2)e Christen
en de -Dienstplicht
jftxelaria
MEDITATIE
Gods Veiligheidswet
ZEEUWSE KERKBODE
elfde jaargang No. 4 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 22 juli 1955
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Berichten en opgaven Predilcbeur- Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Abonnementsprijs: ƒ3,per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 10 cent per mm.
Wanneer gij een nieuw huis houwt, dan suit ge aan uw
dak een horstwering maken, opdat gij geen bloedschuld
over uw huis brengt, als er iemand af valt. Deut. 22:8.
Bij de HERE is de bron des levens.
En bij Hem is de bescherming van dat leven.
Daarom kan dat leven in het licht van Gods gunst zo rijk en vol en
goed zijn. Want dat licht van God schijnt elke dag en elk ogenblik.
En het schijnt overal.
We moeten het risico van het leven aanvaarden. Wie een kuil graaft,
kan er wel eens in vallen. Wie stenen losbreekt, wordt er door gewond.
Wie hout klooft, loopt daardoor gevaar. (Pred. 10.)
Maar aanvaarden van het risico van het leven en zorgeloosheid zijn
twee heel verschillende dingen. Er is heel wat, dat men van te voren
kan zien en voorkomen.
Daarom is het ook heus niet zo vreemd, dat wanneer Israël na het
zwerven in de woestijn in het beloofde land vaste woningen zal gaan
bouwen, de IiERE daarvoor aanwijzingen geeft: maak een leuning of
een borstwering op het dak van uw huis. Van het platte dak van de
Oosterse huizen werd n.l. een druk gebruik gemaakt. In huis was het
meestal te warm en zo rustte men b.v. 's avonds op het dak van zijn
huis. Men ontving er bezoek en ging er ook wel op slapen.
Bij een zo veelvuldig gebruik heeft het ook alle zin er een leuning
of een borstwering van houten balken, aangemetseld met stenen omheen
aan te brengen, om er-af-vallen te voorkomen. Doet men dat niet, dan
is men zelf de schuld als er een ongeluk gebeurt. Men laadt een bloed
schuld over zijn huis
Er wordt hier dus sterke nadruk gelegd op onze menselijke verant
woordelijkheid.
Nu gaan vanuit dit schijnbaar zo simpele woord van de Bijbel wijde
perspectieven zich openen. Over veiligheidsmaatregelen bij het bouwen
van huizen, en over het hebben van goede remmen op de auto en het
opzetten van een bril bij het lassen (dat „nare" ding!) en het zorgen
van voldoende afscherming bij de draaibank en dorsmachine. Want als
ge het niet doet, en er gebeurt een ongeluk, laadt ge een bloedschuld
op u.
Ja, dat alles heeft met uw geloof te maken! Want God beschermt
het leven. Het is prachtig als we leven in het stille vertrouwende
HERE zorgt voor ons. Dat is dan de ene zijde. Maar er is ook de
anderege moet ook zelf alles doen om het leven te beschermen, want
het is een gave van God, waar we voorzichtig mee hebben om te gaan.
Onze kinderen gaan het leven in en we kunnen ze niet bij de hand
houden. Plet beschermde milieu valt in de militaire dienst b.v. weg.
Ze moeten leren op eigen benen te staan. Ze gaan verloven en trouwen,
ze zoeken hun eigen weg door het leven. En ook hier zijn weer die
twee polen: geloofsvertrouzven en besef van verantwoordelijkheid.
Geloofsvertrouwende God des Verbonds gaat met hen mee. Enbesef
van verantwoordelijkheid voor wat we hen in het grote leven mee
geven, de geestelijke reserve in de christelijke opvoeding. Als we ons
huis bouwen, moet er ook een „borstwering" zijn. Onze jongens en
meisjes mogen en moeten weten van de gevaren, die hen bedreigen.
Maar meer nog: ze moeten weten van de sterke Held, onze Here Jezus
Christus, die met hen de levensweg wil gaan. Met Hem gaan we veilig.
Ook als het huwelijksleven opbloeit.
Gaat nu verder „mediteren" (want dat kan een ander niet voor
u doen ten aanzien van uw eigen leven) b.v. over Gen. 5„En Henoch
wandelde met Goden hij gewon zonen en dochteren
Koudekerke. A. Elshout.
Telkens komt de vraag naar voren, of
een Christen wel in militaire dienst mag
gaan. Het antwoord, dat dan gegeven
wordt, is lang niet overal hetzelfde.
Men moet het blad „In de Waagschaal"
zo nu en dan maar eens lezen, dan wordt
het wel duidelijk, dat in die kring het mi
litair zijn tot een probleem wordt ge
maakt. Met name voor een Christen.
Merkwaardig is, dat door het optreden
van Billy Graham deze kwestie weer op
nieuw aan de orde kwam. Velen van onze
lezers zullen door het Zeeuws Dagblad
kennis genomen hebben van een vrij
scherpe critiek van „In de Waagschaal"
op een antwoord, door de Graham-actie
gegeven op een concrete vraag van een
jongeman in Engeland: mag ik in dienst
gaan of niet? Wat wil Jezus in dit be
paalde geval.
