Generale Synode Eerste indrukken der JTxelctria Nu ken ik onvolkomen, maar eens MEDITATIE Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE ELFDE JAARGANG No. 10 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 2 SEPTEMBER 1955 Abonnementsprijs3,— per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Véél nieuws heeft de pers U nog niet gebracht over het werk onzer Generale Synode. Van publieke zitting kwam be grijpelijkerwijs in de eerste week niets. Het werk moet eerst in de Commissies worden voorbereid. Zeven van die colleges zijn er op uit getrokken, ieder in een apart vertrek, waar ze als maar lezen in rapporten, brie ven, bezwaarschriften e.d. Gelukkig „ver overde" onze Commissie een goed ver trek, waar frisse lucht kan binnendringen. Daar zitten we dan met z'n achten. Eén professor met drie predikanten en vier ouderlingen. Wat zegt U? Zie je wel, dat de pro fessoren toch de touwtjes in handen heb ben? Mis hoor. De vrijmoedigheid in het wederstaan van een hooggeleerde kent geen grenzen. Natuurlijk binnen de gren zen der betamelijkheid, dat spreekt van zelf. Maar, dan toch zó, dat ieder zijn opinie verdedigt en de prae-adviserende stem lang niet altijd de boventoon voert. Dit ter geruststelling van mogelijk ang stige lieden, die beducht zijn voor een professoren-régime. Ieder krijgt weer een aparte opdracht, om over een bepaalde zaak te rapporte ren in de publieke zitting. Daarom nemen we eikaars werk onder de loupe in de Commissie. Het „kraakt" soms, en toch lachen we onder elkaar. Een boos oog heb ik nog niet gezien. Want, we willen gezamenlijk ons werk zo goed mogelijk doen. Intussen zorgen Friese dames, dat de Synodeleden kennis maken met het lek kers, dat daar wordt verspreid. At U ooit drabbelkoeken, of Friese duimpjes, en wat dies meer zij De koffie- en thee pauze wordt daardoor een welkome on derbreking van het als maar beraadsla gen. Met enig spijtgevoel horen we, dat we het op de publieke zittingen iets min der royaal zullen hebben, dan in onze Commissievergadering. Dan moeten we met de grote hoop delen. In de intieme kring kregen we meer dan de volle maat. Maar, die schone tijd is dra voorbij Er zijn Synodeleden van heel verschil lende aanleg. Sommigen debatteren nog, als ze aan de koffiemaaltijd zitten. Zó zijn ze dan in de stukken „in". Anderen be trachten meer de regel van de gezonde af wisseling. Dat wil zeggen, dat ze aan ta fel zich wat anders voordoen, dan in de vergadering. Zonder schaamte zij het be leden, dat ik me onder deze broederen aardig thuis voel. Zonder over te gaan tot een andere „staat" des levens, is wij ziging van de „stand" wel eens gewenst. Ook komt het aan de werking van de spij zen ten goede. Soms bekruipt je de angst, als er „sta pels" worden overhandigd over één en kele zaak. Hoe is het mogelijk, dat alle maal in je op te nemen, en dan straks daarover met voorstellen ter Synode te komen? Enfin, van morgen hoorden we, dat er deze week nog een boottochtje zal komen. Dat zal weer enige opfrissing brengen. Zelfs de meest degelijk kijkende leden hoorden dit bericht aan met een tinteling in hun ogen. De Synode, straks een varende gemeente, voor een middagje dan. Vandaag gaat de publieke zitting begin nen. Sommige deputaten, wier zaken van middag aan de orde komen, lopen al rond in de vergadering. Natuurlijk in spanning, wat de Synode zal besluiten. U moet deze week nog geen grote be slissingen verwachten. Aan de grote stuk ken wordt nog „gedokterd". Er zijn nu al rapporteurs, die van hun nachtrust het nodige afnemen. Het belangrijkste voor deze avond zal worden, de bespreking over de werkwijze der Generale Synode. We zien dat allen met belangstelling tegemoet. Het zou kunnen zijn, dat de Synode een beslissing nam, waardoor we ineens overspringen op een andere me thode. Niet meer in één keer alles achter elkaar afwerken. Hoe dat wordt, valt in dit vroege middaguur nog niet te zeggen. U leest maar ijverig de Synodeverslagen. Het openingsuur is nabij. Alle afge vaardigden zijn present. Mijn aandacht hoort nu ook bij de stukken. Daarom be sluit ik nu maar een beetje gauw, want de reis