De komende GENERALE SYNODE HetMARBOEK jflxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 50 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 10 JUNI 1955 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Het laat zich nu al aanzien, dat de ko mende Generale Synode te Leeuwarden over gebrek aan werk niet zal te klagen hebben. Vanzelf komen de rapporten aan de orde, waartoe de Synode van Rotter dam opdracht gaf. En, dat is al niet ge- ring. Herziening van de Kerkorde, van de formulieren bij de Sacramentsbedining, van de Gezangenbundel, en nog meer. Daarnaast zorgen de Kerken wel, dat de handelingen der Synode weer een behoor lijke omvang zullen krijgen. Het is eigenaardig. Enerzijds wordt er geroepen, dat onze Synodes een véél te lange zittingsduur krijgen. Terecht. Rot terdam duurde bij elkaar liefst drie maan den. Voor de ouderlingen wordt dit een onmogelijke opgave, en voor de predikan ten betekent het eveneens, dat zij veel te lang aan hun verdere arbeid worden ont trokken. Er zullen dan ook te Leeuwar den voorstellen ter tafel komen, om daar in te voorzien. Maar, dan moeten anderzijds de Ker ken ook haar volle medewerking geven. Door niet aldoor met dezelfde dingen ter Synode te verschijnen. Zo is het nu al weer duidelijk, dat de kwestie van de „Vervangingsformule" weer zal „dienen". Men kan zich afvragen, na 's-Graven- hage 1949, en Rotterdam 1952, welke dringende noodzaak zich hier voordoet. Wekenlang heeft de Synode van Rotter dam zich hiermede bezig gehouden, en tegelijk met alle vragen, die er mee ver bonden waren. Ook heeft het vraagstuk van de eenheid der Gereformeerden onze Synodes bezig gehouden. Weet men niet, dat daarvoor een Deputaatschap werd in gesteld, dat geregeld getracht heeft om het contact met de verschillende groepen der Gerefgezindte te onderhouden Enweet men niet, hoe de verschil lende Synodes geprobeerd hebben, om met de Kerken Art. 31 in gesprek te ko men Enweet men niet, dat een e.v. intrekking van de Vervangingsformule op zichzelf niets betekend, zolang van beide zijden niet de begeerte blijkt, om el kaar te vinden? Waarom gaat men dan toch de komende Generale Synode weer belasten met het uiterst vermoeiend werk, om voor de zoveelste keer het oude en bekende te moeten herhalen Wie de kerkelijke pers gevolgd heeft, kan niet van gedachte zijn, dat het weg nemen van de Vervangingsformule zal werken als het opheffen van de slagboom. Een héél andere zaak is, wanneer het zó ver mocht komen, dat de Gereformeerden van verschillende groepering plaats nemen om de ronde tafel, dat alsdan de Vervan gingsformule een punt van bespreking zal uitmaken. Maar, een voorbarige intrek king kan alleen tot de conclusie leiden, dat de zaak in het verleden fout geweest is. We kunnen ons moeilijk voorstellen, dat enige kerkelijke vergadering tot zulk een handeling is te brengen. Wat heeft men intussen gedaan, om de Vervangingsformule te verklaren aan ieder/ die op dit punt nog met vragen zat Daarover viel in de kerkelijke pers tot nogtoe weinig te lezen. Alle verklaringen van Synode -hebben nog niet tot gevolg gehad, dat enkele kringen hun inzicht ook maar in het minst hebben gewijzigd. Het mag nog wel eens worden opgehaald, wat een broeder ter Synode te Rotterdam ver klaarde, die destijds met de vrijmaking was meegegaan, en nu weer in onze kring het vertrouwen als Synode-lid had gekre gen. Hij legde openlijk getuigenis af van zijn respect voor de wijze, waarop ter Synode al deze zaken werden onderzocht en behandeld. Waarom hij ook met in stemming met de conclusies kon mede- gaan. Heeft dit dan tot andere broeders, die