Mag Dominee
alles maar zeggen?
De WEELDE der
NIEUWE GEHOORZAAMHEID
MODERNE MARIALEGENDE
haar wel heel anders zal hebben gehan
teerd dan onze Groninger van vandaag.
De koningen zijn sterk gewisseld, maar
Jopie is dezelfde gebleven, gelijkmatig en
toch levendig genoeg.
Soms loopt onze belangrijkste bespre
king op onze onkunde of vergeetachtig
heid vast.
Wat is er toen en toen precies besloten
of geschreven over die goeroe of over die
bouw? Wat heeft ds Schut precies voor
gesteld? Hoe groot was ook al weer dat
bedrag
Dan eensklaps klinkt Jopies zachte
doch duidelijke stem en geeft de afdoen
de inlichting, het juiste cijfer, het ver
geten stuk.
Zij is de stille kracht. D. J. C.
Een jonge collega ergens in den lande
had enige moeilijkheden. Er wareh in zijn
gemeente enkele misstanden, en hij achtte
zich voor God en zijn geweten niet ver
antwoord als hij daar niets van zei. Hij.
zei er dus wél iets van, zowel in persoon
lijk gesprek als openlijk vanaf de preek
stoel, en hij zei het heel duidelijk, zodat
niemand het kon misverstaan.
Maar er waren enkele gemeenteleden
die dit niet namen.
Ze waren "van - oordeel, dat dominee
maar niet alles mocht zeggen. Ze dreig
den zelfs, als dominee er mee doorging,
hun kerkelijke bijdragen in té houden,
hetgeen door een van hen aldus werd ge
motiveerd „tenslotte moet de dominee
van óns leven, en we zijn niet van plan,
ons de mantel te laten uitvegen, en daar
óók nog voor te betalen".
En dit gaf dan, zoals u wel begrijpen
zult, de nodige spanningen. Ik schreef
de „nodige" spanningen. Ik had moeten
schrijven: de onnodige of nog beter, de
ongeoorloofde spanningen, want zij die
van oordeel waren, dat de dominee ten
slotte van hén moest leven, hebben er na
tuurlijk niets van begrepen.
Het komt nog wel' eens meer voor, dat
er gemeenteleden zijn die ogenblikkelijk
gereed staan om bepaalde klachten of
grieven ten aanzien van de gang van de
kerkelijke zaken te verdisconteren in hun
kerkelijke bijdragen. Is hun iets niet naai
de zin, dan houden zij die bijdrage in.
Op dit niveau doorgeredeneerd zou men
mogen verwachten, dat zij de kerkelijke
bijdrage verhoogden, als het hun goed
naar de zin ging, maar daar hebben wij
nimmer van gehoord. Trouwens, het gaat
dengenen die louter in guldens en rijks
daalders rekenën, in het kerkelijke leven
zelden goed naar de zin.
Waar dit verschijnsel dus wel meer
voorkomt, zal het toch wel goed zijn, dat
even precies uit de doekjes gedaan wordt,
hoe dat nu eigenlijk zit. Met het levens
onderhoud van de dominee.
De man die zei „de dominee moet ten
slotte van ons leven" was er wel heel erg
naast.
Hij leeft van het evangelie.
Dat wil zeggenhij leeft rechtstreeks
uit de hand van de Here Jezus.
Dat spreekt ook vanzelf. Christus is
zijn opdrachtgever. Niet de gemeente is
werkgever, evenmin de kerkeraad, maar
Christus. Daarom zorgt Christus ook voor
zijn levensonderhoud. Hij kan dat doen,
want Hij is de Eigenaar van alle dingen.
Alle goud en zilver is van Hem. Een
rechtstreeks betalingsverkeer tussen de
hemel en de pastorie is er natuurlijk niet.
De tijd van de raven die Elia in z'n le
vensonderhoud voorzagen, is voorbij. Dit
hóéft ook niet meer, want de Here heeft
hier op aarde tal van rentmeesters, die
Zijn bezittingen beheren. Ze zijn daar
geen eigenaars van die met dat geld kun
nen doen en laten wat zij willen, en zij
mogen zich dus ook niet zo aanstellen.