naar Middelburg is nog ver. La ter schakelen we de Synode nog wel eens in ons gesprek in. Een even goede stem ming U gewenst, als ik rondom mij con stateer. C. St. Principes. De deftige vigilante van Mr van Andel moge tot het verleden behoren, de ouder wetse gastvrijheid eri hulpvaardigheid zijn nog springlevend in Middelburg. Zonder namen te noemen, ben ik er gens op 'n wit buiten vorstelijk onthaald. Eerlijk gezegd zag ik tegen de verre wandeling naar de kerk op die snikhete Zondag wat aan. Maar met de vaardigheid van 'n oud zeeman wist mijn gastheer 'n auto te charteren en de eigenaar daarvan reed mij met de voorzichtigheid van 'n porse- lijnliefhebber tweemaal heen en weer. Enfin, ik ben er in de watten gelegd met het oog op de hondsdagen geluk kig alleen figuurlijk maar heb er dan ook met heel de gemeente die Zondag middag vooral, ofschoon het gebouw in het koudere Noorden heette te staan, me nig zweetdruppeltje laten vallen. Waarom zweette Adam nooit? Die prachtvraag schiet me eensklaps te binnen. Jaren geleden er waren nog niet veel Christelijke scholen solliciteerde het hoofd van zulk 'n dorpsschool met de bijbel naar 'n stadsschool. De hoorcommissie uit het grotere Dor drecht vervoegde zich vanzelf ook bij de plaatselijke predikant, die dit schoolhoofd niet erg mocht. Aanbevelen wilde hij hem niet. Afkammen dorst hij ook niet. Zo zweefde hij wat in de lucht en om hem. op de begane grond te krijgen, stelde één der heren uit Dordt de vraag: kunt U nu op uw catechisatie verschil in bijbel kennis merken tussen de kinderen van de openbare en van de christelijke school. Ja, zei de dominee, dat wel; maar als ik dieper ga, dan weten de jongens en meisjes van de christelijke school het toch evenmin. Dieper vragen, hield de Dordtenaar aan bij de zwever, noemt u eens zo'n diepe vraag. Nou, zei de ander, als ik bijv. vraag: waarom zweette Adam nooit, dan weten ze 't net zo min als de kinderen van de openbare Nu ik wist het op die Zondagmid dag in de Middelburgse Noorderkerk wél Wat 'n genot die Zondagochtend in de consistorie van de Hofpleinkerk de vroeg opgekomen gemeente, reeds vóór de eigenlijke dienst als één machtig koor te horen zingen In 'n fris tempo klonk lied na lied op, uitnemend begeleid en aangevuurd door het orgel. Daar zal ook wel 'n on-Adams druppeltje zweet zijn gevallen! Ook aan de gemeente van Middelburg zal wel één of ander ontbreken. Maar waar men met zo kennelijke lief de opzettelijk vroeg komt om gemeen- 1 Cor. 13: 12b. Tussen de tijd, waarin Paulus leefde, en deze tijd liggen negentien eeuwen, waarin er gestadig vorderingen zijn gemaakt op het gebied van het kennen, de wetenschap. Wij zouden zeggen: de volkomenheid is nu toch wel bijna bereikt, nu men de wereld, waarin wij leven, heeft ontleed tot in zijn allerkleinste bestanddelen. Maar het wonderlijke is, dat juist in deze tijd het besef levend geworden is in de kringen van de grootste geleerden, dat er vaste grenzen zijn aan het terrein, waarop de menselijke kennis zich beweegt, en dat het er tegenwoordig juist om gaat, de grenzen van het menselijke kennen zo nauwkeurig mogelijk te bepalen? Dat is de hoogste wetenschap vandaag aan de dag. Meer dan 50 jaar geleden, wordt er vandaag toegegeven, dat er vragen blij ven, die door het verstand niet kunnen worden opgelost, en sommige geleerden zijn er na aan toe, te aanvaarden, wat er staat in Hebr. 11:3: Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand is gebracht, zodat het zichtbare niet is ontstaan uit het waarneembare. In Duitsland verscheen indertijd een boek met de titel „Die Naturwissenschaft auf dem Wege zur Religion"de natuur wetenschap op weg naar de religie. Op die vragen die open blijven, geeft juist de Bijbel het antwoord, en menig natuuronderzoeker houdt weer meer rekening met dat bijbelse antwoord, dan hij het vroeger zou hebben gedaan. „Mijn kennis blijft onvolkomen", daarvan gaat hij uit. „Nu ken ik onvolkomen." Misschien hebben wij daar allen wel eens te weinig aan gedacht. Het is onder ons een spreekwoordtwee weten meer dan één, maar het druist altijd weer in tegen ons eigen vlees en