IETS over een CLASSISBESLUIT Bijbellezen EEN STEM uit het VERLEDEN „DE ZEVEN KRUISWOORDEN" Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 40 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 1 APRIL 1955 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Tot mijn spijt moet ik iets schrijven over een Classisbesluit,. dat in de kerke lijke pers nogal enige eer waardig gekeurd is. Ik bedoel een besluit van de laatstge houden vergadering van de Classis Goes. En wel dit besluit, om een voorstel, in zake invoering van de Hervormde Gezan genbundel, op een volgende classicale ver gadering te bespreken. Om alle misverstand te voorkomen, neem ik eerst letterlijk over, wat het of ficiële Classisverslag hierover zegt, op genomen in de Zeeuwse Kerkbode van 4 Februari 1955. Daar is te lezen onder punt 13: „Ds Wiersinga stelt voor om inzake „uitbreiding Gezangen de Herv. Gez. „Bundel als zodanig over te nemen, ge- „zien de grote kosten en moeiten, die „verbonden zijn aan het samenstellen „van een nieuwe bundel. Dit voorstel „zal op de volgende vergadering wor- „den besproken". Het „besluit" betreft dus enkel en al leen het feit, dat een volgende vergade ring zich zal bezig houden met een ge daan voorstel. Meer niet. Persoonlijk kan ik hiervan weinig zeg gen, omdat ik de Classisvergadering, waar dit voorstel bij de persoonlijke rondvraag ter tafel kwam, niet heb bijgewoond. Eerst uit het verslag heb ik er kennis van genomen. Toen ik dit las, ben ik wel heel erg geschrokken. En ik hoopte, dat de kerke lijke pers hier maar geen kennis van zou nemen. Deze hoop bleek ijdel. De Utrechtse Kerkbode nam het op in de rubriek: Kerknieuws, en de redacteur bedacht er het opschrift bijop een dwaal weg.... Centraal Weekblad schreef er bovenhet ei van Columbus, daarbij doe lende op het „vreemdsoortige" argument van „kosten- en moeitebesparing". Nog erger werd het in het Weekblad „de Herv. Kerk", waar te lezen viel: „de Classis „Goes der Geref. Kerken besloot de Ge zangenbundel der Ned. Herv. Kerk in „zijn geheel over te nemen en een voor stel dienaangaande in de volgende ver gadering te behandelen". Waar „de Herv. Kerk" dit bericht vond, weet ik niet. In het verslag van de Classis Goes kan ik dit niet lezen. Aan dit bericht uit „de Herv. Kerk" verbindt Ds D. Ringnalda van Overveen allerlei opmerkingen in het „Kerkblad van de Geref. Kerken der Classis Haarlem", van Zaterdag 19 Maart j.l. Het is jammer, dat Ds Ringnalda het officiële verslag van de Classis Goes niet heeft geraadpleegd. Dan zou zijn artikel anders zijn uitgevallen. Ja."als dat bericht uit „de Herv. Kerk" juist was. dan zou ik kunnen begrijpen, dat Ds Ringnalda zijn ogen heeft uitgewreven. Want, dan moest men zich afvragen, of de Classis Goes nog wel voldoende wak ker was, toen het hiertoe overging. Echterhiervan is geen sprake. Men krijgt eerder de indruk, dat de „aan gesneden zaak", die „bij verrassing" ter tafel kwam, naar een volgende vergade ring is verwezen. Ik geloof, dat ik bij deze conclusie niet vèr van de waarheid verwijderd ben. Nog beter ware geweest, dat de ver gadering het voorstel dadelijk verwezen had naar de plaats, waar het hoorde. en dat is de papiermand! Dat is zo de gedachte, die bij mij boven kwam. Over veen en de Kerken in de Classis Haarlem moeten maar met vertrouwen de nadere besluiten afwachten. Intussen is dit berichtje zo ongeveer door geheel Nederland heengewaaid, en „het gesprek" over de Classis Goes zal nog wel eens gaande geweest