Ze zijn alleen maar rentmeesters, die de
hun toevertrouwde en onder hun beheer
gestelde gelden moeten besteden zoals de
Here dat van hen wil. En daar moeten
zij ter bestemder tijd ook rekenschap en
verantwoording van afleggen.
Deze rentmeesters behoeven helemaal
niet in het duister te tasten over de vraag,
hoe zij het geld van hun Here moeten
besteden. Daar hebben zij nauwkeurige
voorschriften voor gekregen. Daar is zelfs
een heilig gebod voor. Dat is het sabbats
gebod. Dat sabbatsgebod houdt drie din
gen in. U wilt daar Zondag 38 nog wel
eens over nalezen. Daar staat ook in, wat
primair is. Dat is niet, zoals de meesten
denken, dat wij 's Zondags dit en dat niet
doen. Ook niet, dat wij 's Zondags trouw
naar de kerk gaan, hoewel dat ook erg
belangrijk is. Maar primair is („eerste-
lijk" zegt de Catechismus) „dat de kerke-
dienst of het predikambt onderhouden
worden". Dat is dus de eerste en voor
naamste post waar de rentmeester bij z'n
uitgaven vooral rekening mee houden
moet.
Wanneer hij aan die post gaat knabbe
len, omdat er het een of ander is, dat hem
niet naar de zin gaat, dan loopt er iets
bij hem hopeloos fout. Dan gaat hij iets
doen wat hij helemaal niet mag doen. Hij
stelt zich aan, of hij de chef is, de direc
teur, en dat is hij helemaal niet. Hij is
alleen maar bediende, tussenpersoon, die
moet voldoen aan de hem verstrekte op
drachten.
Moet voldoen
Beter kan ik schrijvenmag voldoen
Het is al een eervolle post, als iemand
rentmeester van de koningin mag zijn. U
moet dan maar zeggen, wat het betekent,
rentmeester van de Koning der kerk te
mogen wezen.
Er zijn natuurlijk ten alle tijden „boze
dienstknechten", die van de verhoudingen
niets meer begrijpen, en die op een stoel
gaan zitten, waar ze niet mogen zitten,
zoals die man die zei „de dominee moet
tenslotte van ons leven", maar hoe fout
dat is, hebt u nu wel begrepen.
Als er aanmerkingen zijn, dan heeft
Christus daarvoor ook zijn bevoegde in
stanties, de kerkeraden, maar de rent
meester heeft alleen maar te zorgen, dat
„de kerkedienst of het predikambt onder
houden worden". Als hij zich daaraan
onttrekt, en de gelden die hij voor Zijn
Heer te beheren heeft, voor andere doel
einden gebruikt, of wat nog erger is, al
leen voor zichzelf gebruikt, dan gaat het
werk des Heren niettemin wel door, want
de Here is tenslotte van niemand afhan
kelijk, maar hij komt alleen maar als een
ontrouwe rentmeester te boek te staan in
de hemel, en dat is niet best.
Als wij zo de verhoudingen juist heb
ben zien liggen, dan vloeit daaruit voort,
dat de dominee inderdaad alles maar mag
zeggen.
Hij zou zelfs van grote ontrouw te be
schuldigen zijn, als hij z'n mond hield en
zich liet beïnvloeden door de „boze rent-
-meesters", die gaan dreigen met het
knoeien met de kerkelijke bijdragen.
De dominee is wel dienaar, maar geen
bediende.
In het een of andere bedrijf mag de
bediende niet alles zeggen, en hij moet
vaak z'n mond houden, om welke reden
dan ook.
Maar de kerk is geen bedrijf en de
dominee is geen bediende.
Hij is dienaar.
En dan geen dienaar van de gemeente,
maar dienaar des W o or ds.
Daarom is hij zo frank en vrij in zijn
spreken, omdat hij maar één opdrachtgel-
ver heeft, dat is Christus, en Die heeft
hij alleen maar naar de ogen te kijken.
