De perikelen van
Pater Malachias
Co-existcntic en de
verdraagzaamheid Gods
Enfin, Kuypers reformatie was ook in
dit opzicht „principiëel" volkomen in
orde.
Doch de praktijk?
Dat de gemeentenaren zich nu, ver
zwijgend ja de lof Gods, zich al te vaak
onledig hield met de onnozelste, indien
met de zondigste opmerkingen. Maar ja,
het principe was dan toch maar juist!
De dienst vangt eerst aan met het woord
uit Gods Naam.
En zietdaar, in het „traditionele" Mid
delburg klinkt me reeds in de consistorie
het Godlovend, het mij opwekkend lied
der gemeente.
Het heeft mij enkel goed gedaan.
D. J. C.
Men zou zo zeggen: de dingen liggen
zo eenvoudig als het maar even kan. Daar
is een eenvoudige en gelovige Benedictijn
die er onthutst over is, dat er zoveel bru
taal ongeloof is in de wereld. Hij vraagt
de Heilige Geest om de nodige geloofs
kracht, een dancing in de lucht te laten
vliegen, niet om door dit mirakel be
roemd te worden, maar „om de mensen
terug te brengen tot het geloof in onze
Verlosser Jezus Christus.
Het gelukt inderdaad, en onze pater
is naief genoeg om te denken dat het gro
te gat dat er geslagen is in de straat, te
Edinburgh, waar vroeger „de Hof van
Eden" stond, voldoende is om de mensen
althans aan het denken te brengen, dat
wonderen niet onmogelijk zijn. Via dit
wonder komen zij dan allicht tot het ge
loof aan de bijbel.
Het loopt precies anders uit.
Malachias had van tevoren al enige te
genstand ontmoet bij de geestelijkheid te
Edinburgh, toen hij met z'n plan om dit
mirakel te verrichten, op de proppen
kwam.
De kanunnik vindt het plan „hoogst
roekeloos". We moeten er rekening mee
houden, zegt hij, „dat er natuurwetten
bestaan die de Almachtige God slechts
zelden verbreekt".
De kanunnik vindt onmiddellijk bijval
bij z'n kapelaans, en een van hen merkt
op„wonderen zijn in deze tijd geheel
en al uit de mode. Als er een zou plaats
grijpen in de slaapkamer van monseigneur
de bisschop zelf, zou de doorluchtige oude
heer die rare buitennissigheid zo haastig
mogelijk in de doofpot stoppen".
De Benedictijner monnik stelt hier het
volgende tegenover„Eerwaarde heren,
ieder van u staat dag aan dag aan Gods
altaar, en u volbrengt krachtens uw pries
terschap het wonderlijkste aller wonde
ren: de verandering van brood en wijn
in het Lichaam en Bloed van onze Heer
en Verlosser Jezus Christus"„een
wonder dat zich elke dag drie honderd
duizend maal voltrekt, zowel in obscure
Spaanse dorpskerkjes als in de kathedra
len. Gezien de wonderlijke wijze waarop
zich dit wonder steeds herhaalt, is het
toch geen vermetel vertrouwen, om te ho
pen, dat God mij in staat zal stellen het
veel minder ontroerende wonder te ver
richten van een verplaatsing door de lucht
van een dancing die volgens uw eigen
zeggen, al zoveel schandaal in uw paro
chie veroorzaakt heeft".
U voelt de snijdende logica.
We staan hier op een van de hoogte
punten van dit merkwaardige boek.
De schrijver wil aantonen (van zijn
R.K. standpunt dan), dat de kerk die om
zo te zeggen bij het wonder Kind aan
huis is, en het dagelijks hanteert, zo aan
het wonder gewend is dat men het won
der niet meer ziet, en er eigenlijk ook
geen raad mee weet. De officiële kerk is
zo in het wonder verstard, dat ze geen
wonder meer kan doen, en de wereld door
haar geloofskracht niet meer verbaasd
kan doen staan.
Ik ben hier eigenlijk al aan het voor
uitlopen op de „beoordeling" en keer
daarom haastig naar het verhaal terug.