steeds weer met hetzelfde komen aandra gen, niets te zeggen Als men in verschillende gemeenten komt, en dat valt mij nogal eens te beurt, dan ontdekt men van die „moeilijkheden" wel zeer weinig, waar sommige bladen van opgeven. Daarom moet het worden uitgesproken, dat er bij sommigen een tekort moet geconstateerd, om de zin der Vervangingsformule te verstaan, en dat men met zijn vragen de Synode voor een taak stelt, die haar moeilijkheden ver zwaart, terwijl de mogelijkheid van een oplossing hier niet ligt. Het is te hopen, dat men toch tot de overtuiging wil komen, om van een Sy node niet het schier onmogelijke te kun nen verwachten. De oplossing ligt hierin, dat de Geref. gezindte van alle kanten ernstig er naar streeft, om elkander te mogen vinden voor Gods aangezicht. Dan zullen de verrassingen niet uitblijven. C. St. De acht en dertigste jaargang van het Jaarboek onzer Geref. Kerken is versche nen. Uitgegeven in opdracht van het Alg. Kerkelijk Bureau, door N.V. Oosterbaan le Cointre te Goes. Bij het opslaan van de eerste bladzijde valt het oog op de naam van Dr J. Hoek, Voorzitter van Deputaten van het Alg. Kerkelijk Bureau, die op de 31e Mei de eeuwige rust inging. In hem verliezen niet alleen zijn vrouw en gezin een rechtge aard man en vader, maar ook onze Ker ken een bekwaam en karaktervol predi kant, bij wie beschaving en vriendelijk heid zo „echt" waren, als het maar kan. In belangrijke functies heeft hij, naast zijn arbeid in Den Haag, onze Kerken gediend, en dankbaar blijven wij hem ge denken. Als we tot bespreking van het Jaarboek komen, dan beperken we ons maar in hoofdzaak tot de overzichten. In verschillende tabellen krijgen wij de kerkelijke stand voor ons. Over 1953, met als vergelijkend materiaal 1952. Het is begrijpelijk, dat de gegevens over 1954 nog niet verwerkt konden worden. Min der begrijpelijk is, dat nog verschillende Kerken weinig of geen medewerking ver lenen, door eenvoudig de gegevens niet te verschaffen, of onvolledig. Dat kan toch onmogelijk samenhangen met de vraag, of de zelfstandigheid der plaatse lijke Kerk hierbij in het gedrang komt. Nederland mag toch wel weten, hoeveel Gereformeerden overal ter plaatse worden aangetroffen? Het is te hopen, dat het ideaal nog eens wordt bereikt, dat van alle plaatselijke Kerken alle gegevens bin nenkomen. Eerst dan krijgen wij een goede statistiek. Op 31 Dec. 1953 haalde het totaal aan tal Gereformeerden het getal van 654.375. Daaronder waren 347.764 belijdende, en 306.611 doopleden. Dit betekende over 1953 een vooruitgang van: 3920 bel. le den en 2246 doopleden, alzo totaal6166 leden. Van opmerkelijke groei kan mer. niet spreken. Het verschilt nogal wat met de cijfers in het boek Handelingen. Onze eigen provincie droeg al bijzon der weinig bij. Het getal belijdende leden vermeerderde in 1953 met 58, en klom tot 13110, het getal doopleden verminderde met 49, en daalde tot 10630! Deze cijfers geven te denken. Het kan zijn, dat het juist 1953 was, waarom deze weinig moedgevende cijfers vermeld moesten worden. Maar anders, een vermindering van het aantal doopleden, dat mag ons toch wel eens stil maken. Leerzaam is ook een tabel, waarin ver meld wordt, hoevelen er kwamen of gin gen, van of naar andere Kerkformatie, enz. Vanzelf over 1953. Het totaal aantal van die inkwamen, was: 2555, tegen 2612 in 1952. Het totaal aantal van wie er uit trokken, was2809, tegen 2784 in 1952. Hierbij moeten wij dus constateren, dat de inkomst overtrof fen werd door het vertrek. Dit lag niet aan overgang naar Art. 31. Daarheen verdwenen er 285, maar daaruit versche nen in ons