gUw wil geschiede
„Kleine Vossen"
BEGRAFENIS van het WONDER
HET OFFER
steeds zoutloos en daardoor minder sma
kelijk afgeleverd wordt.
Maar ik zou het over preekstoelen
hebben.
En daarover ben ik over het alge
meen minder goed te spreken dan over
onze douaniers, conducteurs en politie.
Wanneer ik er zo over denk, is het niet
speciaal om de kansels, die ik déze vacan-
tie mocht bestijgen.
Neen, wat ik déze zomer op dit gebied
vond, is slechts aanleiding om mijn lange
ervaring in allerlei kerken in binnen- en
buitenland eens te luchten.
Zou er ooit één kapiteinsbrug van 'n
oceaanschip worden ontworpen door zeg
'n timmerman of 'n scheepssmid, met uit
sluiting van de man, die er het bevel moet
voeren: de kapitein?
Zou er ooit 'n operatiekamer worden
ingericht in 'n ziekenhuis, zonder de arts
te raadplegen, die er straks het zware
werk tussen leven en dood moet verrich
ten
Is er één boer, die zou dulden dat zijn
nieuwe stal en melkerij zeg door 'n paar
dominees zou worden ontworpen, om de
boer zelf er eerst 'n kijkje te geven, wan
neer stal, schuur met tractoren en aard
appelloof klapmachine gereed staan? En
de boer dan zou ontdekken, dat zijn do
minee hem slechts 'n Vicon had gegund
in plaats van de zoveel doelmatiger No or
der Elsuitsluitend omdat de Vicon de
goedkoopste is? Of één zonder messen,
of klepels?
Dat zelfde gevoel van lichte ontstem
ming bij zulk 'n door zijn predikant ge
dupeerde landbouwer, heb ik nu meer
malen bij mij voelen opkomen, wanneer
men mij ergens in 'n preekton had op
gesloten.
De fout begint al bij die ton.
Want hoe komen we er aan?
Indien iets nu niet past in 'n Pro-
testanse kerk, dan is het dit specifiek
Roomse onding. Heeft niet onlangs 'n
doctor in de theologie in Noord Africa
uit opgravingen geconstateerd, dat het ook
alzo van den beginne niet is geweest.
Omdat het altaar de hoofdzaak en de
Woord verkondiging bijzaak werd, hing
men ergens, aan 'n kolom 'n ton om me
neer pastoor af en toe ook eens iets tot
zijn leken te kunnen zeggen. En men
droeg de wijdse naam van cancelli over
op die beklemmende houten broek, die nu
voortaan, hoe potsierlijk ook, deftig kan
sel heette. Doch cancelli duidde oorspron
kelijk het traliehek rondom het altaar aan,
het z.g. koor, vanwaar de herder en leraar
in de eerste tijden zijn kudde leidde. Hoe
bekrompener de kansel was, hoe meer ge
drukt onder 'n alle warmte saamgarend
klankbord, hoe mooier men het vond. Aan
de buitenkant al sierlijker gebeeldhouwd,
van binnen al onooglijker en onpracti-
scher. Terwijl aan de buitenzijde Adam
en Eva of Paulus en Petrus de volle ruim
te kregen en vooral de aartsengelen op
het klankbord, moest de levende prediker
zich laten opsluiten en kwam zijn boven
stuk slechts zichtbaar als 'n duveltje uit
'n doosje.
De Gereformeerden hebben getracht
hierin 'n Protestantse verbetering aan te
brengen, door 'n vaak breed podium of
verhoog. Soms werd het haast 'n hele ka
mer onder het orgel.
Doch, hoe goed bedoeld, in het gebruik
scheelde het niet zoveel. Immers, om de
nu zoveel breder balustrade weer wat sier
lijker te maken, brak men die door 'n uit
springend geval, zodat de "prediker nu
toch weer gedwongen was om binnen dat
driehoekje te blijven. De niet te gebrui
ken grote ruimte opzij van en achter hem
lachte hem als nutteloos uit.
Daarbij kwam de reformatorische ver
slechtering door 'n kolossaal formaat Sta
tenbijbel, die vanzelf weer 'n nog groter
draaglessenaar eiste.
De priester had in dit opzicht tenmin
ste nog meer vrijheid van beweging, want
geen lessenaar belemmerde hem of benam
aan de aan de voet van zijn ton zitten1
dende kijk op hem. Maar hoeveel kerk
gangers onder de preekstoel, of liever on
der de lessenaar met de Goliathsbijbel,
krijgen in volle stadsdiensten hun domi
nee geen ogenblik te "zien.
Maar zal 'n stoere zeggenhet gaat om
het Woord en niet om de man.
