ik DEED toch NIETS
J7xelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
TIENDE JAARGANG No. 38
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 18 MAART 1955
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
„En de Heer keerde Zich om en
„zag Petrus aan."
Luc. 22: 61.
Op de weg der smarten is er van men
senkant geen hulp voor de Heiland.
Ook niet uit de kring der zijnen.
We leren het voorgoed af, om met eni
ge trots of drukte op „de eigen kring" te
wijzen. Want.die kring doet niet an
ders dan teleurstellen.
Het ergst in de meest op de voorgrond
tredende discipel, Simon Petrus.
Wat had het hem „dwars" gezeten, dat
hij zo was gewaarschuwd, terwijl de an
deren het hoorden. Petrus, die zichzelf
nog al „voelde", had daarin een aantasting
gezien van zijn „gezag" onder de anderen.
Hij heeft dan ook de gelegenheid aange
grepen, bij de gevangenneming, om het
toch even te laten zien, dat hij heus wel
durfde.
Maarhet is vastgelopen, toen daar
een meisje het uitriep, dat deze man ook
bij Jezus hoorde. Dat was in de hof, die
men passeren moest, om van Annas naar
Ka j af as te komen.
Als er wantrouwige blikken op Petrus
geworpen worden, wat kan hij dan anders
doen dan met een leugen zich er uitred
den.
Sinds dat gebeurd is, voelt hij zich niet
langer op zijn gemak. Ook kan hij niet
onopgemerkt blijven.
Met dat „taaltje", dat Petrus sprak, we
ten ze het wel in Jeruzalem, waar hij van
daan komt. Daarom wordt hij nog eens,
en nog eens, lastig gevallen. Petrus kan
maar twee kanten uit. Of.... openlijk
erkennen, of openlijk loochenen. Hij kiest
de laatste weg.
Als hij zich openlijk losmaakt van Je
zus, dan kraait juist een haan, en.dan
komt de bende uit de zaal bij Annas, om
Jezus over te brengen naar Kajafas.
In het moment, waarin zij de hof pas
seren, keert de Gevangene zich om het
lopen om. Zijn ogen zoeken, èn vinden
Petrus.
De Heer keerde Zich om en zag Petrus
aan.
Wat ogen kunnen doenonder men
sen worden wij er iets van gewaar. In
het oog ligt een bijzondere macht, die kan
worden gebruikt om iemand te helpen,
ofte treffen.
Dan die blik uit de ogen van Jezus.
Plet zal wel niemand gelukken, om te be
schrijven, wat de schuldige discipel in die
ogen heeft gelezen.
Petrus is er bij in elkaar gekrompen.
Want, nu is het gebeurd, waar Jezus hem
voor waarschuwde, en wat Petrus had af
gewezen.
Hij had Zijn Meester verloochend, Die
hij toch werkelijk liefhad
En die Meester had nog wel vrije af
tocht bedongen. Ook voor Petrus. Dat is
dan wel „gebruik" maken van die „vrij
heid" Petrus trapt Jezus op het hart!
Onder die blik uit Jezus' ogen dringt
het tot Petrus door. Hij, die bij Caesarea
Filippi zo echt belijden kon, hij is nu een
schandaal voor Jezus, Die Zich gereed
maakt voor de overgave.
En. Satan kan nu opdringen, en
honend vragenzijn ze zó in Uw kring
Jezus, is het de moeite waard, om voor
zulke discipelen vol te houden tot in de
dood
Als we het ons zó indenken, dan zijn
wij genaderd tot de diepte van het lijden.
Van de zijde der gemeente is er nog een
gewicht aan het lijden toegevoegd. Er is
geen Kerk te zien, die stand houdt. Hard
lopers, om weg te komenenPe
trus,- die uit angst voor zichzelf, zich maar
helemaal losmaakt van Jezus.
Als „vereenzaamde" heeft de Man van
smarten alles doorleefd. Ook dit „erge",
dat Hem wordt aangedaan vanuit de kring
der Kerk!