Nadat Malachias dan de tegenstand in
eigen kring overwonnen heeft, en het mi
rakel verricht is, komen de moeilijkheden
eigenlijk pas goed los.
Malachias had gemeend dat het wonder
voor zichzelf zou spreken, en dat de gees
telijk onverschilligen over de hele wereld
door deze wonderbare bovennatuurlijke
gebeurtenis voor de voeten van Christus
zouden worden gebracht.
Helaas
„Edinburgh" weigerde hardnekkig het
mirakel als echt te aanvaarden.
Meer dan driehonderd jaar wist Edin
burgh dat de Roomsen niet te vertrouwen
warenEdinburgh was in het minst
niet onder de indruk van deze paapse
hocus-pocus. Het mirakel was helemaal
geen mirakel; het was natuurlijk auto
suggestie of massahypnose of klinkklaar
bedrog.
„Die katholieken deugen niet, Jannie^
en zelfs al zouden ze bewijzen dat ze wel
deugen dan deugen ze nog niet." Tegen
een deugelijke logica konden zelfs de
poorten van de hemel niets uitvechten.'''
Het algemeen oordeel was „dat wonderen
onfatsoenlijk en onwetenschappelijk wa
ren" aldus zij „die niet tot het huisr
gezin des geloofs behoorden."
En nu de katholieken.
Het moet erkend dat de schrijver die
met het „Protestantisme" niets op heeft,
z'n eigen geloofsgenoten ook niet spaart.
Integendeel, hij geeft ze heel fijntjes
vele vegen uit de pan. De kardinaal-aarts
bisschop van Parijs zei toen hij er over
geïnterviewd werd: „Mogelijk is het een
echt mirakel, maar het is ook mogelijk,
dat het geen echt mirakel is."
En de kardinaal-aartsbisschop van Mi
laan sprak dit gevleugelde woord: „Als
het waar is, is het waar, maar als het niet
waar is, is het niet waar".
Zo hield de kerk zich op de vlakte.
Alleen de kranten hadden er een aar
dige kluif aan „zij konden met gemak een
behoorlijke reportage in elkaar flansen,
zonder dat hun hoge onpartijdigheid ge
vaar liep. Moorden en aanrandingen wa
ren de laatste tijd zeldzaam, en daar het
minstens zes weken geleden was, dat de
Universiteitsprofessor in Plyde-Park be
trapt was op een amoureuze uitspatting
en minstens vier maanden dat een typiste
de Atlantische Oceaan was overgevlogen,
was, voorzover het de journalisten aan
ging dit wonder als manna over een sen-
satieloze wereld neergedaald".
Veel vreugde beleefde de pater dus nog
niet van het mirakel.
De perikelen worden nog groter als de
heren George Bleater en Shyman Bell
resp. manager van het gezelschap „Wiens
Baby Ben Jij", en eigenaar van de „Plof
van Eden" schadevergoeding komen vra
gen, omdat hun zaak naar een onbewoond
eiland is verplaatst.
Daar had die goeie pater met z'n vro
me intenties natuurlijk helemaal niet aan
gedacht. Mensen die met wonderen om
gaan, en de bekering van de wereld in
hun achterhoofd hebben zijn altijd on
zakelijke lieden.
Dat ondervond pater Malachias.
De heer Shyman Bell wordt beschre
ven als iemand met een vlezig gezicht en
zoetsappig stemgeluid, van wie pater Ma
lachias zich afvroeg of het werkelijk de
bedoeling kon wezen van de almachtige
God, dat hij deze man zou beminnen.
De man had namelijk kans gezien een
geregelde dienst van de kust naar het
eilandje in te leggen, en de „Hof van
Eden" floreerde ginds als nooit te voren.
Niettemin vroeg hij een schadevergoeding
van 100.000 pond sterling.
Zijn collega, de heer George Bleater,
heeft gehoord dat de Heilige Geest pater
Malachias in staat gesteld heeft, het won
der te verrichten, maar hij zou dan wel
eerst eens een portret van de Heilige
Geest willen zien. In elk geval hebben
„die goochel toertjes van u en uw Heilige
Geest" hem een lieve duit gekost en hij
vindt het niet meer dan billijk dat Mala
chias er voor opdraait.