Deze vrijheid is natuurlijk ook gebon
denheid.
Hij mag wel „alles" zeggen, maar hij
mag niet „van alles" zeggen.
Wanneer wij er door Gods genade oog
voor krijgen hoe ruïneus voor het men
senleven onze afvallige „wilsvrijheid" is,
komt er plaats voor een herwaardering
van Gods wet en voor een nieuw beoefe
nen der gehoorzaamheid. Gods wet is
lastig, hinderlijk, onduldbaar voor wie
van God wègleven wil.
Dan moeten wij van deze heteronomie,
dat een ander ons de wet stelt, niets heb
ben. Ook niet al is die ander DE Ander,
met een hoofdletter, de hoogste Autori
teit en beste Wetgever, die men zich den
ken kan, Wiens wil „alleen goed" is.
Het ideaal van de afval is autonomie
tot elke prijs, men wil^ zichzélf de wet
stellen. Een van buitenaf komend gezag
wordt gevoeld als een vernedering.
Dat men door deze,vorm van „als-
God-zijn", precies doet wat de duivel
verlangt en heel gehoorzaam aan zijn lei
band loopt, neemt men bij deze autonomie
of zelfregering op de koop toe.
Als „vrije" mens der zonde is men
blind voor het feit, dat men slaafse slaaf
van de duivel is.
Vanzelfsprekend, dat mét de verachting
en verguizing van de wet Gods, ook de
gedachte aan gehoorzaamheid onverdraag
lijk wordt. Gehoorzaamheid is iets, dat de
mens onwaardig is. De mens moet niet
gehoorzamen, dan alleen aan zichzélf.
Hij moet „vrij" zijn en „vrij" blijven.
Eigen meester, niemands knecht
Zo gaat de verloren zoon zijns weegs,
met de rug naar het vaderhuis. Geen wet
meer erkennend en zich vrij wanend van
elke plicht tot gehoorzaamheid. Nu komt
het „ware" leven van de mens, die de
„vrijheid" der zonde verkoos, pas aan
bod.
Maar als die verloren zoon tot inkeer
komtdan trèkt het vaderhuis weer.
En dan wordt het recht der wet weer
gaarne erkend. O, wat zou hij, al was het
in de positie van knecht, weer graag on-
U voelt, dit maakt verschil.
De dominee is aan zijn opdracht en
boodschap gebonden, en zolang hij zich
daaraan gebonden weet, zal hij niet „van
alles maar zeggen", en- ook niet allerlei
particuliere meningen of opvattingen ver
heffen tot evangelie. Dan gaat hij z'n
boekje wel heel erg te buiten.
Wie blijft binnen de grenzen van z'n
opdracht, hoeft zich echter niet te bekla
gen over te weinig „levensruimte".
Er blijft dan nog veel te zeggen over.
En zonder enige schroom zal hij de
wondeplekken in het kerkelijk en geeste
lijk leven hebben aan te wijzen.
Hij zal zich altijd bewust moeten zijn,
dat hij „wachter" is die zelf in staat van
beschuldiging komt te staan, als hij niet
waarschuwt.
Hetgeen natuurlijk weer niet zeggen
wil, dat daar geen wijsheid en tact bij te
pas komt. Maar dat weten de dominees
zelf wel. Daar hoef ik niets van te zeggen.
Er doet zich nóg een heel merkwaardig
verschijnsel voor.
Er zijn kringen, waar men er helemaal
niet kriebelig onder wordt, dat dominee
alles maar zegt, maar het prachtig vindt.
Men is van oordeel, dat het nooit straf
genoeg gezegd kan worden. Men voelt
zich het prettigst en behaaglijkst, als alle
stemmen, fiolen en donderslagen tegelijk
worden uitgestort.
Intussen gaat het leven gewoon door.
Het is deze mensen er niet om te doen,
de boodschap des lieren te vernemen, en
nog minder, 0111 er naar te luisteren. Het
is moeilijk te zeggen, waarom het hun wel
te doen is, als ze Zondag op Zondag be
geren, dat het „zwaar" weer is in de kerk.
