Het Herdelijk schrijven
Vergeten Aarde
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
TIENDE JAARGANG No. 43
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds J. Tiemersma, Dr$ A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 22 APRIL 1955
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Van de Generale Synode der Ned.
Herv. Kerk is een Herderlijk schrijven
uitgegaan.
We herinneren ons nog, dat van R.K.
zijde het Mandement is gegeven. Nu is
dit Herderlijk schrijven wel geen ant
woord op de bisschoppelijke uitspraak,
maar het heeft er toch wel toe bijgedra
gen, dat de Synode tot deze pastorale
brief kwam. Men wil een Reformatorisch
geluid laten horen, en vanuit Protestants
oogpunt bekijken, hoe de Christen in de
samenleving van vandaag moet staan.
In het interessante weekblad „Kerk
nieuws" van de heer Scheps kan men een
uitvoerig overzicht van dit Synodale stuk
aantreffen.
Het stelt zich op een uitnemend stand
punt.
De Synode spreekt over het pijnlijk
verschijnsel, dat de Christenen, die allen
teruggaan op de Hervorming, zover uit
eenlopen, als het gaat over de vraag, wel
ke invloed het Christen-zijn moet hebben
in het staatkundig en maatschappelijk le
ven. Daarnaast wil men het gesprek niet
afsnijden met wat van Rooms-Katholieke
zijde naar voren komt.
De verschillende onderwerpen, die hier
aan de orde gesteld worden, zijn
Christen-zijn in onze tijd.
Solidariteit.
Kerk, Christendom en Cultuur.
Belijdenis en leven.
Het gemeentelid en het gezag der Kerk.
De verhoudingKerk en Staat.
De Kerk en de politieke partij.
Plet concrete gebod.
De vereenzelviging.
De verhoudingKerk en Maatschappij,
waarin sociale en economische onderwer
pen worden behandeld.
De volkerenwereld en de Oecumene.
Tenslotte: het uitzicht.
Zoals men hieruit kan opmaken, wor
den hier belangrijke dingen genoemd.
Uitgangspunt is Rom. 14:2: „wij zijn
des Heren". Dat is het leven in persoon
lijke gemeenschap met Jezus Christus.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tus
sen de werkelijkheid van Jezus Christus,
en de werkelijkheid van het Christendom,
zoals zich dat in allerlei gestalten in de
geschiedenis heeft voorgedaan.
Het komt ons voor, dat men bij deze
onderscheiding zeer voorzichtig moet zijn.
Wat is dat: de werkelijkheid van Jezus
Christus, min of meer op zichzelf gesteld
naast de „gestaltelijke" openbaring? Men
kan hiermee verschillende kanten uit. Ze
ker is, dat men het lichaam van Christus
niet geheel en al kan laten opgaan in een
bepaalde gestalte van het Christendom.
Maar, men kan er toch niet onderuit, om
het lichaam van Christus in de gestalte en
vorm der Kerk te zien. Blijft men bij
deze uitdrukkingswijze niet erg vaag?
Dit valt eveneens op, wanneer het gaat
over de solidariteit. Hiér is geen scherpe
positiebepaling van de Christen in de we
reld. De scheiding tussen de macht van
Christus en de machten der duisternis is
moeilijk aan te wijzen, naar het oordeel
van dit „schrijven", en loopt zeker niet
parallel met de organisaties van Christe
nen enniet-Christenen.
In het algemeen gesproken zal men ze
ker niet kunnen zeggen, dat „de grens"
van een bepaalde organisatie tegelijk de
grens betekent tussen het rijk van Chris
tus en het rijk van de Antichrist.
Ook ih de openbaring der Kerk is er
kaf onder het koren. Maar. de indruk
wordt gewekt, alsof de organisatie van
Christenen in de grote geestelijke worste
ling zo onbetekenend is.
Dit valt te betreuren. Daarin wordt
toch geen recht gedaan aan de worsteling,
die tot organisatie der Christenen heeft
geleid. Ook wordt over het hoofd gezien,
dat dit organiseren wel degelijk kan sa
menhangen met het belijden, dat wij „des
Heren" zijn, en dat wij op deze wijze in
de wereld getuigen, waartoe het belijden
des Heren ons practisch brengt.