Tenslotte is er nog Mr. Ink, die bij de
pater op bezoek komt met de mededeling
„ik ben gekomen om de rechten van uw
mirakel te kopen".
De transactie zou pater Malachias in
staat gesteld hebben, de heren schuld
eisers te voldoen, maar de wijze waarop
die transactie wordt voorgesteld, bezorgt
de goede pater de schok van zijn leven.
„Nu", zei Mr. Ink, „als man tegenover
man, wat is de truc „Als hemelse show
man tegenover een aardse show-man, hoe
hebt u dit mirakel klaar gespeeld?"
Mr. Ink ziet er wat in, als hij achter
het geheim kan komen, maar toen hij
hoorde dat de pater geen trucjes kende,
maar alleen maar geprobeerd had „de
mensen terug te brengen tot de gods
dienst, was hij diep teleurgesteld. Hij
voelt dat daar geen zaken mee te doen
zijn, en gooit het daarom over een andere
boeg.
„Uw mirakel", aldus Mr. Ink, „zou
een first-class film kunnen opleveren, en
het zou storm lopen, wanneer u zelf er
in zoudt optreden. Maar, het moet reëel
zijn, menselijk, en geen haarkloverij. De
mentaliteit van de meeste bioscoopbezoe
kers, pater, is de mentaliteit van de ze
ventienjarigen en de mentaliteit van de
zeventien jarigen wordt meer bepaald door
de liefde dan door de godsdienst. Dat is
het: we moeten de liefde brengen in uw
mirakel".
Maar die is er al, protesteerde Mala
chias. „Ik heb u toch gezegd, dat ik dit
wonder heb verricht uit liefde tot God
Met een handgebaar schoof Mr. Ink
alle hogere motieven van zich af.
„Ik zei zeventien jarigen, pater, en niet
zeventig-jarigen. Zeventien jarigen denken
slechts en in de meest stricte zin
aan liefde voor elkaar en niet aan liefde
voor God. We maken dit er van. U bent
een monnik, geheel opgaand in gebed in
uw kapel en in het verzorgen van uw ro
zen. Op een dag kijkt u door een toren
venster, en daar ziet u een minnaar en
zijn geliefde, geleund tegen een muur met
ijzeren pinnen, elkander kussend in harts
tochtelijke overgave. En tegelijk groeit in
u het besef dat de menselijke liefde iets
schoons is en dat mannen en vrouwen een
duivels werk verrichten door zich op te
sluiten in een klooster en een emotie te
ontvluchten, die sterker is dan een ijze
renboogbrug over een rivier en tegelijk
tederder dan het maanlicht over een meer
in het woud. Daar zouclen we een passage
tussen kunnen voegen over u zelf, veertig
jaar jonger, vluchtend voor een geliefde,
die u uit lafheid niet durft omhelzen.
„Jouw gulden lokken, Gretchen", moet u
dan zeggen, „zullen mijn hart voor eeuwig
binden aan dat grote, dat mannen moeten
zoeken en nimmer kunnen vindenmaar
helaas, mijn vader is hard als steen en ik
moet monnik worden. Vaarwel, gulden
Gretchen, elk jaar, wanneer de rozen
bloeien, zal ik aan je denken."
Hoe dan ook, de volgende morgen wan
delt u in een laan, en daar ontmoet u het
meisje, dat kuste en gekust werd; verrast
ziet u echter, dat zij bitter schreit. „Wat
deert u mijn dochter", vraagt u met zoete
en tedere stem. „Mijn moeder wil mij non
laten worden", antwoordt het aardige
jonge ding, en zij heft haar gezichtje, nat
van tranen, naar u op. „En ik, boosaar
dig schepsel, ik bemin Fritz Ausenheim
die ginds bij de watermolen woont."
„Laster niet, dochter", zegt u, in teder
verwijt uw hand opheffend, „uw liefde
voor Fritz Ausenheim is een gave Gods.
Ga uw moeder zeggen dat een arme mon
nik haar wil spreken."
