christus en Zijn Woord. Praat op een ander ogenblik eens met de jeugd over sport en ontspanning en toon, dat U dat waardeert. Maar, vergeet daarbij niet, de jeugd klaar te maken voor het volle mens zijn. Vergis ik mij niet, dan zijn er in dit opzicht tekorten, waar zeker niet de jeugd alleen voor aan sprakelijk is. Ieder ouder moet iets kun nen vertellen van de zegen van het ker kelijke leven, en van de worsteling dei- Kerk. Dan krijgt het huiselijk leven in houd. Dit is zeker beter, dan wanneer de jeugd leert, af te geven op alles en nog wat. In dat opzicht moet het gezin wa ken, om geen „slopers" of „roddelaars" te kweken. Ga met hen na, wat er op de verenigingen aan de orde is. Laat ze iets vertellen van de bespreking, en zeg dan zelf, hoe U er over denkt. Sla de kerke lijke pers'met hen op, en geef hen nog voor het machtige werk Gods, dat op aar de bezig is te geschieden. Neem eens een boek met hen door, maak het tot onder werp van bespreking. Op die manier vinden de harten elkan der en wordt het voor allen duidelijk, dat het van grote waarde is, om meelevend Christen te zijn. Op deze manier zal de kwestie van de kerkgang minder een pro bleem zijn. Israëls tempelgang was een feestgang; laat onze kerkgang dat ook zijn. Er kan een geslotenheid voor elkaar zijn, die schadelijke gevolgen brengt. Daarentegen geeft „openheid" een pret tige sfeer, met rijke resultaten. Plet gezin kan zo véél doen. Als het daar mankeert, dan oefent dat verkeerde invloed op alle andere verhou dingen. Ook voor onze tijd is het gezin nog altijd het van God gewilde uitgangs punt, vanwaar uit het leven tot bloei moet komen. Ook in geestelijke zin. Wie dat oprecht nastreeft, doet een belangrijk werk. Kerk en maatschappij en school onder vinden er de gevolgen van. Dit is zeer bijzonder de practische toepassing van onze vroomheid. C. St. Pred. 78a. In de geschiedenis merken we een voortgang op. De mens is op weg. Hij gaat van stap tot stap voorwaarts. Dit behoeft niét te betekenen, dat het latere in de geschiedenis beter is dan het voorafgaande. Voortgang is niet hetzelfde als vooruitgang. Onder vooruitgang verstaan we gewoonlijk: beter, wijzer worden; hoger komen; beter begrijpen, meer verstaan, zuiverder beheersen. Andere termen doen het tegenovergestelde horen. Die zijn meer pes simistisch. Zo bijvoorbeeld de uitdrukkingenhet is ver met me ge komen hij is ver heen. Het voortgaan in de tijd is niet altijd vooruit gang. De nieuwe tijd is niet altijd een betere tijd. Tóch zegt de Prediker, dat het einde beter is, dan het begin. Hoe bedoelt de Prediker dit? Gaan we naar een periode, waarin de mens elke natuurkracht volkomen beheerst en de mensen onderling de vrede weten te bewaren? De Prediker leeft in een tijd, waarin de gebrokenheid van het vlees, door de val, steeds sterker accent verkrijgt. Alles gaat naar het eind van verderf en ondergang. Daarom zou juist het begin beter zijn. Immers, wat de bloei van de mens, ook van de zondaar betreft, is het begin schoner dan het eind. In zijn jonge jaren is de mens fris èn hoogmoedig. Met de ouderdom komt al duidelijker de verbreking. Er is geen uitzicht voor de mens, die niet weet van de Beloofde. De Prediker weet wél van de komende Christus, die alle dingen gaat herstellen. Hij weet van de verlossing door de Zoon van God. Voor óns is daarom het einde beter dan het begin. Want wij mogen leven uit het volbrachte werk van de Here Jezus Christus. Wij zijn verbondskinderen, die zeer zeker kennen de gebrokenheid van het zon dige leven. Maar die óók geloven de volkomen herstelling door Christus. Voortgang is voor de christenvooruitgang. Hij leeft zijn tijd vér vooruit en ziet de vernieuwing van hemel en aarde elke dag naderbij komen. Het begin is de tijd van het zondige vlees. Het einde is de tijd van de Pleilige Geest. Wilt U het begin vasthouden U hebt geen uitzicht. Haakt U naar het eiiide U leeft in eeuwigheidslicht. Jezus Christus bepaalt of Uw einde beter is dan Uw begin. En het geloof in Jezus Christus geeft U zekerheidhet einde is beter Zaamslag. D. MIDDELKOOP. Jeugd I. Na de eerste wereldoorlog stelde 'n toen bekend doctor in de theologie de vraagwat is, wat wil de j eugd En, met zijn eigen sanguinisch tempe rament tekende hij de jeugd als tijd van drang en kracht en leven. Alles bruiste. Alles streefde de schoon gedroomde toe komst tegemoet! 