midden 546 leden, een bewijs zou men zeggen, dat de zucht tot weder keer groter is dan de drang naar vrijma king. Ten opzichte van de Herv. Kerk staan de zaken aldus: 1405 er naar toe, 1252 er uit, naar ons toe, 153 meer ver dwenen uit ons midden. Daarentegen kwamen er uit R.K. kring 120 personen over, een dankbaar bewijs, dat het werk onder R. Kath. niet tevergeefs is. Naai de Chr. Geref. gingen er 6 meer over, dan er vandaar tot ons overkwamen, een cij fer, waaruit spreekt, dat in die richting de gedachten maar weinig gaan. Zo geven zulke overzichtelijke tabellen reden tot nadenken. Inderdaad spreekt er uit, dat de Geref. Kerken niet in over wicht zijn, wat de begeerte tot toetreden aangaat. Terwijl zij toch zulk een belang rijke opdracht hebben te vervullen. Hier zal de geloofsijver in eigen kring vaardig moeten worden, en met name onder de jongeren de rijke zin van het Geref. leven moeten verduidelijkt worden. Dit zijn maar een paar „grepen" uit het vele mateiraal, dat een Jaarboek biedt. Een beschouwend overzicht van Ds F. C. Meyster brengt belangrijke zaken, ook „spanningen" naar voren. „In Memoriam" geeft van 10 overleden Dienaren des Woords een korte beschrij ving van hun leven en staat van dienst. Zij kwamen tot de rust, die zij in hun leven verkondigden. Wie met de cijfers en feiten op de hoogte wil blijven, die verzuime niet, zich het Jaarboek aan te schaffen. C. St.. Neerwaarts. Op papier erkent ieder allicht dat leer •en leven bijeen behoren. Ze zijn elkanders keerszij. Doch in de dagelijkse praktijk snijdt men deze twee-eenheid niet zelden door. Eenzijdig, slaat men de mowüfbelijdenis van 'n ander, of van zich zelf, hoog aan. De betekenis van de levenswandel wordt, indien niet opzettelijk veronachtzaamd, dan toch door velen als niet doorslagge vend aangemerkt. Bij het waarschuwen tegen de gevaren van onze tijd, stelt men zich dan wél te weer tegen verminkers van het Woord, doch spreekt niet of soms vergoelijkend over wat er te laken valt in het doen en laten van kerkmensen, dat toch voor het oog van vriend en vijand openbaar is en naar de bedoeling van God open liggen móét. Wonderlijk! Dezelfde personen soms, die zeer ernstig en juist tegen openlijke of maar bedekte Schriftaanranding in gaan, zien niet of willen niet zien, dat wij ons in religieus en zedelijk opzicht neerwaarts bewegen. Niet, omdat hier of daar jongelui naar de bioscoop gaan. Maar omdat geld en genotzucht, ons te pakken hebben. Omdat de kuisheid in en buiten het huwelijk geleden heeft. Davids zonde schijnt ook al dienst te mogen doen, niet om af te schrikken, doch om te sus sen met de dood-doener, dat het vroeger ook wel niet alles zal zijn geweest. Dit laatste hebben wij in 'n vorig arti kei zelf reeds met verdriet geconstateerd. Maar, hoe iemand daarmee ook slechts enigermate verontschuldigen kan de zon de van vandaag? Terwijl wij èn persoon lijk èn als Christen-gemeenschap behoren te leven, aangevuurd door het parool voort te varen naar de volmaaktheid! Te jagen naar het wit tot de prijs der roe ping Gods Wie merkt de jacht naar voorkomend heid Wie ziet die vooruitgang bij de Chris tenheid, in het bijzonder bij de kerken, die zich trots ge-r^-formeerd, christelijk- ge-re-formeerd, owd-gereformeerd noe men of onderhoudende speciale artikelen van menselijke verordeningen, op het zelfde moment dat zij mét het Goddelijk gebod der liefde met voeten treden Jacht is er, op geld, op genot, op ver maak, op eer, op vrouwen, op schijn- grootheid. Maar jacht, dorst naar God? Niets misschien staat dit „voortvaren" zozeer in de weg, niets aait zo onze gees telijke