Ons doel Jeugdrubriek Dc Pastoor en het jodenjongentje Voor ons besef hoort de Bijbel thuis op de kansel. Er wordt uit gepreekt. Ver der wordt er aan tafel uit gelezen. Op de vereniging krijg je dit geval voor je als er een bijbels onderwerp aan de orde is, en af en toe heb je de Bijbel nodig bij een kruiswoordraadsel. Het is een buiten gewoon plechtig moment, als bij de hu welijksbevestiging de Bijbel wordt over handigd. Dit is voor velen meestal de eerste en dë laatste maal (afgezien van de huisgodsdienstoefening) dat men zelf de Bijbel ter hand neemt. Ik denk nu nog niet eens aan een uur of half-uur of kwar tier „meditatie" waarbij je je eens in de Bijbel verdiept. Zulke uren en halve uren en „verloren" kwartiertjes blijven er in ons opgejaagde leven zo gek veel niet meer over. Maar ik denk ook aan de reis lectuur. Hebt u als u op reis moet, wel eens zó gedacht: O, wacht, even kijken, of ik m'n Bijbel wel in m'n tas heb ?-Kom, kom, wie haalt dat in z'n hoofd. Een en ander komt kort en goed hier op neer, dat het er met onze persoonlijke Bijbellectuur erbarmelijk voorstaat. We gooien er met de muts naar. Het lijkt ner gens op. Ik denk nu aan de categorie zo rondom de twintig. Of het er in de zone's rondom de veertig en rondom de zestig beter voorstaat, vraagt u? Ik weet dat niet, maar ik vrees het erg ste. En of dat vroeger nu zoveel beter was, wilt u weten Daar weet ik ook geen steek van, en het kan me eigenlijk niet zoveel schelen ook. We schieten er niets mee op, dat we weten of het vroeger of ginds beter of slechter was. We hebben met onszelf te maken, en we hebben met het heden te maken, en als we daar al onze aandacht op richten, zullen we tot de ontdekking komen, dat er wel het een en ander op te knappen valt. Zolang de persoonlijke Bijbellectuur niet slechts wordt nagelaten, maar min of meer buiten onze geestelijke horizon valt, zijn we bezig onszelf (en anderen!) op ernstige wijze tekort te doen en te be schadigen. Er is hier een soort wisselwerking. Omdat de interesse gering is, grijpen we niet naar de Bijbel Omdat we niet de Bijbel grijpen, blij ven we beneden het vereiste niveau Als we nu naar de oorzaken zoeken van deze geestelijke vergroeiing, dan komen we met een paar exclamaties van „ongees telijkheid", „vervlakking" e.d. niet verder. Deze verschijnselen zijn er helaas wel, maar wie het wil generaliseren wordt on billijk. Er is onder ons, ik mag wel zeg gen, een hernieuwde belangstelling voor de kerk en haar verkondiging. De grote sector „jeugd" op de kerkbanken én -stoe len is even opvallend als verblijdend. On danks dit verheugende feit blijft het met het persoonlijke Bijbellezen een moeizaam geval. Trouwens, we hebben dit ook niet geleerd. Laten we dit ook maar eens eer lijk zeggen. We hebben het niet geléérd. Ons werd geen Bijbel in de handen ge geven. Bijna nooit werd geïnformeerd Jan, Marie, heb jij gisteravond of van morgen wel in je Bijbeltje gelezen? Wel, of we ons huiswerk af haddenIk ga hier niet roddelen over ouders. Er zijn wellicht ook wel goede uitzonderingen. Ik zeg nu alleen maar met de schenker uit het verhaal van Jozef„ik gedenk heden aan mijn zonden". Voorts zijn we op de catechisatie met het ene vragenboek je na het andere opgeknapt, en we moesten al les leren over de belijdenis, maar we kre gen alweer geen Bijbel in handen. Ook hier weerde goede uitzonderingenn daar gelaten. We hebben het dus niet geléérd. En het wordt altijd een hele toer, je iets eigen te maken, wat je van jongsaf niet geleerd hebt. Hiermee zitten we tegelijk al midden in wat u zoudt kunnen noemenhet „com plex van oorzaken". Want tal van facto ren spelen hierbij een rol. Voorop zou ik willen stellen het betreu renswaardige f iet, dat het ons nog steeds ontbreekt aan inzicht wat de Bijbel voor ons leven betekent. Als je een Papoea in Nieuw-Guinea, die nog in het stenen tijdperk leeft, en nog nooit met blanken in aanraking kwam, een radio in handen geeft, maar je leert hem niet hoe er mee om te gaan, dan zal hij er misschien op gaan zitten, of het tot brandhout hakken, maar hij heeft er geen plezier van. H. V. DE STÊM VAN HET BLOED. Dit opschrift zou ook een titel voor een roman kunnen zijn. De schrijvers van boeken zijn er meestal hele helden in Qm van alles te laten „roepen". Nu eens roept de heide, en dan weer de herten of het herten jong. Het zou een hele achtermid dag vullen als we al die „roepende" boe kentitels eens gingen verzamelen. Het zou nog een leuke middag worden ook Hoe grappig intussen vele titels op deze manier geworden zijn, er steekt toch wel degelijk iets achter deze „roepende" boe ken. Misschien nog niet zozeer achter het boek zelf met zo'n titel. Het is in de mees te gevallen een boek wat de doorsnee Hol lander wel weer mooi vindt: een drake rig, dweperig, tranerig geval. Niet het boek met deze titel dus, bewaar me! Maar het „roepen" dan. Er is blijkbaar van alles in deze wereld wat ons op een of andere manier naar zich toe roept. Dat is zelfs de doorsnee-romanschrijver opge vallen. Overal klinken stemmen, die zo maar niet hoorbaar zijn, maar die een geoefen de toch kan beluisteren of denkt te kun nen beluisteren. De stille oneindige heide („de grote stille heide", waarvan we op de lagere school allemaal versjes met bim-bam er tussen door moesten leren) heeft op een bepaalde manier een bekoring voor de mens. Hij vindt daar iets geheimzinnigs, dat hij nergens anders vindt. Evenzo is het met de zee. De zee „roept" ook. De jongens willen naar zee. Waarom Ja, zeg het eenswaarom. Het is zo moeilijk te preciseren, waarom de zee roept. Maar ze doet het met haar ge heimzinnige stem en ze lokt duizenden van huis en haard, om een zwerversleven te gaan beginnen. Zo zit de wereld blijkbaar vol met lok kende stemmen, die willen meetronen. Naar de zee, naar de verte, naar het wijde leven. Altijd is het een soort oneindigheid, waarin de lokstemmen je meeslepen. Een soodt overmacht, waaraan je jezelf enkel nog maar hoeft over te geven om geluk kig te zijn. Niet ten onrechte zei ikover macht. We hebben allemaal wel eens iets van de onweerstaanbaarheid van deze roepstemmen gevoeld. Het is vreselijk moeilijk om de betovering van deze stem men te doorbreken. Wie naar zee wil, moet tenslotte naar zee, omdat hij niet anders kan. „Als de herten roepen" moet je tenslotte wei komen, omdat je niet meer anders kan. Zo'n betoverende stem is ook „de stem van het bloed". We weten allemaal nog wel iets van de Duitse Nationaal-Socialisten, die deze roepstem gesystematiseerd hebben tot een theorie van Bloed en Bodem" (met hoofdletters). M.a.w. een mens moest zich niet verzetten tegen deze stem, maar hij moest haar juist gehoorzamen. Het „blonde beest" dat „mens" heet, kan al leen maar gelukkig zijn als hij de dwin gende stem van zijn bloed willoos volgt. Bij de Duitse Nationaal-Socialisten was het bovendien nog het „arische" bloed, met alle lugubere consequenties van dien. Van de consequenties zijn we intussen allemaal vreselijk geschrokken, en ieder een riep onl het hardstdat nooit weer. Hef, is intussen de vraag of we het „nooit weer" zullen beleven. Wat de Duitse Nationaal-Socialisten deden, was een heel eenvoudig trucje aanknopen bij iets wat bestaat, en door iedereen gevoeld wordt als iets geheim zinnigs en oppermachtigs, en het daarna op de troon zetten als wet en regel voor de samenleving. Het is maar een hele kleine stap tussen deze Dictatuur en de kleine dictatuur in ieder mensenleven, die de stem van het bloed over hem uitoefent. Bijna iedereen kent de stem van het bloed en laat er zich door meevoeren. Dat wil zeggenlaat er zich verder door mee voeren dan God wil. Er ligt in haar lokkende stem iets on weerstaanbaars, iets mystieks, iets wat gauw een goddelijke glans krijgt. Het is een hele kleine kleinigheid geweest, om de stem van het bloed op de troon te zet ten diep in ieder mensenhart zit die stem allang op dat hoge plaatsje. Ergens moet alles er voor wijken. De ene keer spreekt de band aan vader en moeder oppermachtig. De andere keer de band aan een jongen of meisje. In beide gevallen spreekt deze band van het bloed het laatste woord, tegen God, tegen de Bijbel, tegen de kerk in. Iedereen kan hier de voorbeelden opscheppen. Het zou goed zijn, als we allemaal za- gen, hoe sterk en oppermachtig deze stem regeert en hoe in ons eigen leven er een dictatuur bestaat die gevormd wordt door een paar lettershet bloed roept, en daarom moeten alle andere stemmen zwij gen. En het is nog beter om te zien, hoe onze Here Jezus ons van deze dictatuur