'n Nuchter opponent ik meen de toen nog niet honoris causa gedoctoreerde Jan Schouten stootte de zeer geleerde kerkhistoricus uit het zadel door de rake vraagtekende u nu de jeugd uit de wer kelijkheid van vandaag, of uit één of an der theoretisch handboek Zo zijn er, zoals u ze tekent. Maar dat is 'n kleine minderheid. Hoeveel jongelui vandaag zijn slap, willen niks en kunnen niks. Ze geloven 't wel. Bruisen? Ja, misschien wel van bier. Vooral dit laatste is '11 zéér vrije weer gave van wat onze afgetreden partijleider omstreeks 1920 veel deftiger beweerde. Hierop kwam het echter neer: scheer de jeugd niet over één kam. Ze zijn nu niet en nooit gelijk. Er is van alles onder. Daaraan moet ik denken, zo dikwijls ik klachten hoor of lees, zoals in het ver zorgde rapport bondsbezoek 19541955, dat vrijwel onbesproken bleef. Nóóit zijn het allemaal flinke, van geestdrift blakende jongelui geweest. Da vid, Jonathan, Petrus en Johannes, Sau- lus en Jan Schouten zijn uitzonderingen: de élite. Zo is het in elke groep, in elke kring, in elke kerk. Er zijn aanvoerders en aan- vuurders en vele volgelingen en achter- aanlopers en nog meer lauwen. Daarom ben ik het met collega Lam mens in dit opzicht eens.: de jeugd is niet zoveel slechter. Ze is anders. Ik voeg er aan toeook anders saamgesteld. Men klaagt niet in ónze kring alléén. De klacht valt langs alle frontenhet verenigings leven bloeit niet. Tot deugdelijk lezen en studeren komen al te weinigen. Ook de oorzaken, misschien juisterde aanleidin gen, zijn algemeenradio, de familie Doorsnee, bioscoop, plaatjeskranten, „mastklimmen", sport, zucht naar ont spanning en vermaak. Eén mastklimmer en honderden goedkoop op hun gemak stoel applaudisseerders. Als we klagen, moeten we de maat bewaren: steeds is slechts 'n kleiner helft lid van de jonge lingsvereniging geweest. En waar onge veer allen lid waren, heeft men soms ruim zoveel last als pleizier daarvan be leefd. Ze doen toch niet allen echt mee. Blokken aan het been. Wat nu te doen om hierin verbetering, te brengen? De inleider gaf daartoe o.a. als reeds beproefde middelen aan'n catechisatie of 'n jeugddienst, die ongezocht, haast ongemerkt overgaat in 'n vereniging. Met list ze vangen. En dan schetsen, die niet al te leerstellig, sappig, levendig, verha lend, filmisch, visueel moesten zijn, ge schreven door wie de jeugd verstaat. Ka deropleiding, jeugdwerkconsulenten. Géén jeugdzorg, waarbij de jeugd als onmondig wórdt verzorgd door ouderen. Vrije jeugd vorming, waarbij de jeugd zich zelf leidt onder toezicht en aansporing van ouderen. Bij het luisteren naar al dit schoons, vermenigvuldigden zich tegelijk in mij herinneringen aan allerlei ervaring sedert mijn zestiende jaar. Ik was het dadelijk eens met collega van Nes en van der Schaaf, dat dergelijke middelen als jeugd diensten misschien wel reeds slaagden in de grote steden (voor hoe lang?) met veel groter aantallen jongens en ook an dere jongens, maar geen kans maakten op onze Zeeuwse dorpen. En het ging hier toch om Zeeland Hier dook bij mij de vraag boven, waar om men niet als inleider ter bespreking van het Zeeuws rapport met zijn hier en daar niet mals oordeel over Zeeuwse pre dikanten en toestanden, één der Zeeuwse pastores had aangezocht, in plaats van de overigens zeer bekwame Kralingse domi nee, die echter door zijn driejarige erva ring in de stad zijn ervaring op het dorp enigermate vergeten leek.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1