De moderne tijd wordt gekarakteri
seerd door zijn praktische oplossingen.
Men vraagt niet meer naar principiële
uitgangspunten; men wil zich niet meer
laten leiden door inzichten van levens
beschouwelijke aardmen vraagt niet
meer naar normen.
Men is veel meer geneigd tot de tactiek
van het „knopen doorhakken". In een be
paalde situatie móét er een oplossing ko
men.
Welnu men hakt de knoop eenvoudig
door en de „oplossing" is er.
Zo was het in Korea, zo was het in
Vietnam, zo was het in Berlijn.
Men verdeelt eenvoudig een land, een
stad, in sectoren en invloedssferen; men
trekt een demarcatielijn en de zaak is ge
zond.
Dat de duizenden aan tirannie en gees
telijke slavernij worden uitgeleverd neemt
men op de koop toe.
Men heeft een „oplossing" gevonden.
En daar gaat het maar om.
Zo zoekt men voor alle grote wereld
problemen naar practische oplossingen.
Voor het vraagstuk van donker Afrika,
voor het probleem van communistisch
China, voor het vraagstuk van verdeeld
Europa.
We zijn in de fase gekomen, dat zelfs
de koude oorlog zijn aantrekkelijkheid
verliest. Ook de dreiging met de A- en
H-bommen heeft na het grote congres dei-
specialisten op dit gebied geen preventieve
kracht meer. De atoomenergie moet over
schakelen van oorlogs- op „vredes"-pro-
ductiviteit. Daarover zijn allen het eens
en de geheime gegevens worden uitgewis
seld.
Immers men staat op de drempel van
een nieuwe tijdde tijd waarin blank en
zwart, zij het gesepareerd, vreedzaam zul
len samenleven, de tijd waarin de demo
cratie en het communisme, elk hun eigen
rayon bewonend, elkaar niet meer zullen
bedreigen. Allen zijn we bezig „humaan"
te wordên. Er is een breed-zakelijk ter
rein van gemeenschappelijk belang bij
vrede en welvaart. We zijn toch allemaal
„mensen", of we nu Amerikaan of Rus
of Chinees zijn, of we import-blanke of
zwarte inboorling zijn. We moeten in al
onze conflicten een modus vivendi vinden,
een practische oplossing in het leven roe
pen. Welnu: co-existentie is het verlos
sende woord.
Leef eenvoudig naast elkaar en mèt el
kaar en laat de ene overtuiging van even
veel waarde zijn als de andere. Tenslotte
zijn we toch als mensen solidair in de
lotsverbondenheid van deze tijd. Geboren
temidden van de ruïnes van twee wereld
oorlogen, moeten wij wijzer zijn dan onze
vaderen, de situatie nemen zoals die is,
de knoop doorhakken, elkaar met rust la
ten en elk in eigen rayon doen wat men
meent te moeten doen.
Co-existentie en solidariteit, op grond
van het feit wat we, bij alle verschil, toch
allen aan het „humane" deel hebben. Flet
menselijke in de mens, als we dat maar
kunnen redden.
En we menen dat te kunnen redden,
U komt dan bij de moeder, een stugge,
lelijke vrouw, die niets anders doet dan
gebeden prevelen en haar dienstboden uit
schelden. „Ga achter mij, Satan", zegt zij,
als u haar vraagt, haar dochter toe te
staan te beminnen en te huwen. „Wij de
den een gelofte, Griselde af te staan aan
het klooster van de heilige maagd op de
berg, en zij zal gaan 'naar de heilige maagd
op de berg."
„Het is een schande en een zonde, ware
liefde te verachten" roept, u uit, niet in
het minst bevreesd voor haar bliksemende
ogen, en dan verplaatst u haar adelijk kas
teel naar de top van de Mont-Blanc tot
zij toestemming zal hebben gegeven tot
het huwelijk van haar dochter met Fritz
Ausenheim die de zoon van een kolen
brander of een smid zal blijken te zijn
en tot zij toegeeft, dat ware liefde Gods
zonneschijn is voor de menselijke ziel.