Verstaan we het goed, dan komt in
deze herderlijke brief duidelijk naar vo
ren, dat men de Kerk als instituut een
leidinggevende positie toekent. Van de
Christelijke organisatie verwacht men het
niet (meer).
Dat blijkt ook in de paragraaf over de
cultuur. Het is geen eis van verantwoor
delijkheid, dat de Christenen in afzonder
lijke verbanden samengaan. Van de Kerk
uit, moet men de wereld in
Dit zal alleen mogelijk zijn, wanneer de
Kerk „aan zich" trekt, wat de Christelijke
organisatie tot heden deed. N.l. de leden
voorlichten, hoe zij als Christenen in de
cultuurwereld de opdracht van God kun
nen vervullen.
Naar onze mening moet de Kerk, door
het prediken van de beginselen, juist de
Christelijke organisatie wakker roepen.
De opdracht der Kerk is daaraan gebon
den. Dit is niet alleen in Geref. kring
voorgedragen. Prof. Slotemaker de Bru
ine heeft dit in zijn Chr. Sociale studiën
ook met nadruk naar voren gebracht. Het
wordt wel duidelijk, dat men van Her
vormde zijde dit standpunt al meer los
laat. Wat totnogtoe in persoonlijke uit
spraken te beluisteren viel, dat krijgt nu
in dit herderlijk schrijven een min of meer
officiële „ijk". Men kan de vraag stel
len, of hierdoor de Christelijke activiteit
niet veeleer wordt geremd, dan bevorderd.
Vrijwel bij alle onderdelen stuiten we
'op dit verschijnsel. Als het over belijdenis
en leven gaat, dan lezen we weer, dat de
eenheid van belijdenis niet inhoudt, dat
de Christenen dezelfde inzichten aangaan
de leven en cultuur zullen hebben. Als
„de houding" in het leven maar door het
belijden „bepaald" wordt.
Men kan hiermee met recht alle kanten
uit. De vraag rijst weer, hoe tegelijk het
aanvaarden èn het afwijzen van een be
paalde cultuur, door eenzelfde belijden
kunnen „bepaald" worden.
Hoe kunnen „ja" en „neen" aan een
zelfde bron ontspringen? En. in hoe
ver kan men daarbij spreken van een re
formatorische „kijk".
Nuanceringen zijn heel wat anders dan
verschillen. De eenheid van belijden laat
stellig nuances toe. Maar, dat het even
goed tegenstellingen „dekt", dat blijft
vooralsnog voor ons een probleem.
Bij deze opmerkingen willen wij het
voor dit keer laten. Over de verhouding
van Kerk en staat willen we een volgende
keer nog enkele kanttekeningen maken.
Onwillekeurig dringt zich, na het be
sprokene, een vergelijking op met het
Mandement. Daarin is de toon vol gezag
en daarin is de opzet duidelijk. We heb
ben van dit Mandement wel eens geschre
ven, dat we in gedachtegang, daarin ont
wikkeld, bezwaren zien. Maar, van R.K.
standpunt bekeken, is de positiebepaling
van de Rooms-Katholiek in het leven van
deze tijd volkomen duidelijk. Het Herder
lijk schrijven noemt het gezag der Kerk
betrekkelijk en afgeleid. Het gezag heet
middel, de vrijheid: doel. Spreken de
apostelen in hun brieven niet anders
Spreken Luther en Calvijn in de Refor-
matietijd niet duidelijker Hier wordt de
beslissing in feite aan de Kerk-mens over
gelaten, en de Kerk „neemt" de tegen
stellingen.
Dit zijn zeer belangrijke zaken, waar
over het gesprek zal moeten gaan. Het is
te hopen, dat men ook van Hervormde
zijde dit in studie zal nemen, en daarbij
zal openstaan voor critiek. Want, de po
sitie, zowel van de Kerk als van de leden
der gemeente in de wereld, hangt hiermee
samen.
Wij kunnen het reformatorische in het
totnutoe besprokene niet zo opmerkelijk
vinden. En, het gaat er toch om, dat de
kracht der Kerk, dat ishet Evangelie in
nieuwe ontwikkeling zich op het leven zal
storten, tegenover allerlei storende invloe
den in deze tijdC. St.