traagheid, als juist boven gesigna leerd sussend angstgeroep. Want in de grond schuilt hier geen ware liefde tot God en zijn naaste, maar vrees achter. Men moge het liefde tot God en Zijn volk heten, wanneer men het kwaad van dat volk, althans in het openbaar ver kleint. Wanneer men telkens opnieuw, tot eikaars geruststelling, opsomt wat we zo al hebben bereikt in tegenstelling tot an dere kerken, bij wie het „niet veel gedaan is", metterdaad is het vrees. Vrees voor eigen kring, eigen partij, eigen macht, eigen kerk, of hoe men het zou willen noemen. Alsof niet door ons half- of geheel ontkennen, menigeen slechts te dieper ge prikkeld werd tot spot en verzet tegen Christus en óns, slechte Christenen! Alsof Góds kracht niet kan wassen, als wij minder worden Alsof óóit Gods eigen werk kan worden geschaad, door toe te geven de zonden in óns werk Alsof óóit door schuldbelijden, God kan gelasterd en niet veeleer in 't eind door weer meer zielen zou geprezen wor den Maar, zal deze of gene tegenwerpen die verzakers van het Christelijk leven wijken tegelijk daarmee ook af van het Woord. En daarom waarschuwen wij opzette lijk eenzijdig tegen Schriftaanranding. Wie het Woord heeft, heeft alles. Natuurlijk is het zo, dat wie in 't open baar of meer in het geheim, niet als een Christen leeft, daarmee tevens afwijkt van het evangelie. Daarover kan geen verschil bestaan. Doch als men déze vraagt stelt, of al len die weinig sierlijk, soms zelfs bepaald ergerlijk wandelden, hoorbare afwijkers waren van het Woord, zodat zij ook in feite andere leringen voordroegen, dan moet helaas meer dan eens worden ge constateerd: dat wie niet beslist zuiver blijkt in de leer, soms voorbeeldig leeft uit de liefde; en dat omgekeerd niet zel den bepaald aanstotelijke zondaars staan in het voorste gelid der roepers om leer- vastheid, steunpilaren van hun kerk of partij. Dat is het schrijnend contrast, waaraan buitenkerkelijken, maar ook onze eigen jonge mensen zich stoten. En wanneer dan bovendien door hen, die zij overigens achten, wordt gedaan alsof zulk een afschuwelijke tegenstelling niet bestaat, wekt dit bij hen felle weer zin. Het verwart hun hoofd en hart. En in dien het al niet rechtstreeks van Christus afdrijft, dan toch helaas meer dan eens van de kerk en naar allerlei secte of „be weging" of kerkloosheid heen. De profeten hebben steeds het volk niet slechts in het openbaar opgewekt zich tot God te bekeren, doch ook publiek de zon den zelf bij hun schelle naam genoemd. Ofschoon ook toen de vrees gewettigd was, dat Gods vijanden, die immers mid den onder hen woonden, van hun klach ten misbruik zouden maken, hebben zij geen heil verwacht van verdoezelen van het kwaad, ook al schold men hen, zoals Jeremia, voor verraders. Men make toch eens ernst met het ge weldige woord van Amos„De leeuw heeft gebruld wie zou niet vrezen De Here HERE heeft gesproken wie zou niet profeteren? Doet het hóren op de burchten in Asdod en op de burchten in het land Egypte en zegtverzamelt u op Samaria's bergen en aanschouwt de grote verwarring in zijn midden". Wij vinden de onbehouwen ossenhoe- der uit Thekoa grootsop 'n af standvan eeuwen. Doch hij moet ons niet te na komen om de vieze zonden van ónze tijd te striemen. Ook de Here Jezus zelf ontziet zijn volk niet al kunnen Romeinen of an dere heidenen, van wie het land wemelt, het ook horen om het openlijk te be straffen en daarbij de zonden zeer duide lijk te noemen bij haar kakelbonte namen, juist omdat Hij het daarvan genezen wil. Tyrus en Sidon staan bij Hem hoog in

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1