Ons OfCerkelijk JOeven
HET OFFER
Mededeling
Jftxelaria
MEDITATIE
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
ELFDE JAARGANG No. 14
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1955
Abonnementsprijs: ƒ3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Door het geloof heef t Abel Gode een beter
offer gebracht dan Kain. Hebr. 11:4.
Aan de aanvang van de rij der geloofsdaden in dit hoofdstuk staat
het offer.
Dit is niet alleen in overeenstemming met de historie, die als eerste
religieuze handeling van de mens na zijn oprichting uit de val het offer
aanwijst, maar het is zeer bepaald ook kenmerkend voor het leven
des geloofs.
Dat geloofsleven van Gods volk laat de Heilige Geest ons zien, uit
gebeeld in die klassieke reeks van Hebr. 11, maar de inzet van die
reeks is het offer. En die inzet is beheersend voor al het volgende. Het
offer is de eerste kenmerkende handeling in de rij der geloofsdaden.
Vele machtige gebeurtenissen zullen volgen. Rijk en schoon zal in
het leven van LIenoch, Noach, Abraham, Mozes worden getoond, wat
het geloof vermag. Er zullen veel indrukwekkender gestalten oprijzen
dan Abel en veel aangrijpender geloofsstukken openbaar worden dan
zijn eenvoudige daad, doch het grondbeginsel, dat in al die geloofs
uitingen werken zal, is het offer. En dat offer is de overgave aan God,
de overgave van zichzelf.
Dat offer, diè zelfovergave aan God werkt in Henoch's en Noach's
geloofsdaden, in Abraham's uittocht, in Mozes' keuze, in al de han
delingen, die hier van de helden des geloofs worden genoemd. En
daarom vangt de Heilige Geest daarmede aan. Hoe rijk-gevariëerd Hij
het geloofsleven ook tekent, het begint alles met, het berust alles op
datgene, waarmede Hij het had ingezet, het offer.
Plet offer
Verstaan wij voor ons eigen geloofsleven, dat dit altijd de inzet moet
zijn, dat onze geloofsuitingen hiermede hebben te beginnen
Iiebr. 11 is niet slechts de beschrijving van verleden dingen, een
tekening van vroeger geloof. Neen, ook vandaag heeft de kerk daarin
te lezen, wat de kracht van haar geloof is, en wat zij nu door die
kracht te doen heeft. Zij heeft nóg uit te gaan als Abraham, nóg te
zegenen als Izak, nóg te kiezen als Mozes, heel dit hoofdstuk moet
tegenwoordige geschiedenis zijn van Gods kerk.
En het kan dit zijn.
Indien onze inzet maar is het offer.
Indien wij maar beginnen meUzelf overgave aan de Here.
Dat is het 'geheim.
Als wij dat offer volbrachten, we zouden niet zo ver beneden dit
hoofdstuk leven. Maar nu klagen we. We klagen, dat we niet zo wan
delen met God als Henoch, dat we geen leven in onze dood zien als
Sara, dat we niet sterven kunnen als Jacob, geen uitzicht hebben als
Jozef.
Maar we zouden niet behoeven te klagen. Door genade zouden
we onze namen ingevoegd kunnen zien tussen de andere in dit hoofd
stuk.
Indien we slechts eerst onze naam naast die van Abel willen schrijven.
Indien wij maar eerst met hem ons offer willen brengen.
De kerk des Heren van vandaag moet het geheim van haar kracht
verstaan.
Dit is haar kracht.
Wie tot Noach, en Abraham, en Mozes komen wil, hij beginne met
Abel, met het offer.
Oostkapelle. H. M. DERCKSEN.
De Generale Synode heeft een uitvoe-*
rige bespreking gewijd aan ons kerkelijk
leven.
Aanleiding hiertoe gaven onderscheiden
brieven over de prediking e.d. Dan gaat
een Commissie aan het werk, om te on
derzoeken en te rapporteren. Dan gaan
de monden open.
Eerst scheen het, alsof aan dit rapport
geen bijzondere aandacht werd besteed.
Maar, nadat Prof. Dijk vooral de ouder
lingen had opgeroepen, om toch hun stem
te laten Horen, kwam een rij van sprekers
naar voren.
Uren is er toen gesproken, 't Duurde
lang.naar sommiger gedachten wat
al te lang. Temeer, omdat bij zulke uit
voerige gesprekken wel eens iets naar vo
ren komt, dat met het eigenlijke onder
werp weinig te maken heeft. Als de ge
moederen los komen, dan worden de gren
zen nogal eens uitgelegd. Zo ook hier.
We hebben situatie-tekeningen ge
hoord, die gekleurd waren naar een be
paalde streek. Wat „ligt" het soms tame
lijk ver uit elkaar, in eenzelfde Geref.
levenskring. Wanneer er een hoogst be
langrijk boek verschijnt over „de Geref.
zede", dan prijzen alle Kerkbode-redac
teuren als in koor een dergelijke stof.
