SUBSIDIE voor KERKBOUW Het tweede daaraan gelijk Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE Het JUBILEUM der VRIJE UNIVERSITEIT ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 16 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 14 OCTOBER 1955 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. We snijden hiermee een belangrijk vraagstuk aan. Er zijn jaren verlopen, waarin deze kwestie in kerkelijke kring nauwelijks werd genoemd, en zeker niet onder de Gereformeerden. Die zijn opge voed bij de gedachte van de vrije kerk. die geen enkele „zilveren koorde" mag hebben, welke haar bindt aan gemeente of staat. Het vraagstuk van subsidie voor kerkbouw kwam niet aan de orde. Daar kwam nog iets bij. Het vraagstuk van kerkbouw was vóór de oorlog lang niet zo dringend als in onze dagen. Wie nu de massale uitbreiding van grote èn kleine steden eens vergelijkt met de toe stand van een 20 jaar geleden, die be merkt, dat hier geen vergelijking valt te treffen. Thans is het zó, dat in de grote steden de bevolking zich in massa ver plaatst naar de omtrek. Daar verrijzen hele stadswijken, waar men 20 jaar ge leden nauwelijks aan dacht. In de oude binnenstad bevinden zich kerkgebouwen. Maar de bevolking trekt er vandaan, nes telt zich buitenaf, en vindt daar geen plaatsen van samenkomst. Zo komt het voor, dat in verschillende steden het ene kerkgebouw na het andere moet verrijzen. Vóór de oorlog zag men een e.v. uit breiding van te voren aankomen. Het bou wen van nieuwe kerken was niet zozeer een probleem. Wat nu gebeurt, grenst aan het onge lofelijke. We hebben Hoogvliet gekend, een klein dorpje. De Geref. Kerk telde nauwelijks 200 zielen. Daar komt Rotterdam's groot industrie en legt beslag op heel de omtrek. Nu wordt daar een stad uitgezet, waar straks zeker 60.000 mensen zullen wonen. Daaruit volgt, dat plaatselijke kerken voor een onmogelijke taak staan. Niet voor niets is de „Stichting Steun Kerk bouw" in het leven geroepen. Maar, ook met inspanning van alle krachten zal het moeilijk blijven, om aan de behoefte van kerkbouw te voldoen. Vanzelf kwam zodoende de vraag naar voren, of hier voor de Overheid ook een taak ligt, en of hier van een recht der kerk kan gesproken worden. De Overheid is lang niet karig met het geven van subsidies. Wie het werk onder de massa-jeugd aanpakt, is verzekerd van steun. Mede hierom, wijl de Overheid in ziet, dat de verzorging van de jeugd be warend kan werken, en, in algemene zin gesproken, de geestelijke volksgezondheid kan bevorderen. Ondanks het feit, dat er van aanzien lijke begrotingstekorten sprake is, worden deze subsidies ruim verstrekt. Want, het volksbelang gaat terecht vóór bij e.v. fi nanciële moeilijkheden. Nu ligt het vraagstuk van kerkbouw wel niet precies gelijk, maar toch zijn er wel verwante trekken. Het kan en mag de Overheid niet on verschillig zijn, dat het kerkelijk leven, binnen de grenzen van Rijk en Gemeen ten, zich gezond kan ontwikkelen. En, wanneer deze ontwikkeling vraagt: uit breiding van gebouwen, mede als gevolg van een voortdurende aanbouw van be paalde plaatsen, dan ligt het zeker op de weg van de Overheid, om in dat stichten van gebouwen bij te dragen. Het moet een Overheid, ook plaatselijkmet zorg vervullen, wanneer een gemeente groter wordt, meerdere scholen gaat tellen, meer dere bewoners binnen haar rayon zich ziet vestigen, en het aantal kerkgebouwen blijft precies gelijk als in het verleden. Terecht probeert een Overheid indus trie aan te trekken, en tracht zoveel mo gelijk voordelige voorwaarden voor ves tiging te stellen. Terecht zal zij haar best doen, te trachten, door woningbouw te bevorderen, haar bewoners onderdak te verschaffen. Maar, zij heeft zich tegelijk af te vragenwaar blijven in e.v. nieuwe wijken, de kerktorens, die ook daar de schare naar boven wijzen, en waar zijn de gelegenheden, waar de nieuwe wijkge- meente kan samenkomen Dit is een vraagstuk van kerkelijk belang, maar evenzeer van algemeen belang. Een Overheid zal de vrucht van goede, kerkelijke bearbeiding min of meer terug ontvangen in de gesteldheid van de ge meentenaren. Waar de kerk ingang heeft tot het volk, daar wordt de vrucht van deze bearbeiding ook in het volksleven openbaar. Daarom is het niet te veel gezegd, wan neer er hier 'op gewezen wordt, dat een Overheid wel terdege er bij geïnteresseerd is, dat