zijn. Dit is voor de betrokken Classis van Kerken niet bepaald prettig. Inderdaad is het een „vreemd geval", terwijl op de a.s. Generale Synode de arbeid van Deputaten voor uitbreiding Gezangen ter tafel zal komen, dat zo maar „eventjes" bij een persoonlijke rondvraag de Herv. Gezan genbundel tot agendapunt van een vol gende vergadering wordt. Persoonlijk acht ik deze methode van zaken doen zeer aanvechtbaar. Maar, daarover thans niet meer. Ik acht het mijn plicht, verder de pas af te snijden aan allerlei geruchten om trent de Classis Goes. Had de kerkelijke pers maar gedaan, wat ik zelf ook deed.er over zwij gen. Enalthans ter plaatse nader in formeren, hoe de vork in de steel stak. Wat heeft de kerkelijke wereld nu aan berichten, waarvan bij nader inzien niets overblijft? De „gretigheid" tot berichtge ving kan mij vaak genoeg hinderen. In dit geval ligt er voor mij aanleiding, om hier eens op te wijzen. En verder moge men gerust zijn. Het klimaat is wel „zacht" in het Zuiden, maar, we zijn toch géén „zachten"C. St. Het proefschrift, waarop Dr A. G. Luiks, Geref. predikant te Diever, pro moveerde tot Doctor in de Theologie, ver dient in kerkelijke kring belangstelling. Hij heeft een onderwerp aangesneden, dat in onze tijd meermalen genoemd wordt. N.I., wat moet bij de eredienst in het middelpunt staan, de preekstoel of de Avondmaalstafel. Van de zijde der liturgische kring wordt de Sacramentsgedachte sterk op de voorgrond gebracht. Men wil dan terugkeren naar de orde, die in de Kerk oorspronkelijk werd aan genomen. De preekstoel maakt dan wel „deel" uit van het Kerk-interieur, maar dat moet niet zo overheersend zijn. Het geen dan ook hierop neerkomt, dat de „verkondiging" niet langer zo centraal moét wezen, als totnogtoe het geval was. Dr Luiks heeft nu zijn studie gewijd aan de plaats, die de kansel innam, in verhouding tot de Avondmaalstafel, met' name in de oude Christelijke Kerk, in Afrika. Het Christendom heeft daar al vroeg wortel geschoten. Bekende kerkvaders hebben daar geleefd en gearbeid. Zoals Cyprianus, van Carthago, die in de 3e eeuw als martelaar is gestorven. En niet te vergetenAugustinus, die in de kustplaats Hippo het ambt heeft uitge oefend. Dr Luiks heeft zelf Afrika bezocht, en de ruïnes gezien van tal van kerkgebou wen, die in Noord-Afrika hebben ge staan. Het was hem er om te doen, na te gaan, welke plaats in die gebouwen, en in de eerste eeuwen dus, de kansel had in de Kerk. Het resultaat van dit onderzoek is tref fend. Het is hem duidelijk geworden, dat in al die oude Kerken de kansel zich in de hoogte bevond, en vanaf die plaats héél het kerkgebouw beheerste. Juist in dat deel der Kerk, dat men „liturgisch centrum" zou kunnen noemen, stond de katheder in één op de voorgrond tredende plaats. Méér dan de Avond maalstafel. Uit deze onderzoekingen is komen vaët te staan, dat de oorspronke lijke Christelijke gemeenschap niet de-al taardienst beoefende, ook niet het Avond maal verhief boven de prediking, maar dat de plaats der prediking volledig het middelpunt uitmaakte. Die Kerken, als regel gebouwd met de lengte-as Oost- West, deden bij het binnenkomen door de hoofddeur, de gemeente staan voor de plaats der verkondiging. Die viel het eer ste en het meeste op, terwijl pas daarna het oog kon vallen op de Avondmaalsdis. Iiet was oorspronkelijk gebruik, dat al len, die nog niet tot het Avondmaal ge rechtigd waren, eerst het kerkgebouw ver lieten. Daarna kwam de dienaar van de katheder af, en