Men zou dan denkener werd gehunkefd
naar zulk een uitgave. Maar, als het ge
sprek over het Geref. leven op gang komt,
vraagt men zich afhoeveel bladzijden in
zo'n boek heeft men nu werkelijk „gele
zen" In hoever zijn wij „rijp" voor de
progressieve „sprongen", waarvan daarbij
sprake is Ik ben geneigd, daar voors
hands nog niet erg rooskleurig over te
denken.
De „streek" doet veel. De streekroman
heeft ons dat wel geleerd. Geloof maar
gerust, dat ook de prediking verband
houdt met de „streek". En dan ligt het
heus niet allemaal naast elkaar.
Sommigen vragenmeer liturgie en
meer „gezang". Anderen zijn daar wars
van. Zij beschouwen dat min of meer als
een vervlakking. Zelfs de feestelijke in
richting van een enkele dienst op een le
feestdag bleek bezwaren bij een broeder
wakker te roepen. Waarom toch
Israël had zijn Levieten-koor, men
zong, koorzang en massa-zang bij afwis
seling. Wat het boek „Openbaring" ons
uit de heerlijkheid vertelt, dat zegt ons
iets over rijk afwisselende liturgische
handelingen. Maar, de Nieuw-Testamen-
tische Kerk, door het wonder van de vol
brachte verzoening in Christus tot open
baring gekomen, houdt blijkbaar moeite
met de beleving van het feest.
Er zijn diep-ernstige woorden gespro
ken, die niet nalieten, indruk te maken.
Dat er n.l. een vervlakking is ten opzichte
van het zondebesef.
Dat de realiteit van de schuld te weinig
wordt gevoeld en erkend. Hierin ligt ze
ker een element van waarheid, al kan men
moeilijk over heel de linie van het Geref.
leven hier precies aanwijzen, hoe 't staat.
Temidden van alles, wat ik te horen
kreeg, heb ik meer nagedacht, dan ge
sproken. Eén punt hield mij lang bezig.
De opmerking werd gehoord, als zou de
uitgebreide liturgie de belijdenis van zon
de in het gebed toch min of meer in de
weg staan. Wanneer na de Wet de ge
meente met Psalm of Gezang haar zonde
voor God brengt, en daarna volgt de ge
nadeverkondiging met een woord uit de
Heilige Schrift, dan gaat het moeilijk aan,
om in het daarop volgend gebed weer op
nieuw zó de kwestie van zonde- en schuld
te stellen.
Hier ligt metterdaad iets, om over na
te denken. Toch meen ik, dat hier de zin
van de eredienst niet voldoende wordt
gewaardeerd. Wij zijn er jaren lang op
ingesteld, om alle nadruk te laten vallen
op de prediking, en het gebed. Ik ver
moed, nog het meeste op de prediking.
Is men deze opvatting toegedaan, dan
worden onwillekeurig de andere elemen
ten in de eredienst als van geringere waar
de bekeken.
Ik meen in alle bescheidenheid, dat dit
niet ten volle recht doet aan de eredienst
als geheel.
Daarin is de Wet zeer belangrijk, en
het antwoord der gemeente daarop even
eens. God staat in de vergadering van
Zijn volk. Uitgaande van de verlossing,
vraagt Hij om qns ganse leven. In een
gezongen schuldbelijdenis antwoordt daar
op de gemeente, dat zij in zichzelf niet
van de Wet afkomt, en daarom een be
roep doet op de Goddelijke genade.
In naam van Jezus Christus brengt dan
de dienaar de zekerheid van de genade
en de schuldvergeving tot het volk. Dit
zijn betekenisvolle ogenblikken in de ere
dienst. Wanneer dit echt wordt doorlèefd,
dan maakt dit alles ons heel rijk. Want,
God spreekt dan door «het Woord tot de
gemeente, die zich voor Hem verootmoe
digt, en daarin treft God het berouwheb
bend hart. Daarop volgt het danklied,
waarbij dan aansluit het gebed om Gods
zegen, en de verkondiging, afgewisseld
met het gezang der gemeente.
Uitgaande van de verkregen verlossing,
zal die prediking vertroosten en verma
nen, onderwijzen en ook bestraffen. Al
dus is het samenkomen van de gemeente
met haar God, het drinken uit de heils-
fontein. Zij doorleeft de drie stukken van
ellende, verlossing en dankbaarheid.
Zij wordt betrokken bij het volle heil
in Christus, op grond van de verzoening
op Golgotha.