bloed om dat eerlijk te erkennen. En toch als het kennen van alle mensen samen nog onvolkomen blijft, als het op elk terrein slechts stukwerk blijft, hoeveel te meer dat van een enkele, eenvoudige mens, zoals wij. Is het gevaarlijk, om te zeggen, dat ook twee gelovigen van verschillende kerkgenootschappen meer weten dan die ene van het ene kerkgenootschap? Dat ook op dit punt de kerken elkaar wel eens zouden kunnen aanvullen, omdat ze allen de waarheid ten slotte on volkomen verstaan? In ieder geval moeten wij er wel terdege rekening mee houden, dat onze kennis nu onvolkomen is, ook onze kennis van elkaar. Wij oor delen soms al te gemakkelijk over eikaars motieven, die dreven tot bepaalde daden, en komen dan tot veroordelingen, die onbillijk en on rechtvaardig zijn. Deemoed is hier voor een Christen wel een eerste vereiste. Aan Augustinus werd eens gevraagd: „Wat is wel de eerste christelijke deugd?" De kerkvader antwoordde: „Nederigheid". „En de tweede?" „Nederigheid." „En de derde?" „Nederigheid." De grootsten onder de Christenen zijn ook altijd de meest nederige geweest, overtuigd als ze waren van hun eigen onvolkomenheid, ook op het gebied van het doorgronden van anderen. Hun oordeel was, als het even kon, voor zichtig en mild. Eens, als de volmaaktheid aanbreekt, komt ook het volkomen ken nen, van al het geschapene tenminste. Onze Here God zullen wij ook dan niet kunnen doorgronden met ons menselijk brein. Wel zullen wij dan meer begrijpen van zijn handelen met ons, in dit aardse leven, waar nu Gods wegen met ons vaak zo duister schijnen, en wij zullen Hem loven, omdat Hij alles zo wonderlijk goed heeft gemaakt. Maar al het geschapene zullen wij dan kennen met een volkomen kennis, ook elkaar. Volkomen kennen, dat is eigenlijk: vol liefde begrijpen, vol liefde omvatten. Zo heeft God al van het begin ons gekend, omvat, aanvaard, zo vol liefde, dat zelfs het offer van zijn Zoon niet te groot was, om ons te behouden. Zo zullen wij ons eens vol liefde verlustigen in elkaar, en samen in de nieuwe schepping, die kristalhelder voor ons liggen zal, vol goddelijke eenvoud, en wij zullen het God nazeggen, dat het zeer goed is. Gapinge. J. SPOELSTRA. schappelijk het christelijk lof- en loklied te zingen, daar is het in geen geval de dood in de pot. Daar moet men, anders dan men mij wel eens verteld had, toch niet conserva tief of louter traditioneel zijn. Ieder kocht er 'n extra liederenbundel voor en verschijnt er extra vroeg in Gods huis, óm te zingenEn dat in 'n tijd, dat het niet van de lucht is om de diensten al korter te maken, verlengen ze daar in de hoofdstad van Zeeland als gemeente de ingekorte dienst zelf. Zo gaat 'n predikant, ook als hij bij tijden misschien zich gedrukt voelt, toch weer met blijdschap de preekstoel op, alsof hij het glanzend Licht volgt. Zo behoeft het ook niet altijd alleen van hém als ambtsdrager te komen. Zo sterkt en vertroost men elkander. Is er schoner bezigheid van de anders werkloze of al te veel babbelende gemeente? En als ik dan bedenk, dat dr A. Kuy- per de gemeente vóór de dienst juist de z.g. voorzang had ontnomen en het zwij gen had opgelegd! Ja, niet het zwijgen over koetjes en kalfjes, het soms weinig stichtelijk klet sen over anderen van Jan en Alleman, zoals dat helaas nog vóór al te veel dien sten des Heren geschiedt. Toen ik 'n kind was, begon in de grote St. Laurens te Rotterdam niet de predikant, maar de voorlezer. Terwijl de kansel nog leeg bleef en de gemeente nog niet steeds geheel verga derd, gaf deze 'n inleidende psalm of ge zang op. Eerst onder dit zingen leidde de koster de dienaar des Woords naar de preek stoel en bad deze aan de voet daarvan, terwijl de gemeente zong. Ik heb dit zo dikwijls ik als candidaat in Hervormde gemeenten preekt, altijd bemoedigend ge vonden. Theoretisch volkomen juist betoogde dr Kuyper, dat het niet te pas kwam, dat de voorlezer de dienst aanving, zelfs vóór ambtelijk votum of zegengroet. Voordat God had gesproken, sprak de gemeente al. En dan dat oneerbiedig geloop soms onder die z.g. voorzang!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1