de kerkelijke uitbouw wat gelijke tred houdt met de gemeentelijke groei. En, wanneer hier door subsidie iets aan gedaan kan worden, dan verdient het aan beveling, dat de Overheid dit als een „vooropgaand belang" behandelt. Zeeland heeft al een precedent, door dat Vlissingen steun verleende voor de bouw van een Herv. Kerkgebouw. Het gaat hierbij niet om de „grootte" van een te verlenen subsidie, maar om het prin cipe. Naar het ons voorkomt, zal de Over heid in plaatsen, waar kerkbouw aan de orde is, mede tengevolge van plaatselijke uitbreiding, in deze geest hebben te han delen. Het doet er niet toe, voor welke kerkelijke gezindte de bouw op een be paald moment nodig is. Het gaat hier over de kwestie, dat het helpen bevorderen van kerkbouw voor de Overheid zeker een vraag is, die in be vestigende zin moet worden opgelost. Daarom vonden wij de voorlichting in het Zeeuws Dagblad van Zaterdag 8 Oct. j.l. over deze kwestie in Goes niet duide lijk en niet overtuigend. In hoever de richtlijnen van het Mi nisterie van Binnenlandse Zaken het ge ven van subsidie in het bepaalde geval on mogelijk maken, kunnen wij niet beoor delen. Wel is bekend, dat de Minister van Binnenlandse Zaken een voorstander is van het subsidie-verlenen bij kerkbouw. En, wanneer andere gemeentelijke toe standen deze kwestie in het gedrang bren gen, dan rijst bij ons de vraag, of op die manier het subsidie-vraagstuk bij kerk bouw voldoende zuiver wordt gehouden. Hier hangt alles er van af, op welke wijze men van Overheidswege de zaak voor draagt. Wanneer men' van gedachte is, dat zulk een subsidie kan gegeven wor den, bij voldoende financiële armslag, en wanneer geen andere dringende zaken zich voordoen, dan zal er in deze tijd van' dergelijke subsidie niet veel komen. Maarziet men dit vraagstuk ook van uit het oogpunt van algemeen volksbelang, dan liggen de dingen wel even anders. Men spreekt wel eens van gemeente huishouding. Nu een voorbeeld: iemand zit voor zijn huishoudelijke uitgaven moeilijk. Maarhet belang van de kinderen mag daar niet onder lijden. Des noods roept hij hulp in, om zodoende de lopende zaken te regelen. Willen die kinderen nu bovendien nog een tochtje met de K.L.M., of een gezel lige vacantie aan de Rivièra, dan zegt een ordelijk huisvader: daar kan ik niet aan doen! Maar, voor het eerste levensbelang van het gezin acht hij het verantwoord, desnoods een tijdelijke schuld te aanvaar den. Zó moet ook het subsidievraagstuk bij kerkbouw aan de orde komen. Als een wezenlijk belang, waarbij het welzijn der gemeente evenzeer is betrokken, als bij de vereiste schoolruimte e.d. De zaken liggen daarbij verder niet ge lijk. Want, zulk een subsidie vertegen woordigd maar een klein bedrag van de totale kosten. Dat is op schoolgebied niet het geval. Het leek ons goed, om hierover onze gedachten eens op te schrijven. Als hier beslissingen moeten vallen, dan moet de zaak ook van de rechte kant worden be keken. Ten overvloede nog deze opmer king, dat een dergelijke subsidie in het minst niet inhoudt een ingrijpen van de Overheid in de interne kerkelijke huis houding. C. St. Het tweede, daaraan gelijkis: gij suit Uw naaste liefhebben als uzelf. Matth. 2239. Er ligt op mijn tafel een schrijven van het Verbond voor Veilig Verkeer. Het zegt, dat de ontstellende toeneming van de onveiligheid in het verkeer beroep op de verantwoordelijkheid van een ieder tegen over zijn naaste in het verkeer noodzakelijk maakt. Dat is. concreet een van de verontrustingen van vandaag over zoveel onmenselijks in de verhouding van mens tot mens. Die verontrusting valt te loven. In die bezorgdheid zullen we allen delen. We zullen ze ook tot haar rechte inhoud moeten brengen. Ze houdt in bewogenheid om onnoemelijk veel leed, dat mensen mensen aandoen. Maar wordt ze ook ervaren als verontrusting over het al meer wijken van de vreze des Heren uit ons volksleven En vooral, zien we dit zorgwekkende, dat voor velen godsvrucht en menselijkheid twee blijken? Hoe noodzakelijk is het in dit verband te wijzen op het ene nodige Het ene nodige is godsvrucht en menselijkheid. En nu zeg ik het misschien nog niet geheel juist, alsof ze twee waren. Ze zijn één. De vreze des Heren is God liefhebben en de naaste. De Heiland zegt: het tweede gebod is aan het eerste gelijk. Het heeft dezelfde achtergrond. Het gaat in gelijke richting. De twee ge