Het is een allermerkwaardigste geestelijke
afwijking. Er zijn lieden, die geregeld de
belasting ontduiken, en af en toe wat ge-
wetensgeld betalen. Dat zal het misschien
zijn.
Het geweten zegt dat het toch eigenlijk
niet aangaat, om maar onbekeerlijk door
te leven.
Derhalve moet dat geweten tenminste
op één dag van de zeven een uitlaat heb
ben. Het geweten moet, zoals men het
dan minder netjes pleegt te zeggen, zich
kunnen ontlasten.
Het prettige in dit bedrijf is, dat het
niets kost. Men hoeft zich niet in te span
nen. Men hoeft alleen maar een gewel
dige donderbui te ondergaan vanaf de
kansel. Zodra dit gebeurd is, en de kerk
uitgaat, is het weer opgeklaard, en de
„zielen" komen zonder ongelukken droog
thuis.
Als ik kiezen moet tussen hem die zich
ergert als dominee alles maar zegt, en de
man die er volkomen onbewogen onder
blijft, dan kies ik.... geen van beide!
H. V.
der zijn vader willen werken. Wat is het
daar goed thuis!
De weg der zonde, met haar zgn. wils
vrijheid en autonomie, is een doodlopende
wég gebleken. Nu komt er in de weg der
bekering weer een tasten naar het trap-
touw van Gods wet, waaraan het leven
zich optrekken kan.
Zoals men in huizen van enkele hon
derden jaren oud dikke kabels aantreft,
waaraan geslachten zich optrokken langs
de nu uitgesleten treden van de wenteltrap,
zó kunnen geslachten zich optrekken aan
de nooit-versleten kabel van Gods wet,
over nooit-uitgesleten treden van Gods
geboden, om uit de vernedering der zonde
omhoog te komen tot het niveau van een
nieuw leven, dat zich naar God heeft toe
gewend. Dan gaat men de ontdekking
doen van de vreugde, die men aan de wet
Gods beleven kan en ervaart men de ver
rijking van het leven door de weelde der
gehoorzaamheid.
De afval van God moge in het mensen
leven het aanvankelijk enthousiasme ge
ven van vrijheid en zelfbeschikking het
loopt uit op de vreugdeloosheid en uit
zichtloosheid, die het zich afwenden van
Gods wet altijd met zich brengt.
Het dwalen wordt verdwalen. Dat is
een trieste geschiedeniswij dwaalden al
len als schapen en keerden ons een ieder
naar zijn weg
Maar in de ontdekking van de wet
Gods als Zijn wil, die alleen goed is, ligt
de vreugde van een doelbewust en wél-
gericht leven.
De wet Gods brengt ons niet in een
dwangpositie. De verloren zoon geraakte
allesbehalve in een dwangpositie, toen zijn
vader hem weer als zoon in zijn huis ont
ving. Hij kwam juist uit de dwangpositie,
waarin zijrf eigen dusgenaamde „vrijheid"
hem gebracht had, tot de vreugde der
vrijheid in de liefde van zijn vader, die
nu. weer haar rechten op zijn leven gel
den deed.
Zó moeten wij zien de terugkeer van
het mensenleven onder de wet Gods.
Die terugkeer betekent de vrij-making
van het mensenleven.
Immers de wet Gods is de heerschappij
der liefde Gods.
Daarom is Gods wil alleen góéd
Verleen mij genadig Uw wet! Dat is
de diepe zin van de bede „Uw wil ge
schiede". Wat heeft bijv. de dichter van
Psalm 119 zijn vreugde over Gods wet
uitgesproken. Hoe zouden we de weg in
het leven moeten vinden zónder die lei
ding. En wat heeft Paulus, klagend over
zijn beperkt vermogen om Gods wil tot
eigen daad te maken, tegelijk zijn vreugde
over Gods wet „naar de inwendige mens",
diep in zijn hart, met ronde woorden uit
gesproken.