Toen Jezus preekte in Nazareth, nam
Hij de boekrol van Jesaja bijvoorbeeld,
las zijn tekst voor en gaf de rol terug en
zette zich zo, dat ieder in de synagoge of
later op de bergglooiïng hem zien kon en
prettig naar hem luisteren.
Juist omdat het om het Woord, het
levende Woord gaat en niet om 'n veraf
good oud, vaak vies boek met koperen
sloten, daarom is eerste eis, dat men de
prediker ziet.
Wee het achter 'n pilaar zittende kind
En dat de prediker zelf, vooral 's zo
mers, zich vrij bewegen kan en niet van
wege malle tradities en onverstandige
preekstoelontwerpers zich onder het spre
ken geen moment vrij en prettig gevoelt,
waaronder ook de Woordverkondiging
lijdt! Lijden moet! Hoe kan iemand, die
nerveus blijft, omdat hij niet prettig staat,
ooit blij het evangelie verkondigen?
Ik heb mij laten vertellen, dat onlangs
'n dominee er zijn jasje bij uittrok en in
zijn hemdsmouwen voorging.
Deze Amerikaanse methode acht ik
fout. Zelfs in het hete Indonesië treedt
zo geen beschaafd man in het openbaar
op. Maar de fout ligt niet enkel bij hem,
doch bij de uit Rome overgenomen ton
of de door ondeskundigen ontworpen
houten broek onder de zelfs bij dag bran
dende hete lamp in de warmte vanger.
Helaas moet ik hier afbreken. De post
en de drukker 'gebieden.
Eerlijkheid dwingt mij nog enkel te
melden, dat juist één kat (klein formaat)
zijn nagel probeert op 'n boom op mijn
grasveld. Eén dus? 'n Vrucht van vele
maanloze nachten? D. J. C.
De op een na hoogste autoriteit van de
R.K. kerk; een kardinaal, komt in Edin
burgh eens praten met de bisschop over
dat mirakel van de vliegende dancing.
Zijn oordeel is niet best:
„Als alle priesters kroegen de lucht" in
lieten vliegen, die niet binnen de theologi
sche grenzen van de kuisheid blijven, zou
dit een gedrang van je welste zijn in de
lucht. Zelfs in Rome hebben we etablis
sementen die nog heel wat erger zijn dan
alles wat er in Schotland op dit gebied
bestaat. Maar dat is meer een kwestie van
klimaat, geloof ik, dan van kerkelijke
tucht".
Aldus de kardinaal.
De conclusie is„In Rome is men niet
op dit mirakel van u gesteld. De Propa
ganda is er tegen; de heilige Vader Zelf
is er tegen. De overheersende indruk is
dat de tijden niet rijp zijn voor zulke spec
taculaire bevestigingen van de waarheid
van onze godsdienst. In* Italië hebben al
75 Madonnabeelden echte tranen geweend
en ergens in Spanje heeft een haan gou
den eieren gelegd op het hoogaltaar in
een parochiekerk.
Men kan dit mirakel van pater Mala-
chias er heus niet meer bij hebben. Het
kost al moeite genoeg om de mensen alle
bestaande wonderen te doen slikken en
bovendien zou dit geval van de „Hof van
Eden" ook een gevolg kunnen zijn van
een tot nu toe onbekende natuurwet of
van de werking van dé duivel of van de
Keltische heilige die te weinig om handen
heeft in de hemel". Eindelijk moest'pater
Malachias begrijpen dat het terugbrengen
van de mensen tot het geloof een taak was
die men rustig aan Rome moest overlaten.
Tegen al 'deze ontkennende machten,
zowel van de zijde der „wereld" als van
de kerk kan de Benedictijner monnik ten
slotte niet op.
„De enige, die ik verwijten kan maken,
ben ik zelf, omdat ik zo aanmatigend was,
te denken dat ik ineens door wat hemels
vuurwerk kon herstellen wat zo eeuwen
van heilige katholieke levens niet hebben
kunnen genezen.
Plet slot is dat deze priester God in
Zijn oneindige barmhartigheid vergiffenis
vraagt voor het wonder, omdat hij in zijn
trots in één dag had willen bewerken, wat
Zijn Verlosser in 2000 jaar niet had kun
nen bereiken.
Op hetzelfde ogenblik verhief zich weer
„de Hof van Eden" van de Bass Rock
en keerde naar z'n oude plaats in Edin
burgh terug, alsof er niets gebeurd was.