is komen verlossen. Ergens zegt de Here JezusWie de wil van God doet, die is mijn broeder en zus ter en moeder. Dat was op een moment, dat bij moeder Maria de stem van de bloedsband sprak en ze haar Zoon uit het werk wilde halen, omdat hij zelfs geen tijd meer had om te eten. De Here Jezus had echter een offer ge bracht, waar Maria nog niets van wist. Hij had de meest natuurlijke band, de band aan een moeder, opgegeven terwille van zijn grote Werk. Dat blijkt later bij het kruis. Dan staat er nog een keer een moeder. Inderdaad, moeder Maria ziet haar Zoon hangen en een zwaard gaat door haar ziel, zoals Simeon al had geprofeteerd. Maria voelt een vreselijke pijn, doordat ze met de band van het bloed aan Jezus gebon den is. Die stem spreekt daar en kan niet anders dan spreken. Maar aan dat kruis, vanaf dat kruis heeft de Here Jezus toen aan Maria een nieuwe band aangewezenVrouw, zie uw zoon, Zoon zie uw moeder. En Johannes heeft het begrepen: van die ure af aan, nam hij haar in zijn huis, staat er. Vanaf het kruis heeft de Here Jezus de dictatuur van het bloed het zwijgen opgelegd. Ook dat is niet toevallig. Het kan ons inderdaad ook een kruis kosten. Maar wie vader of moeder of welke bloedsband ook maar, verlaat om Mijnent wil, die zal duizendvoudig terug ontvan gen. Dat betekentdie krijgt andere banden terug. Daar zal Jezus dan zelf wel voor zor gen. Sch. H. M. K. Uit de Mededelingen van de Vereni ging voor Calvinistische Wijsbegeerte ne men wij een artikel over, waarin het grote belang van het geven van dit Hoger On derwijs bepleit wordt, aan de openbare Universiteiten en Hogescholen. Het is reeds acht jaar geleden, dat de „Stichting Bijzondere leerstoelen voor Calvinistische wijsbegeerte" werd opge richt. Grote bekendheid heeft zij echter nog niet verworven. Want telkens ont moet men ook onder meelevende Pro- testanse Christenen iemand die zelfs van haar bestaan niet weet. Vanzelf staat het er dan ook met de kennis van haar doel niet best voor. Dat doel is uitgedrukt in haar bredere naamdeze Stichting beoogt het oprichten en instandhouden van bijzondere leerstoe len in de Calvinistische wijsbegeerte aan de „neutrale" universiteiten en hogescho len. Met de bezetting van zulke katheders te Leiden, Groningen, Utrecht, Delft en Rotterdam ook Amsterdam, Wagenin- gen en straks Eindhoven hopen we in de toekomst te kunnen voorzien beogen we in de eerste plaats die Gereformeerde studenten, wier vakken nog aan de Vrije Universiteit ontbreken, aan de hoognodige principiële basis voor hun werk te helpen. Deze studenten hebben het immers moei lijk: wanneer zij ernst maken zowel met hun geloof als met hun studie, staan zij al heel spoedig voor het conflict tussen een hart, dat de God van hun jeugd trouw wil blijven, en een wetenschap, die meent onbevooroordeeld te zijn, maar in feite steunt op een systeem van begrippen, waarvan vele aan een uiterst hoogmoedige gedachtenwereld zijn ontleend. Vandaar dat reeds menigeen, die deze weg volgde, nimmer een zekere tweeslachtigheid te bo ven kwam en voor zijn omgeving vaak een raadsel en soms ook een ergernis was. Dat op deze wijze waardevolle krachten voor het protestants-Christelijk volksdeel in ons vaderland verloren gaan behoeft geen betoog. Intussen beperken de docenten onzer Stichting zich niet tot het geven van col leges en het verstrekken van adviezen aan de studenten uit eigen kringde bedoeling- van hun werk is mede de vruchten van het Calvinisme op wijsgerig gebied te brengen aan hen, die van het woord Gods vervreemdden of zelfs nimmer daarmee in aanraking kwamen. Evangelisatie dus in een milieu, dat, naar het oordeel van wie het kennen, een dergelijke bewerking dringend nodig heeft. Deze tweeledige taak is van buitenge woon belang. En daarbij gaan m'n ge dachten niet uitsluitend uit naar de af zonderlijke studenten, maar ook naar ons volksleven: onder de studerenden van thans schuilen immers verscheidenen, die straks in ons nationale bestaan een in vloedrijke post zullen bezetten. Men den- ke in dit verband slechts aan de betekenis van Bilderdijks werk te Leiden voor de geestelijke opwaking in ons volk om streeks het midden der vorige eeuw. Wie dan ook meent sporen van verval in ons nationale leven op te merken en die zijn er houde in