boden hebben één strekking. O de scheiding tussen die twee! Wegduivels, die in de kerk God willen loven. In beginselen door knede weggebruikers, die doen als zouden verkeersregels vallen buiten de eerste beginselen naar eis van hun weg. En waarom bij het wegverkeer te blijven? Hoe staat het in het algemeen met het verkeer tussen mens en mens? We belijden, dat we God volstrekt zullen liefhebben, d.w.z. Hem alleen dienen altijd en overal. Maar we doen alsof de liefde, de dienst, de hulp voor de naaste aan zeker believen van óns is overgelaten. Daar veroorloven we ons voorrang voor de mens, die ons ligt, en althans voor de mens, die minder ons afstoot. God legt ons een grote verantwoordelijkheid voor de naaste op, die ver uitgaat boven de menselijkheid, die wij van ons uit willen betrach ten. In de mens ziet God ons aan. Niemand heeft ooit God gezien. Maar als de Eniggeboren Zoon ons God heeft verklaard, zullen we de mens zien, d.w.z. als we ons geven in de werkelijkheid van God en van Zijn liefde, zullen we verstaan en beleven, dat we in de naaste met God van doen hebben. Neen, niet in die zin, dat de naaste iets van God vertoont. Dat zou weer voorkeur worden, naar gelang zich in de medemens van God laat zien. We hebben in de naaste met God van doen. God laat zich van de naaste niet scheiden. Hij gedenkt hem. Ja, wat is de mens, dat God zijner gedenkt? Dat geldt ons met elkander. Daarom zullen we jegens elkander Hem gedenken. De liefde tot de naaste heeft liefde tot God te zijn. Hoe kan het ook anders? We hebben God lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad en ons tot Zijn liefde verwekte. Wie zich voorwerp weet van die Goddelijke liefde, zal kanaal daarvan worden. Maar de Goddelijke liefde laat zich niet beperken, laat zich niet van de ander scheiden. Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enigge boren Zoon gegeven heeft. Het tweede gebod is aan het eerste gelijk. Menselijkheid is maat voor godsvrucht; godsvrucht grondslag voor menselijkheid. Aan de vrucht wordt de boom gekend. Wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet lief heeft, kan ook God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. Wie de mens niet ziet en acht, zal God niet zien en loven. Serooskerke (W.) S. v. WOUWE. Volgende week zullen grote scharen Calvinisten uit het hele land zich opma- en, om de herdenkingssamenkomsten in Amsterdam bij te wonen. De Vrije Universiteit bestaat dan 75 jaar. Klein begonnen, met enkele Hoog leraren en studenten, is deze stichting ge groeid tot een wetenschapscentrum van betekenis. Haar studenten komen niet al leen uit Geref. kring, en evenmin alleen uit ons vaderland. De studies van de Hoogleraren hebben tot in het buitenland de aandacht getrokken. Haar plaats en er kenning heeft zij nu veel strijd verkregen. Het ideaal van haar stichter, Dr A. Kuyper, was niet te hoog gegrepen. Door allerlei gerucht heen vond zij haar weg, en zij heeft in de opeenvolgende geslach ten leidslieden gevormd, die op kerkelijk en staatkundig gebied, voor school en maatschappij voor ons volksleven tot gro te zegen zijn geweest. Daarom zullen de herdenkingssamen komsten dankstonden zijn, waarin God de eer wordt toegebracht voor alles, wat Hij in de Vrije Universiteit wilde schen ken. Enig in haar soort als Universiteit op Geref. grondslag, heeft zij het Geref. denken en handelen bevorderd. De jubi leumgift, die op deze gedenkdagen zal worden aangeboden, moge de tastbare uit drukking zijn van de erkentelijkheid, die onder de aanhangers van de Geref. le vensbeschouwing bestaat. En tegelijk een middel, dat in staat stelt, tot verdere ont wikkeling te komen. Want we zijn er nog niet, na 75 jaar. De medische faculteit heeft haar klinie ken nodig, en de gehele stichting haar ge bouwen, waar de studenten in de college zalen kunnen vergaderd worden. We staan voor zeer grootste plannen, die in bewerking zijn. Het is te hopen, dat van deze herdenking een bezieling uit ga, die al meer scharen onder de voor standers dezer Vrije Universiteit brengt. Ook onze Kerkbode biedt bij deze ge legenheid haar hartelijke gelukwensen aan, aan Directeuren en Curatoren, met het College van Hoogleraren. Geve God de kracht tot verdere ont wikkeling, en brenge Hij de bevordering van het Hoger Onderwijs op Geref. Grondslag! C. St.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1