(Radiotoespraak 18 April)
Het valt op dat de Bijbel, en speciaal
de Bergrede, de dingen heel anders, vaak
precies andersom zegt, dan wij zouden
verwachten.
Let u maar eens op drie woorden uit
de zaligspreking van Matth. 5:5: Zalig
zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de
aarde beërven.
Ik bedoel eerst het woord: zachtmoe
digen.
De gangbare mening is, dat de stout
moedig en de aarde verwerven, maar Je
zus haalt daar een dikke streep door, en
verzekert, dat het de zachtmoedigen zijn.
De brutalen hebben dus toch de halve we
reld niet.
Het tweede woord dat opvalt is: he
erven.
Voor ons gevoel is bezit ten nauwste
verbonden mét- en afhankelijk van ar
beid, inspanning, maar hier is van beër
ven sprake, waar geen zwoegen aan te
pas komt. Een erfenis verdien je niet,
maar die krijg je. Daar moet u niet voor
werken, maar daar moet een ander alleen
maar voor sterven.
En dan in de derde plaats dat woordje
„aarde". Er wordt in deze zaligspreking
iets van de toekomst gezegd. We zijn dus
in de eschatologische sfeer. Het gaat om
toekomstige zaligheid.
Als wij ons daarmee bezig houden, dan
denken we gewoonlijk aan de hemel. Wij
spreken dan over de zaligheid van onze
onsterfelijke ziel in het hiernamaals die
daar een actheisch bestaan voortzet, en
daarmee zijn we dan zo wat aan het einde
van onze toekomstverwachting.
Jezus wijst echter met nadruk naar de
aarde.
In heel deze reeks van zaligsprekingen
wordt trouwens van de hemel niet gerept.
Wel is er sprake van het Koninkrijk
der hemelen, maar dat Koninkrijk is hier
op aarde, en komt er straks volledig.
Het heet alleen maar zo, omdat de heil
staat die ons wacht niet van beneden af
groeit als product van menselijk kunnen,
maar van bovenaf komt. Johannes ziet
daarom ook het nieuwe Jeruzalem van de
hemel afdalen (Openb. 21:2).
In Jezus' toekomstverwachting is de
aarde dus geen vergeten hoofdstuk.
Natuurlijk niet!
Hij heeft de aarde liefgehad als geen
ander. Hij heeft zich verwonderd over
het schone kleed dat de leliën droegen.
Daar was zelf Salomo nog niets bij. Hij
heeft stil en ontroerd geluisterd naar het
zingen van de vogelen des hemels.
Hij wist die aarde met haar volheid
het bezit van Zijn Vader. Voor de kos
mos heeft Hij ook Zijn bloed gegeven.
In de grote worsteling tussen Christus
en Satan ging het niet maar om enkele
zielen, maar zoals uit de geschiedenis der
verzoeking blijkt, om de „Koninkrijken
der aarde", om het behoud of de onder
gang van Gods 'schepping, inclusief de
aarde, en de stoffelijke lichamen. Precies
dezelfde aarde waar u nu op leeft, en pre
cies dezelfde lichamen, die wij nu heb
ben.
Dit heeft allemaal toekomst.
Toen de Here Jezus op Pasen uit het
graf verrees, stond er een lichaam op uit
het graf, een menselijk lichaam, uit een
vrouw geboren, net eender als het uwe
en het mijne. Met dat lichaam keert Hij
ook naar deze aarde terug, en dan neemt
Hij al de Zijnen mee, en dat zijn dan
plus de gelovigen die dan op de aarde
leven, de zachtmoedigen, die met een tas-
telijk lichaam deze stoffelijke aarde be
wonen in alle eeuwigheid.
Dit stuk eschatalogie dreigen we te
vergeten, en daarom sprak ik van „ver
geten aarde".
De onbezielde schepping heeft dit blijk
baar beter verstaan dan wij.
Paulus deelt tenminste in een van zijn
brieven mee, dat hij een adventsgebed
zonder woorden heeft beluisterd van de
aarde, om verlost te mogen worden van
de vloek, die de mens er over gebracht
heeft. Zó, dat de storm niet meer huilt,
de distel niet meer steekt, de zee niet
meer verslindt.