het oog, dat klagen niet verder brengt: wie iets wil bereiken pleite voor ons volk bij de God des ver- bonds en werke, ook langs deze weg, er toe mede, voorzover dit aan ons ligt, ver dere inzinking te voorkomen. Daarbij schrikke de term „wijsbegeer te" niet af. Philosophic is nu eenmaal de fundamentele wetenschap, die de vakstu die de weg moet wijzen en tevens zich heeft te bezinnen op de combinatie van de resultaten door de specialisten bereikt. Zij valt dus voor geen enkele man van wetenschap in oudere of jongere genera tie te missen. Waarop het hier aankomt is dan ook slechts de vraag, in welke geest de wijs begeerte wordt beoefend. Want meer dan de vakwetenschap steunt de philosophie op de levens- en wereldbeschouwing. Van daar dat het fundamenteel verschil maakt of de wijsbegeerte op Calvinistische, dan wel op humanistische of ook op Rooms- Katholieke basis wordt beoefend en ge doceerd. Want terwijl de humanist aan de woordopenbaring iedere gelding ont zegt en de Rooms-Katholiek haar gezag veelal tot het gebied van „het bovenna tuurlijke" beperkt, ziet de Calvinist het zo, dat de wetenschap bij haar onderzoek van de kosmos leeft bij het licht derzelver Schrift, die ook voor zijn visie op wereld en leven en voor het persoonlijk bestaan het beslissende woord spreekt. In de over eenstemming van deze drie ligt dan ook de weelde van ons werk. Maar tevens de zwaarte daarvan. Want telkens weer blijkt, dat de rijkdom der Schrift ook op deze wijze zelfs nog bij benadering niet is verwerkt. Onze taak ligt dus op niet-kerkelijk ter rein en draagt „toch" een Christelijk ka rakter. Daarmee is zij natuurlijk veroordeeld voor hen, die een georganiseerde actie van Christenen slechts waarderen zolang zij „kerkewerk" wil zijn. Tegenover deze vi sie zij ook hier met nadruk geponeerd, dat enerzijds de kerk het geloof heeft te versterken en dus. niet aan wetenschap dient te doen en anderzijds tal van Chris telijke organisaties, al dragen deze een niet-kerkelijk karakter, indirect, door het stimuleren van de activiteit harer leden op velerlei gebied, voor de kerken tot grote zegen zijn. Het in het oog houden van eigen taak heeft bovendien dat voor, dat bij de Chris telijke organisaties de grenzen anders lig gen dan bij de kerken. Vandaar dat ook bij onze Stichting zowel in hare leiding gevende Colleges Bestuur en Curato rium als in de kring van haar begun stigers en donateurs leden van zeer ver schillende kerkformaties hartelijk samen werken. Maar het „inter-kerkelijk" karakter van onze actie komt toch niet alleen hierin uit. Want wat de Stichting mede beoogt is aan heel de Gereformeerde gezindte duidelijk te maken, dat de verscheurdheid, door welke zij langzamerhand de risée van het Koninkrijk Gods dreigt te wor den, wortelt in de doorwerking van aller lei synthese uit vroeger tijd, die soms lijnrecht tegen de geest van het Calvinis me indruist. Zo kan de ontplooiing van ons werk mede dienstbaar zijn aan de hereniging van wat zich niet maar Gere formeerd noemt, doch dit ook werkelijk is. Amsterdam. D. H. Th. Vollenhoven. Het gebeurde ongeveer 34 jaar geleden in Hove, een klein dorp palend aan Boe- chout bij Antwerpen. Op de een of andere wijze was er in Hove een Joodse familie verzeild geraakt. Niet al te orthodoxe Joden waren dat na tuurlijk, want dan zouden zij geen 10 ki lometer buiten Antwerpen zijn gaan wo nen, waar de Synagoge staat. Maar toch Joden, waarin nog een zeker godsbegrip was overgebleven. „God ziet U" placht de moeder tegen haar kinderen te zeggen. Een van de kinderen was toen 6 jaar oud. Hove was een Rooms dorp. En een Rooms dorp in Vlaanderen betekende toen en nu vaak nog dat alles naar de kerk gaat, gelovig of niet. Zo'n Joodse familie op het dorp was dan ook wel iets bizonders. Iedereen wist dat het Joden waren. En iedereen had daar zo zijn eigen gedacht over. En dat gedacht over Joden is in een Roomse we reld niet bepaald gunstig. Ons jodenjongetje speelde echter op straat met de andere kinderen en het had er zijn vriendjes. Die vriendjes gingen 's Zondagsmiddags altijd getrouw naar het patronaat, waar onder leiding van Mijnheer Pastoor zo'n soort Zondags school werd gehouden. Ons jodenjongetje was wel een beetje

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 2