De kranten hieven hetzelfde gehuil aan
als de eerste keer. De mensen bleven even
klein in Amsterdam en in Londen. De
kanunnik keerde weer terug tot zijn we
kelijkse strafpredicaties over crêpe de
chine en Malachias keerde naar zijn kloos
ter terug, dat misschien zo waardevol is,
omdat het zo nutteloos is. En de wereld
ging voort met te zijn wat ze altijd is
geweest: een modderpoel".
Het wonder was begraven. H. V.
In het leven van de dankbaarheid neemt
het bidden van Gods volk een belangrijke
plaats in. Mits dat bidden niet naast het
leven staat, maar er midden in. We moe
ten niet bidden om aan het „werken" te
ontkomen. Maar we moeten bidden met
het oog op dat „werken".
Dat laatste zullen wij doen met vreze
en beven. Het gaat daarbij om het „uit
werken" van onze zaligheid.
Omdat wij uit de Schrift weten, dat
het God is, Die het willen en het werken
in ons werkt, daarom bidden wij.
m
Nu hoort tot dat bidden ook dit, dat
wij vragen: Onze Vader, Die in de he
melen zijt, Uw wil geschiede gelijk in de
hemel zo ook op de aarde.
In de omgang met God is dit van de
allergrootste betekenis, dat wij ons aan
de wil van God conformeren.
Niet maar achteraf, maar bij voorbaat.
Zó, dat wij naar Gods wil leren vragen.
Veel mensen zeggen „Uw wil geschiede"
in situaties waarin hun eigen wil te laat
komt. Waarin zij zelf niets meer te wil
len hebben. 1
Zij conformeren zich aan wat God doet.
Zij leggen zich daarbij neer of althans zij
trachten dat te doen.
God doet iets en de mens laat God we
ten, dat hij het, nu ja, góéd vindt is te
veel gezegd, maar hij wil zich er in schik
ken. Hij zal er in berusten.
Uw wil geschiede, zeggen wij dan.
Waarmee gepaard gaat de verzuchting:
Gods wegen zijn niet onze wegen. Zo in
de geest vanje kunt God toch niet vol
gen en je kunt Hem niet verbieden te
doen wat Hij wil.
Inderdaad, dat moeten we dan ook
maar niet proberen.
Er is maar éne offerande,
Waarmee men God genoegen doet:
Het bloed uit de doorboorde handen
En uit de vastgeklonken voet
Dat op mijn hart het 'reukwerk brande
Van het verzoenend bloed
A. V.
V.
Maar óók niet de houding aannemen
alsof Gods daden onder onze controle
staan en wij achteraf daar onze instem
ming mee moeten betuigen.
Waar halen we de overmoed vandaan,
om over wat God doet ons oordeel te ge
ven, zonder dat God ons daarom vraagt
Moeten wij wat God doen wil sanctio
neren of onze goedkeuring daaraan hech
ten
Is het zo, dat een méns zijn Schepper
décharge verleent?
Vragen naar Gods wil is iets anders
dan zich schikken in Gods wil, die inmid
dels daad werd, zich voegen in het onont
wijkbare.
Vragen naar Gods wil heeft niets te
maken met wat God doet, maar staat in
verband met wat wij doen.
Niet in zaken waarin onze wil is Af
geschakeld, maar in zaken waarin God
aan onze wil een rol heeft toebedeeld, be
horen wij ons aan Góds wil te conforme
ren. Doen wij dat niet, dan klaagt God
over óns en constateert Hij met droefheid
dat Zijn wegen en onze wegen niet sa
menvallen, maar uiteen wijken.
Dan roept God de goddeloze terug van
zijn goddeloze weg en dringt Hij er bij de
ongerechtige man op aan om zijn gedach
ten te verlaten.
In de gereformeerde geloofsleer wordt
onderscheid gemaakt in de wil Gods tus
sen de „wil des bevels" en de „wil des
besluits".
Wat God in Zijn raad bepaalt dat ge
beuren zal, gebeurt. Onafhankelijk van
onze wil en a fortiori onafhankelijk van
onze goedkeuring.
Wij zitten niet in Gods raad. Over Zijn
wil en over Zijn daad hebben wij geen
oordeel te geven. Wij hebben daarbij geen
stem in het kapittel.
Maar er is ook een gebod Gods aan
ons. Er is een „wil des bevels". En daar
van geldt, dat onze wil zich daarnaar rich
ten moet en zich bij voorbaat daaraan
onderschikken moet.
Gods welbehagen is een verborgen ding.
En inderdaad, daar moet een mens in be
rusten. Alleen moet die mens afleren om
daarbij ten onrechte bepaalde bijbelteksten
aan te halen. Bijbelteksten moeten in hun
verband gelezen worden.