Volgens „In de Waagschaal" heeft het
bureau van Billy Graham deze jongere
een slechte dienst bewezen met het gege
ven advies. Plet luidde als zakelijk ant
woord: volgens de geldende wet van je
land moet je in dienst gaan.
Daar wordt dan nog iets aan toege
voegd, dat als antwoord op de vraag wei
nig betekent.
Er is in dienst een uitgebreide moge
lijkheid om te getuigen van Jezus Chris
tus. De Christen-jongere, die in militaire
dienst gaat, moet zich vooral in dienst
des Pieren weten, om Jezus Christus te
verkondigen.
Hiertegen vooral richt zich de critiek
van „In de Waagschaal". Het verwijt
wordt gericht tot Billy Graham en zijn
medewerkers, dat zij de vraag eigenlijk
omzeilen, in deze wereld alles maar aan
vaarden, en daarmee dus geen echte hulp
in levensconflicten brengen, hoe harts-
tochtelijk-bewogen het Evangelie ook
wordt gebracht.
We moeten bij dit punt even goed on
derscheiden. Zakelijk gesproken, heeft
„In de Waagschaal" voor een deel gelijk.
De vraag, of onze jongeren in dienst zul
len gaan, wordt niet beantwoordt met een
verwijzing naar de Evangelisatie-moge
lijkheden.
Het vraagstuk van de dienstplicht moet
op zichzelf worden genomen. Het gaat
dan hierover: kan een Christen het voor
God verantwoorden, wanneer hij zich on
der de wapenen begeeft, om straks de be
velen van de Overheid te gehoorzamen,
wanneer die Overheid hem in critieke
omstandigheden verplicht, van de wape
nen gebruik te maken?
De Evangelisatie-mogelijkheid staat
daar geheel los van. In zekere zin ligt die
mogelijkheid er, in elke kring, waar wij
verkeren. Metterdaad is het een jongere,
die moeilijkheden heeft over „dienst ne
men", met een kluitje in 't riet sturen,
door te verwijzen naar Evangelisatie
mogelijkheden.
Dat wil niet zeggen, dat we het „eens"
zijn met het standpunt, van waaruit „In
de Waagschaal" met deze critiek voor de
dag komt. Zoals in dit blad meermalen
de kwestie van defensie en bewapening-
naar voren gekomen is, kunnen we niet
anders dan afwijzend daartegenover
staan.
Het blad voelt het gebrekkige in het
antwoord uit de Graham-kring. Maar,
heeft het zélf ooit op een duidelijke en
voor geen tweeërlei uitleg vatbare wijze
aan de jongeren het vraagstuk van de
Christen en de dienstplicht uiteengezet?
Het antwoord van Graham, om zich
naar de wet van het land te gedragen, is
zeker juist. Maar, het had uitgebreider
gekuncl. Het eren van de Overheid als
Gods dienares op aarde is zeker een be
langrijk stuk van het belijden der Kerk.
En, als de Overheid haar plicht nakomt
ten opzichte van de onderdanen, door de
verdediging van het land te behartigen,
dan kan die Overheid dat in het gericht
van God ten volle verantwoorden. De
moderne uitrusting doet zeker vragen op
rijzen. Maar, we mogen toch ook niet
vergeten, dat de methoden uit vroeger
eeuwen evengoed vreselijke kanten had
den. Plet Oude Testament licht ons wel
in over de wijze van oorlogvoeren in het
verleden.
Elke studie op dit gebied kan ons doen
gruwen van alle oorlogsgeweld. Daarom
zal een Christen alles, wat tot waarachtige
volkerenvrede dient, behoren voor te
staan. Want, oorlog is een ramp. David
viel liever in de hand des Heren, dan in
de handen der mensen.
Dat het geslacht van heden onder de
indruk wordt gebracht van het afschu
welijke van een totale oorlog, is zeker op
zijn plaats. Toch zal daarbij altijd de
vraag blijven, welke roeping de Overheid
heeft ten aanzien van de bescherming der
onderdanen. De Overheid kan deze taak
alleen maar uitvoeren met medewerking
van het volk. En de Christen, die onder
Gods leiding deel uitmaakt van het volk,
heeft in dezen zich aan zijn nationale
plicht niet te onttrekken. Des te belang
rijker wordt zijn getuigenis voor de vrede.
Hij mag geen enkele last van zich af
schuiven, maar zal vóór alles zoeken een
vreedzame oplossing van geschillen.
Een gevoelsargumentie helpt ons geen
steek verder. Dat hebben trouwens de
critieke oorlogsjaren bewezen. Toen ver
dween deze argumentatie van het toneel,
omdat de harde feiten ze volkomen ter
zijde stelden.
Het najagen van de vrede moet ge
paard gaan met het bewaren van wat ons
toevertrouwd is. Dat betekent in natio
nale zin: de bescherming der weerlozen,
en het tegengaan van verdrukking.