Dit zijn toch uiterst belangrijke dingen,
die het geestelijk leven dienen. Op grond
daarvan zou ik niet durven zeggen, dat de
genadeverkondiging in geestelijke zin ver
vlakking in de hand kan werken. Het
hangt er maar van af, of wij de wezen
lijke strekking er van verstaan. In dat
opzicht zal in de studie der ambtelijke
vakken het wezen van de eredienst, als
deelname aan het feest der verzoening,
ernstig bekeken moeten worden. En, van
uit de eredienst als middelpunt moet heel
het leven als dienst des Heren worden
ontwikkeld. Op dit punt moet maar heel
concreet worden gesproken en gepreekt.
Want, het Woord is nog van dezelfde
kracht als voorheen. God doet er het grote
wonder door, dat Hij zondaren toebe
reidt, om in te gaan in de feestzaal.
C. St.
Uit „Waarheid en Eenheid" is een en
ander maal duidelijk geworden, dat de
redacteur van de Persschouw zich vergist
heeft, bij liet citeren uit een bepaald ar
tikel. Hij heeft dat erkend, en daar nemen
we dankbaar nota van. Zelfs haalt hij
correspondentie of gesprekken aan met
anderen, die al dadelijk begrepen hadden,
dat er van vergissing sprake was. We
zouden zeggen, dat dit wat overbodig
wordt, om te vermelden.
Wat deze redacteur zich verder veroor
loofde met betrekking tot mijn naam,
weet ik niet, onder welke rubriek ik dit
moet thuis brengen. Maar het komt mij
voor, in het belang van zijn blad te zijn,
dat hij hiermee maar niet verder gaat.
C. St.
Nederlands.
Hebt u óók de koningin gehoord?
Ik heb haar zelfs mogen zien bij mijn
collega, de pastoor.
De troonrede las zij voor.
'n Dood stuk.
Doodser dan ooit nu het ministerie
sterven gaat.
Maar hoe weet hare jonge Majesteit
door stembuiging, door de beweeglijkheid
van haar expressief gelaat, haar hoofd
met de wuivende witte veren, ja met heel
het lichaam accentuerend, dat dode stuk
toch nog tot wat fleur, tot wat leven te
wekken, zodat ge luisteren en kijken blijft
naar het kleine wonderscherm, dat Haar
binnen hoeveel huiskamers in Nederland
en België bracht en daarmee 'n voortref
felijke les in het zuiver spreken van Ne
derlands
'n Koning moet voorbeeld zijn en ge
ven.
Ook in dit opzicht zijn Moeder en
Dochter, prinses Wilhelmina en nu ko
ningin Juliana, uitnemende exempels voor
ons veelal slecht sprekend volk.
Naar mijn smaak deed en doet prinses
Wilhelmina het nog iets beter. Nog na
tuurlijker. Nog gewoner. Echt vrouwe
lijk, moederlijk soms van toon en toch,
hoe krachtig, hoe bezield, hoe overtuigd
en daardoor overtuigend.
Hoe wist en weet vooral de Moeder
haar ziel te laten spreken, direct als zon
der in termediair, tot haar landgenoten.
Herinner u slechts haar ontrustend woord
nog onlangs over het dag bij dag toene
mend gevaar op de weg. 'n Onderwerp
zó dikwijls in krant en radio uitgepraat,
dat er haast wel niets nieuws over valt
te zeggen en daarom ook moeilijk boeien
kan. Doch prinses Wilhelmina hééft het
toch maar gedaan. Zij had stellig ieders
hart, omdat haar ontruste hart zo duide
lijk trilde in haar bewogen woord.
En hoe voortreffelijk ook was de rede,
waarmede de Dochter haar taak als ko
ningin indertijd te Amsterdam overnam.
Klein er onder, dat zij dit mocht! Wij
kunnen trots zijn op zulk 'n intelligente
vorstin met zulk 'n warm kloppend hart.
Te meer, nu er nog slechts weinig vor
stenhuizen op tronen resten en géén der
gekroonde Vrouwen haar in belangstel
ling, universeel begrip en vorstelijke actie
evenaart. Zelfs niet de hoogstaande Eli
zabeth van het Britse keizerrijk.
Ik weet niet of alle beroepssprekers,
zoals daar zijn ministers, omroepers, ka
merleden en dominees, goed naar haar
geluisterd hebben op Prinsjesdag.
Het ware wél te wensen, dat iéders
oor en mond daarbij ook iets heeft over
genomen van deze onberispelijke uit
spraak van onze moedertaal, die helaas
door zoveel Nederlandse moeders, onder
wijzers, predikanten, leraars dagelijks
geweld wordt aangedaan. Het erbarme
lijkst soms door al of niet galmende ra-
dioredenaars.
De orthodoxen zijn soms 't minst "or
thodox in de uitspraak van hun tale Ka-
naans.
Waarvan is hier nu eigenlijk de kwes
tie?
Natuurlijk óók van het gehoor.
Wie geen goed, geoefend gehoor heeft,