Het geheel speelt zich af in Oostenrijks
Tirol".
Mr. Ink geeft toe „dat er geen diepte
zit in de intrigue. „Maar door mijn on
dervinding als show-man heeft mijn me
ning in dit opzicht meer waarde dan de
uween ik ben beslist van mening dat het
publiek zou likkebaarden van een derge
lijke film."
Er komt natuurlijk niets van deze film.
Maar dat is voor pater Malachias geen
teleurstelling.
De grote teleurstelling van zijn leven
is echter de houding van de „heilige stoel"
in Rome.
Hoe die er hem toe brengt, z'n eigen
wonder te gaan begraven, vertel ik u
D.V. de volgende week, mitsgaders wat
dit ons nu allemaal te zeggen heeft.
H. V.
door de toestand te fixeren zoals die is.
We komen eenvoudig overeen de zaak
„vast" te zetten. We doen zoals men ons
op een veerboot beveelt te doenremmen
vast, lichten doven!
Wat zullen we nu een „zalige" wereld
krijgen: vrede en welvaart.
Stel U voorwe kunnen straks naar de
maan reizen per atoomraket.
Voor iedere beurs bereikbaar. Hout-
sprokkelen en kolenscheppen behoort tot
het verleden. We zetten eenvoudig onze
nieuwe atoomradiator aan. Datzelfde doen
onze communistische partner-wereldbur
gers, met wie we rustig en vriendelijk ui
vrede leven, afgedacht van wat er in Si
berië gebeurt. We kwamen immers tot
overeenstemming en alles is in der minne
geschikt in onze nieuwe wereld.
We wezen in een vorig artikel op het
grote gevaar dat hier dreigt. Dat het „hu
mane" zó beslag op ons legt, dat daardoor
de grote geestelijke tegenstelling op de
achtergrond zal raken. Dat vrede en wel-
vaartspolitiek zózeer ons zullen bekoren,
dat daardoor dé antithese tegen de afval
der wereld en de geest uit de afgrond zal
worden vaarwel gezegd. Dat het geloof
der gelovigen zózeer zal verbleken, dat de
liefde geen haat meer kent en het gebed
om de verstoring van de werken der duis
ternis zal verstommen. We hebben im
mers de „duisternis" leren aanvaarden.
We kwamen tot overeenstemming en
grensafbakening. De jeugd zal de strijd
niet meer behoeven te leren. Want wij
waren de vernuftige generatie van de co-
existentie, niet alleen van blank en zwart
in separate reservaten, maar ook van de
co-existentie van het rijk Gods en het rijk
der duisternis, waartussen wij de demar
catielijn konden uitzetten. En het „huma
ne" van dit nieuwe Babel, dat wij bouw
den, zingt geen vloekpsalmen meer. God
hoeft zijn twistzaak niet meer te twisten.
Wij hebben daar in deze tijd zeker geen
behoefte aan.
We kunnen dat in „onze" wereld niet
gebruiken. Het „haten van die God ha
ten" schrappen we uit onze bijbel en het
eigenwijze, uitdagende „Pro Rege" van
die ouderwetse christelijke-organisaties is
een leus uit de vorige eeuw, waarvoor we
ons nü schamen.
We kunnen „gelovigen" blijven in de
persoonlijke sector van het leven, maar
overigens is onze nieuw-gewonnen levens
wijsheid deze: wij zijn en blijven solidair
met de wereld. Het bevalt ons best!
Toch is met deze aanduiding van de
gevaren het laatste woord over het vraag
stuk van de coëxistentie niet gesproken.
Integendeel
Bij alle noodzaak tot activering van de
geestelijke strijd, bij alle afwijzing van
een valse solidariteitswaan, bij alle kri
tiek, die we mogen en moeten leveren op
een co-existentiegedachte in de zin van
„remmen vast" wij staan voor het
merkwaardige feit van de lankmoedigheid
Gods en de belofte Gods voor de volke
renwereld.
Wij bidden niet alleen om de bewaring
der kerk en de verstoring van de werken
des duivels, maar ook om de volkomen
heid van het Godsrijk, waarin God alles