ging met de gemeente aan tafel. Dit was niet het allesbeheersende, maar dit was de bezegeling van de ver kondiging. Wie nu voortaan over liturgische ont wikkeling en de oorspronkelijke eredienst der Kerk, iets wil zeggen, die zal vooraf kennis moeten nemen van deze dissertatie. Héél wat beweringen van de laatste jaren zullen zeker herzien moeten worden. Het is hier opnieuw duidelijk geworden, dat de R.K. eredienst zeker niet als de oor spronkelijke kan worden aangewezen, maar dat we daarin te doen hebben met wijziging van de oorspronkelijke orde. Een R.K. geestelijke vertelde mij eens, dat de mis nog altijd bediend werd als in de dagen der Apostelen. Een weerlegging van zulk een bewering heeft geen zin. Maar, in deze dissertatie, waarin ook „de stenen spreken", wordt de taal der oude kerkgebouwen zó duidelijk vertolkt, dat- wij met blijdschap en instemming hiervan kennis nemen. Met een gelukwens voor de schrijver, bij het behalen van zijn „ti tel", mag ons besluit zijn, dat hier een bijdrage geleverd is tot de kennis van de oude Kerk èn haar inrichting, die ook in onze tijd van grote invloed zal kunnen zijn. C. St. Men verzoekt ons de aandacht te ves tigen op een advertentie van de Chr. Zangvereniging „Soli Deo Gloria" te Middelburg. Door deze vereniging zal worden uitge voerd de Cantate van Joseph Haydn „De Zeven Kruiswoorden". Wij wekken onze lezers gaarne op om in deze Lijdensweken dit „gezongen" Evangelie te beluisteren. S. Wij zullen in de eerste plaats moeten leren, met de Bijbel om te gaan, en er uithalen wat er in zit. Dat doen we niet, als wij de Bijbel zien als een boek, dat slechts bij bepaalde ge legenheden functionneert. Zo ongeveer als de „gouden koets", die alleen op de derde Dinsdag van September voor het voetlicht komt. Die „bepaalde gelegenheden" zijn dan nogal gevariëerd. Sommigen denken, dat de Bijbel alleen aan bod komt, als er een of meer wolkjes aan de lucht zijn. Zo op de manier van die dame, die voor haar echtgenoot die ziek was, regelmatig boeken haalde uit de bibliotheek. Het moest steeds stichtelijke lectuur zijn. Op een goeie dag zei ze: nu maar geen stichtelijk, maar een gewoon boek, want m'n man knapt aardig op. Zo gaat dat. Zodra het wat opknapt, wordt de bron der „stichtelijkheid" gesloten, en kan worden overgeschakeld op het lich tere genre. Vrij algemeen is ook de opvatting dat de Bijbel het meest past in de handen van oudere mensen. Dat hebben de „kunste naars" ons geleerd, of misschien mag ik ze niet eens kunstnaars noemen. Ik heb wel eens tekeningen en prenten gezien van het volgende allooi: Een stilleven. Een opengeslagen Bijbel met een bril er op, en 'n paar zeer oude, gerimpelde han den. Ofeen heel oud moedertje met een Bijbel op haar schoot. Altijd weer die combinatie: Bijbel plus bril, plus rimpels van ouderdom. Dat maakt me altijd krie belig. Ik denk: daar heb je 't weer: de Bijbel behoort bij de oude mensen, want die staan aan het randje van het graf, weet u, en dan moet je gaan uitkijken! Volgens deze nogal gangbare opvatting is de Bijbel speciaal het boek voor het „hiernamaals". Daar komen jonge men sen vooralsnog niet aan te pas. Fout natuurlijk! Volkomen fout! Als er één boek is dat actueel is, en midden in het volle leven staat, waar je de polsslag van het bruisende leven voelt, en dat met je meegaat naar alle vervaar lijke hoogten en duistere diepten; als er één boek is, dat het leven ként, hoekig en keihard en zonnig óók, dan is het de Bijbel! Wij gaan elke