De wet toestemmen dat zij „goed" is,
dat is het A.B.C. van alle waarachtige
bekering. Trouwens de hele tendenz van
het evangelie is het herstel van het leven
onder de wet Gods.
De oude Bavinck drukte dat zó uit:
Het evangelie is tijdelijk, de wet is
eeuwig. Het evangelie dient alleen om het
gezag der liefde Gods over ons leven te
herstellen.
Zó gezien is gehoorzaamheid aan de
wet Gods voor het mensenleven geen
schande of vernedering, maar veeleer een
voorrecht, een genade. GOD te mogen
gehoorzamen! Wat een weelde. Bij nie
mand minder dan bij Hém in dienst ;e
zijn. Wat een onderscheiding!
Kan men zich betere positie indenken,
dan die van employé te zijn bij God En
dan nog wel met de rechten van het zo011-
schap
Met andere woordenwe werken voor
onszèlf wanneer we voor God werken
evenals een zoon, die bij zijn vader werkt.
Is hij niet tevens erfgenaam?
Zo zijn wij, die in ons leven de wil van
God als wet erkennen, kinderen en erf
genamen van Godniet omdat, maar met
dat wij Gods wil als wet erkennen en dus
ons zoonschap en dienstverband bij God
serieus nemen.
Want daartoe zijn wij verkoren en
daartoe zijn wij verlost, om een aan Gods
wet gehoorzaam leven te gaan leiden.
Dat is geen leven in dienstbaarheid,
maar dat is een leven in vrijheid.
Dan leven en werken we als zonen en
erfgenamen
Dat is wat anders dan de zondeslavernij.
-We gaan zo enigermate verstaan het
woord van de Heiland, dat Gods gebod
het eeuwige leven is. In het licht daarvan
is gehoorzaamheid aan dat gebod een
weelde. Want in die gehoorzaamheid er
varen we de overwinning van het leven
op de dood.
Dat wij dan maar onze eigen wil ver
zaken en Gods wil, die alleen goed is,
zonder enig tegenspreken gehoorzaam
zijn.
Niet omdat God ons daartoe dwingt en
ons, als we zouden tegenspreken, de mond
snoert, maar omdat de genade Gods ons
hart veroverde en het gezag van Gods
liefde, door de genade van de Heilige
Geest, weer erkenning in ons leven vindt.
Hoe lief heb ik Uw wet!
Uw liefdz-dienst heeft mij nog nooit
verdroeten
Dat is de weelde der gehoorzaamheid
Hoe zinvol is het, dat wij volharden in
het gebed: Uw WIL geschiede
A. V.
11.
Voor het te laat wordt om nog een
vervolg op het eerste artikeltje van Mo
derne Marialegende te plaatsen, daar het
dan de actualiteit zou missen en geen be
langstelling meer trekken, is hier dan het
tweede.
Het is nu voor de lezers van ons blad
duidelijk, waarom op 15 Augustus van elk
jaar te Bergen op Zoom een plechtige
Maria-ommegang wordt gehouden. Om
dat ik dit jaar het luisterrijk gebeuren
aanschouwd heb, wilde ik daarover schrij
ven. Luisterrijk inderdaad. Het werd mis
schien wat overdreven aangekondigd, n.l.
dat talloze declamerende en musicerende
reien en koren van „oogverblindende
schoonheid" die uren lang door de oude
stede trokken, maar de talloze deelnemers
in historische gewaden, die de zeven
vreugden van Maria uitbeeldden, de zin
gende en dansende Maagden groepen en
engelenscharen in kleurrijke en flonke
rende kledij lieten niet na om ook op de
neutrale, in dit geval niet-Roomse toe
schouwer indruk te maken.
De talloze toeschouwers in dikke rijen
langs de trottoirs, zoéven nog druk bab
belend, zwegen stil als de eerste deelne
mers van de stoet naderden en bleven stil,
zodat niets de aandacht kon verhinderen.
Een bewijs ook, dat de aandacht niet ver
slapte. Het oog kreeg inderdaad niet ge
noeg om te zien en het oor werd niet ver
zadigd om te luisteren.