Maar Gods gebod is een geopenbaard
iets. En dat gebod moeten we ons niet
eerst herinneren als we met iets klaar
zijn en we bij de stukken zitten, die we
door onze zonden gemaakt hebben. We
moeten ons er aan gewennen vóórdat we
iets ondernemen te vragen naar Gods wil.
In al onze „wegen" in alles wat we
ondernemen moeten we de Here „ken
nen". Hem er niet buiten houden, maar
Hem erin betrekken. Altijd weer moet de
HERE het zijn, die zegt hoe het moet.
Dat is een christelijk leven, dat er in alle
dingen op uit is de HERE welbehaaglijk
te zijn.
Dat is dankbaarheid, wanneer we ons
steeds afvragenwaarmee kan ik in deze
situatie de HERE van dienst zijn? Hoe
is mijn handelen in ZIJN ogen goed?
In deze geest moeten wij de derde bede
leren bidden.
Natuurlijk in nauwe samenhang met
het voorgaande.
Wanneer God om Christus' wil onze
Vader is, zal ons leven nooit meer los
van die Vader geleefd mogen worden.
Zijn Naam is over ons uitgeroepen en
moet dus door ons geheiligd worden. Zijn
rijk moet komen, mede door de ontplooi
ing van al onze activiteiten. Zal daar iets
van terecht komen, dan moet onze wil
worden omgebogen naar Zijn wil.
Niet naar Zijn wil voorzover die ons
onbekend ismaar naar Zijn wil voor
zover die ons terdege bekend kan zijn.
Want God heeft Zijn wil in Zijn
Woord geopenbaard en in Zijn wet dui
delijk geformuleerd.
We behoeven naar Gods wil niet te gis
sen.
We kunnen nooit zeggenwe weten
niet wat Gods wil is. En daarom zijn we
maar vast begonnen.
Wanneer we in al onze arbeid Gods
medearbeiders zijn, dan moeten we ook
zorgen dat God het met ons eens kan zijn,
als we iets ondernemen.
Anders kunnen we niet verwachten dat
God met ons meegaat in wat wij op touw
gezet hebben.
In de profetie van Amos klinkt dat ver
wijt door, dat God het zo vaak niet eens
is met de wegen, die Zijn volk inslaat.
Daarom gaat Hij niét met hem mee. Van
het wandelen mét God kan niets terecht
komen, als wij naar Zijn wil niet vragen.
Dan laat God ons wandelen „in onze we
gen".
Veel klagen over „geestelijke verlating"
vindt daarin zijn oorzaak, dat wij het de
HERE eenvoudig onmogelijk maken om
aan onze zijde te gaan.
Dachten wij dan dat God mét ons is
op een zondige weg?
Dan heeft niet de Here óns verlaten,
maar wij hebben Hém verlaten.
Wij sloegen links af, toen Hij recht
door ging. -
Terwijl Hij de koninklijke weg van
Zijn geboden bleef volgen, gingen wij de
kronkelweg van onze ongerechtigheid.
En dan maar klagen over God, die ons
zo alléén laat, die zich verbergt.
Geen wonder wij lopen van Hem
weg.
Wij moeten weer ernst maken met het
Verbond Gods en er een genade in zien,
dat God met ons omgaan wil.
We moeten niet pogen ons leven aan
Gods aandacht te onttrekken. Veeleer
moeten wij, naar Gods opdracht, zó le
ven, dat de HERE ons altijd in het oog
kan houden. Vóór Zijn aangezicht. Met
een oprecht hart.
Dan zal God onze paden recht maken.
Hij -zal ons wegen wijzen, die recht
streeks naar het doel leiden.
Hij zal ons leven brengen in het spoor
der „gerechtigheid".
Want Zijn wil alleen is heilig en goed.
Als wij er maar op uit zijn Zijn wil
te leren kennen.
Als in ons hart de bede maar leeft:
Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart,
toets mij en ken mijn gedachten; zie, of
bij mij een heilloze weg is, en leid mij
op de eeuwige weg.
Dan gaat Hij ons, juist ook door Zijn
geboden, met Zijn heillicht voor.
A. V.
Hedendaags gaat de zegswijze„je bent
dokter, dominee, meester of je bent
't niet! Nu staat zekere naam sinds en
kele maanden aan de kop van dit blad,
als zijnde „mederedacteur". Wellicht
vindt deze ongelukkige keuze haar grond
in de weidse klank van diens naam. En
't moet gezegd die naam is verhe
ven genoeg; maar de vlag dekt niet altijd
de lading.
Zo kan iemand iets van Goliath hebben
en wel „Klein" hetenterwijl wij vroeger
een dorpsgenoot hadden, een miezerig
klein manneke, die „de Lange" heette.
Enfin je bent mederedacteur of je
bent het nietl