Dan is Hij nog de Herder, Die, met
vergeten van Zichzelf, bezig is om Petrus
wakker te schudden.
Met een blik uit Zijn ogen brengt Hij
alle zelfvertrouwen bij Petrus aan het
wankelen. Alles ontzinkt deze discipel, en
als de zondaar Petrus krimpt hij in elkaar
en vlucht straks naar buiten.
Dit is niet de enige kracht, die er van
deze blik uit Jezus' ogen uitgaat. Er is
hier zeker ook sprake van een macht, die
Petrus treft ènvasthoudt.
Zeer opzettelijk is dit omkijken van Je
zus, terwijl de soldaten Plein ruw dwin
gen om door te lopen. Terwijl ze Hem
„meezeulen", zoekt èn vindt Jezus Petrus,
met Zijn ogen. Met Zijn handen kan Hij
hem niet aanraken, want die waren ge
bonden. Tot spreken komt het ook niet.
Maar, een blik uit die trouwe Herders
ogen zégt de verslagene in dit donkere
uur, dat Jezus toch nog met hem bezig is,
en beslist tijd neemt, om naar hem te kij
ken.
Wel een contrast
Petrus schreeuwde het zoëvenvloek
te er ommens, ik kèn Hem niet
EnJezus, Wie deze verloochening-
gold, zégt het van Zijn kant, met Zijn
'ogen: Petrus, maar Ik ken je wèl, en dat
is, zelfs in dit uurniet anders geworden.
Begrijpen wij het, dat dit voor Petrus
juist „té veel" werd?
Geen enkel verwijt treft hem uit Jezus'
mond. Wij zouden het wel geweten heb
ben. Ik had hem «nog wel zó gewaar
schuwd, en nou heeft hij het toch ge
daan Zó hadden wij „gepraat", en er
dan flink even bovenop „gebeukt".
Maar, Jezus doet het anders. Nog
straalt de gloed uit een hart vol liefde
voor een man als Petrus
Wij zouden weer zeggenmens
hoe kun je het doen. Niet meer naar om
kijken, dat is het enige
Jezus laat Petrus in die blik van Zijn
ogen nog de warmte van Zijn Herders-
hart voelen.
En, juist daaronder bezwijkt Petrus
volledig. Dat is te erg
Nu nog liefde van die kant, waar Pe
trus alles bedorven had
Als dit onmogelijke toch waar blijkt,
dan kan Petrus niet meer. Hij vlucht de
hof uit, en naar buiten gegaan, weent hij
bitter.
Wat ogen kunnen doen.
Middelaars-ogen. Ogen, die van liefde
blinken. Zelfs door de droefheid heen
komt hier de grote liefde des Heren uit.
Als een „Vereenzaamde" in Zijn lijden,
is Hij nog „de Helper", en „de Herder".
Terwijl dit nu een beetje tot ons gaat
spreken, kunnen wij alleen maar dankbaar
zijn, dat het zó gaat.
De beschaamdheid is geheel aan onze
kant. Ga maar niet ver van Petrus af
staan
Ik deed door mijne zonden,
Hem al die jamm'ren aan.
Maar, zó diep reikt Jezus' liefde.
Onder dit oog van de Herder is er:
een bevend, èn een getroost ontwaken.
En, wéét ge het goed, dat juist dit oog
U ziet? C. St.
Enkel nadeel?
Zou er wel iemand zijn, die meent dat
de Christenheid thans opwaarts gaat?
De Christenheid, dat zijn alle gedoop-
ten saam en onder hen in Nederland zij,
die zich gereformeerden of her-vormden
noemen en hoe dikwijls de adel en de
plicht van deze ook reeds tot cliché ver
worden naam niet eens meer hóren?
Wel moet men zich wachten voor ge
neraliseren en idealiseren van het verle
den. Er valt werkelijk van de oude tijd
niet enkel schoons te vermelden en van
het heden niet enkel kwaad.