Zo komt de Bijbels-verantwoorde be
schouwing over het vraagstuk van de
Christen en de dienstplicht. Met het kwe
ken van militairisme heeft dit weinig of
niets te maken. Wie de defensie voorstaat,
is nog geen oorlogszuchtige.
Met het zich onttrekken aan de defen
sieplicht is heel weinig gewonnen. Het
zou mogelijk zijn, dat latere tijden aan
tonen, hoe dit een verwaarlozing was van
een heilige plicht. Wie het schild opheft
over de weerlozen, is geen overtreder van
het zesde gebod.
Hij voelt zich verplicht, tegen mogelijke
machtswellust een dam op te werpen. En,
daarin kan blijken, dat hij de wil des He
ren heeft gedaan. C. St.
Predikantenruil.
Het doet 'n mens genoegen nu en dan
onverwacht te bëmerken, dat ideeën, ja
ren geleden ergens bepleit, doorwerken.
Misschien ook los van wat men zelf lan
ceerde, eensklaps nu ook door anderen
worden voorgestaan.
Zelf weet ik niet meer hoe lang het
wel geleden is, dat ik ook voor ons pro
testanten, 'n retraitehuis bepleitte.
'n Overspannen moeder, die in het
grote gezin maar niet tot rust kon komen,
bracht mij op de gedachte. Want haar
ingezonken leven mankeerde nog veel
meer, dat in 'n gewoon ziekenhuis moei
lijk kan worden gecureerd. E11 in 'n ze
nuwinrichting zou ze wellicht juist nog
dieper zijn weggegleden.
Van Plervormde zijde is reeds in die
richting hier en daar wat tot stand ge
bracht onder leiding van 'n predikant en
diens vrouw.
Onlangs zag ik nu tot mijn verrassing-
de retraite ook voor ónze vermoeiden be
pleit in 'n breedvoerig artikel in de Ba
zuin.
Maar nog meer keek ik op, toen ik
vorige week in de krant las van 'n voor
lopig besluit van de Synode der Ned.
Herv. Kerk om in het beroepingswerk 'n
radicale verandering aan te brengen.
Wannéér weet ik zelf niet meer, maar
reeds lang vóór de oorlog heb ik, eigen
lijk zonder veel hoop, gepleit voor het
afschaffen van deze quasi-geestelijke,
metterdaad dikwijls onzinnige kostbare'en
candidaten soms over het paard tillende
methode van beroepen in onze kerken.
Rome, zei ik toen, houdt de kapelaan,
die meestal eerst op zijn 40e jaar zelf
standig parochiegeestelijke kan worden,
nederiger dan de antipauselijke kerken,
die 'n jong broekje soms vijftien of meer
beroepen bezorgt en '11 ervaren veertiger
wel eens tot aan zijn dood laat op de
zelfde plaats, waar hij èn zijn gemeente
reikhalzend, doch tevergeefs uitzien naar
de dag der bevrijding.
Als het doorgaat zal men in de Ned.
Herv. Kerk binnenkort met visitatoren
overleg kunnen plegen over verandering
van standplaats. Zelfs zal men met '11 an
der kunnen ruilen.
De bijzonderheden ontbraken nog in
het bericht, dat mij onder ogen kwam,
maar wat ik zelf ongeveer zo heb bepleit
in Herleving Zang vóór de oorlog, zal nu
binnen afzienbare tijd werkelijkheid wor
den in de kerk, die mij nog steeds lief
is en die, ofschoon ik ernstige bezwaren
tegen nieuwe Kerkorde houd, toch wer
kelijk niet dood blijkt te zijn, doch waarin
telkens ritseling gaat van nieuw leven
In het kort gezegd kwam mijn voor
slag hierop neermen kieze voor elke
provincie, zeg door de particuliere synode,
'11 moderator van tenminste zestig jaar.
Bij deze éne moderator, die door zijn
ambt gebonden moet zijn tot kiese zwijg
zaamheid, kan zich elke gemeente, maar
ook elke predikant vervoegen. Elk jaar
legt deze moderator '11 statistisch verslag
over aan de synode, die hem voor be
paalde tijd koos. Hij blijft aan deze ver
antwoording schuldig, zodat dit feit reeds
hem remt om geen eigenmachtige dingen
te doen.
Zogenaamd geschiedt bij ons alles thans
in het openbaar.
Indien ooit de ongrijpbare „men" die
in het duister wandelt en gif verspreidt,
aan het werk is, dan bij dit gewichtig-
doenerig beroepingswerk met zijn niet
altijd even bekwame en straks uitgeputte
beroepingscommissies.
En ten spijt van stenografen of wire-
recorder, zodat alles woordelijk en ge-
luidsgetrouw straks aan de gehele
gemeente wordt meegedeeld, blijft het '11
lot uit de loterij.
Solliciteren mag niet.
Dat is ongeestelijk.
Maar '11 beetje knoeien en soms laste
ren van elkaar wel
Neen, natuurlijk niet.