En de O.T. dichters gewagen van ber
gen die huppelen en in de handen klap
pen van vreugde om hun toekomstige ver
heerlijking.
Hiervan plegen wij, die de opperzang-
meesters moesten zijn, in alle talen te
zwijgen.
De ongeestelijkheid van de kerk wordt
hierin juist benauwend openbaar, dat zij
de aarde uit haar toekomstprogram heeft
geschrapt.
De verwereldlijking der kerk is, dat zij
eerder gelooft dat de brutalen de halve
wereld hebben, dan dat de zachtmoedigen
de aarde zullen beërven.
Nu over die aarde eerst een paar woor
den en dan over de zachtmoedigen.
Wij hebben pas Pasen gevierd.
Dat zeg ik nu zó maar.
Plet is natuurlijk ook mogelijk, dat u
alleen maar een paar vrije dagen hebben
gehad.
Als u echter Pasen gevierd hebt, dan
hebt u een visioen gehad.
Een visioen, van de nieuwe aarde, waar
op gerechtigheid woont, en waarvan op
Pasen de eerste steen werd gelegd, toen
de grafsteen werd opgeruimd.
Het is beschamend, dat op die eerste
Paasmorgen de knechten van God (dat
zijn de engelen) dat al beter begrepen
hebben, dan de zonen en dochteren van
God. Terwijl de laatsten nog met on
vruchtbaar kerkhof werk bezig zijn (het
balsemen van een lijk en zo) zijn de eer
ste al met het kerkewerk bezig, door graf
stenen op te ruimen. Zij anticiperen al op
de nieuwe aarde, waar geen plaats meer
is voor grafstenen en kerkhoven. Zij heb
ben ingezien dat de gesloten wereld een
open wereld geworden is, omdat het graf
dat totnogtoe alleen maar een ingang had,
nu een uitgang gekregen heeft.
De aarde, waarop wij nu samen wo
nen, vergaat niet.
Wel gaat haar gedaante voorbij, maar
zelf blijft zij als het kunstwerk van Gods
wijze hand.
God geeft Zijn schepping niet prijs.
Bleven nu alle aardse verhoudingen zo,
zoals ze nu zijn, dan zou dit voor u een
zeer teleurstellend bericht zijn.
Er is niets ergers denkbaar dan een
eeuwige kringloop van geboren worden
en sterven.
Het verblijdende bericht is, dat dit op
houdt, en alles nieuw wordt.
Ik bezit geen Baedeker van de nieuwe
aarde, waarin precies wordt beschreven
wat er zo te zien is.
Ik kan alleen zeggen, dat die nieuwe
aarde bewoond wordt door mensen met
een zelfde lichaam als waarmee u nu luis
tert en ik hier voor de microfoon zit.
Alleen niet zo onttakeld en gehavend.
de meest ideale mens is slechts caricatuur
van wat hij zijn kón en zijn zal.
Op die „vergeten aarde" hebt u een
taak, want de arbeid is een integrerend
deel van uw „beeld Gods-zijn".
Een eeuwigheid niets-doen is een
schrikbeeld, en een eeuwigheid zingen
houden zelfs de heiligen op de nieuwe
aarde niet vol.
Gods schepping is bovendien zo rijk,
dat ondanks de meest verbluffende tech
niek de ontwikkelingsmogelijkheden on
uitputtelijk zijn.
Het is echter geen arbeid „in het zweet
uws aanschijns", zodat u nooit moe wordt,
en elke arbeid u de hoogste bevrediging
schenkt. Doktoren en verpleegsters zullen
moeten overschakelen, want niemand is
ziek. U treft er geen sanatorium, zieken
huis of kerkhof aan.
Ja, zo waar ook geen kerk, want heel
het leven is eredienst, elke maaltijd sacra
ment, elke arbeid liturgie.
U ontmoet nooit iemand die boos of in
een slecht humeur is, want iedereen met
wie u omgaat is heilig.
Het grootste wonder is, dat u zelf hei
lig bent.
U moet er het hoofd niet over breken,
of u familieleden zult herkennen, want