Door onkunde vertekenen wij het beeld
van het „zoveel beter" voorbije. Maar ook
de historiekenner zal uit niet te laken lief
de het ongunstige, vooral het aanstotelij
ke, liefst in de schaduw stellen. De Chris
ten mag geen chronique scandaleuse zoe
ken of schrijven. Dat pleegt de haat te
doen.
Wie zich echter vakkundig heeft moe
ten verdiepen zowel in de lichte als in de
donkere partijen der geschiedenis, moet
tot de erkentenis komen, dat onze tijd
eerlijker, minder geveinsd, misschien moet
ik ook zeggen brutaler, soms schaamtelo
zer is. In elk geval was het ook vroeger
op het platte land en in de steden lang
niet alles zuiver wat er blonk in die mas
sale kerkgang, in die zediger gang en blik
van schuchtere meisjes en vrouwen, in die
deftiger doende dominees, in die soms wat
veel geprezen levensstijl onzer vaderen.
Steil ja soms van niet altijd bewuste on
oprechtheid.
Hoeveel zal er „om den brode" gekerkt,
gedoopt, avondmaal gevierd gezwégen
zijn! Hóéveel verborgen, opgevreten in
het zondig hunkerende, wereldse, opstan
dige hart onder de dwang van de pu
blieke opinie!
Wie vandaag „niets" gelooft, komt er
voor uit, in de regel. Wie „afwijkende"
gevoelens koestert, kent niet de angst, ze
ker niet in de grotere plaatsen, om ze te
openbaren. Zelfs in dorpen en kleine ste
den weigert de „ongelovige" of „onver
schillige" langer naar de kerk te gaan, die
hem of haar „niets meer zegt". „Buiten
kerkelijken" is 'n nieuwmodische eretitel
geworden, zeker niet minder eervol dan
die van „kerkelijken" van allerlei gading.
Hoogstens blijft er nog slechts voor één
bepaalde categorie moed toe om voor 'n
grote omkeer in zijn overtuiging uit te
komen. Ik denk aan predikanten en gees
telijken, wie het het brood kan kosten on
danks de lofprijzing, die zij voor hun op
rechtheid ontvangen. Overigens kan ieder
thans zoveel gemakkelijker „eerlijk" zijn.
Men „behoeft" niet te huichelen. Ik vrees,
dat in oude, soms verheerlijkte tijden, toen
„alles" nog naar 'n kerk ging, onder vele
waarachtig vromen, ook heel wat „hypo
crieten" en geestelijke en letterlijke sla
pers de kerken vulden. Niet voor niet
waarschuwen formulieren en catechismus
telkens tegen gevenisdheid en dorre ge
woonte.
Ook de jeugd is vrijmoediger, eerlijker,
ook brutaler. Doch is dit enkel verlies?
De matrones van weleer, die haar schuch
tere dochters soms het huwelijk indreven,
waren niet altijd zo rein. En de geverfde
lipjes van vandaag niet altijd zo slecht.
Men weet, in 'n verblijdend aantal geval
len, veel beter dan vroeger, wat men aan
„onze" jongens en meisjes heeft, ook, ja
soms juist, wanneer ze géén bondsvrien-
den of bondsvriendinnen wensen te heten.
Ik acht dit 'n voordeel. Er ware voor
heel de saamleving nog meer te noemen,
zoals Stefan Zweig o.a. dat, zij het iets
te ruim, te humanistisch, heeft gedaan in
zijn groots werk„Die Welt von gestern
Erinnerungen eines Europaers".
Mee daarom acht ik de „afval" in grote
en kleinere plaatsen, hoe schrikkelijk ook,
niet zó ontstellend als vergelijkende sta
tistieken ons zouden willen opdringen.