morgen dat ge vaarlijke leven weer in, het leven met z'n opdrachten, verantwoordelijkheden en be loften. Wat moet je dan toch beginnen zonder Bijbel? Wij bidden: leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Boze, dat is: dewijl wij van onszelf zó zwak zijn, dat wij geen ogenblik kunnen bestaan, maar ziedaarde stroom van hemelse energieën loopt door het kanaal van de Bijbel naar ons toe! Met het bovenstaande hangt direct sa men de vraag, of wij ons voldoende be wust zijn van onze verantwoordelijkheid van de roeping, die wij in deze wereld hebben tegenover God, de ander en ons zelf. Ik kan dit samenvatten in de vraag naar de zin van het leven. De Catechismus van Calvijn begint met de vraag: „Wat is het doel van uw leven?" Antwoord: God! Als dit doel niet bereikt wordt, is ons leven mislukt, omdat alles wat z'n doel niet bereikt, een mislukking is. Wij kunnen natuurlijk onszelf een doel stellen: een goeie baan, een reeks diplo ma's, een gelukkig huwelijk, en daar be hoeft op zichzelf niets zondigs in te zit ten, maar als God daar buiten blijft, of laat me 't zo zeggenals ons hoogste doel niet is, God met dit alles te dienen, dan hebben wij alleen onszelf gediend, en is ons leven mislukt, al lijkt het in de ogen der mensen zeer geslaagd. Een „mislukt leven" hoeft dus niet al tijd in de goot te eindigen. Het kan ook eindigen bij wijze van spreken op de hoogste sport van de maat schappelijke ladder. De „boze en luie dienstknecht" uit de bekende gelijkenis heeft niet gestolen of andere gekke dingen gedaan. Hij heeft niets gedaan voor zijn Heer, en dat is de grote zonde van zijn leven. Wellicht de massale, gigantische zonde van ons hedendaagse, christelijke leven, waarbij het verontrustend is, dat wij niet eens meer zien, dat dit dé grote zonde van ons leven geworden is. Hier nu komt de Bijbel ons helpen. Omdat wij bij het begin van elke nieu we dag gevaar lopen ons leven zinloos te maken door te lage doelstelling, komt de Bijbel ons er ik zou haast zeggen, op elke bladzijde aan herinneren, dat alleen het „in oprechtheid voor Hem leven", het leven zinvol maakt, en de moeite van het leven waard. De Bijbel is het boek, waarin God tot mij spreekt, en het allereerste zvoord dat God tot mij zegt in de Bijbel is: „In den beginne schiep God de hemel en de aarde". Nu kun je natuurlijk Genesis 1 lezen als een verhaal dat zegt hoe alles tot stand gekomen is, en in hoeveel dagen en je kunt je daarbij gaan afvragen, of dit „ge wone" dagen of tijdperken geweest zijn, en bij dat alles heeft dan de geweldige aanhefIn den beginne schiep God de hemel en de aarde, je niets gedaan. Dit begin is niet toevallig. Hiermee begint God van meetaf orde op zaken te stellen. Hij vraagt ons goed te bedenken, dat de verhouding alleen zó ligt: Schepperschepsel, en dat de enige voor de hand liggende conclusie is dat wij die God, in Wiens hand onze adem is, ook verheerlijken. Op alle volgende bladzijden put de Bij bel zich uit, om ons deze relatie: Schep perschepsel, voortdurend in herinnering te brengen. Alles wat adem heeft moet God loven (de psalmen) en God wenst Zijn onbe perkte zeggenschap en Zijn absoluut eigendomsrecht op ons onverkort te hand haven. Vandaar: „gedenkt aan uw Schepper in de dagen van uw jongelingschap", wat maar niet betekent eens in retraite gaan, maar van uur tot uur bedenken, dat God Eigennaar van alles is. Als ik een zaak heb, is die niet van mij, maar van God,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1