Onder al die cijfers met vele, vele nullen
over vroeger gedoopten, avondmaalgan-
gers, in de kerk getrouwden, rechts-kie-
zenden, christelijk ter aarde bestelden enz.,
enz. waren, vrees ik, heel wat onontdekte
mond vromen. Hun „geloof" was niet
steeds het werk van de heilige Geest. Eer
soms 'n gevolg van militaire bekerings-
dwang of van massasuggestie, 'n Heel
dorp, niet enkel in heidenlanden, „be
keert" zich soms. Ons eigen land met be
paalde gereformeerde dorpen, midden in
'n roomse streek of 'n geheel „vrijzinnig"
dorp midden in 'n orthodoxe omgeving,
of 'n roomse plaats midden onder Pro
testanten. Denk aan Staphorst, waar van
daag nog alle huizen eender geverfd, alle
mensen eender gekleed en alle huwelijken
„eender" tot stand komen en bijna heel
het in-traditionele Rouveen uit trouw aan
de Kamper School achter de dynamische
Schilder werd weggezogen uit het oude
kerkverband, evenals Spakenburg enz. In
teressante studieobjecten omtrent massa
suggestie. Victor Hugo chargeert meestal.
Toch, zijn nog steeds boeiend „Notre
Dame de Paris" geeft ons 'n kijk op wat
er broeide reeds in de 16e eeuw binnen
het allen saamsnoerend Katholieke kerk
verband. Het is juist de fout van nóg
vele Christelijke verhalenschrijvers, dat
zij uit onwetendheid óf uit gebrek aan
bijbelse oprechtheid, het verleden van ge
reformeerden en Hugenoten, Camisards
of Waldenzen in zoetelijk, onwezenlijk
gekleurd licht hebben gesteld.
De bijbel met zijn David- en Petrus-
Het gebeurt nogal eens, dat de onder
wijzer of onderwijzeres op school, of ook
de dominee op de catechisatie een leerling
bij name moet noemen. Jan, Kees of Ma
rie schrikken dan even op, als ze hun
naam horen. Het gekste is dat in de mees
te gevallen Jan, Kees of Marie niets de
den. En dat zeggen ze dan ook met een
verwonderd gezicht: ik dééd toch niets!
Nee, dat zagen de meester en de dominee
óók wel. Jan zat niet te snoepen. Kees
trok Marie niet aan de haren. En Marie
giechelde toevallig eens niet. Ze deden
niets. Dat konden ze met een gerust ge
weten volhouden. Hetgeen niet zeggen
wil, dat ze onschuldig waren.
Dat was juist het grote bezwaar van
degene die les stond te geven, dat die
kinderen niets deden.
Ze hadden wèl wat moeten doen.
Je komt niet op school of naar de cate
chisatie om niets te doen, en om daar
maar wat te zitten.
Je komt daar om op te letten.
Het is niet alleen het kattekwaad doen,
dat strafwaardig maakt, maar ook het
niet doen. Zo maar wat zitten suffen, en
afwezig zijn en in de ruimte zitten turen.
Ook hiervan heb ik gezien, dat het een
figuren doet het oprechter. Dit Boek
vreest de waarheid, de werkelijkheid van
val tot aan wederkomst niet.
Deze vaak miskende winst van onze
barre, eerlijker tijd mag ook weer niet
verleiden tot miskenning van het naakte
feit, dat de Christenheid over het geheel
zich niet beweegt in opwaartse lijn.
Ik breek hier af. D. J. C.
N.S. Telkens ontvang ik tot mijn blijd
schap brieven van sympathie of zelfs in
stemming. Hoe graag ik ieder ook zou
willen beantwoorden, ik kan het niet. Ook
niet steeds ingezonden vragen beantwoor
den. Ze zouden mij te ver voeren van mijn
eigen noodzakelijk werkplan. Maar daar
om lees en overdenk ik deze brieven wel
en houd er ook zo nodig rekening mee.
D. J. C.
groot kwaad was onder de zon, een ij del-
heid en een kwelling des geestes.
Het is een merkwaardig en min of meer
benauwend verschijnsel dat niet alleen in
de kinderwereld, maar ook in de grote
mensenwereld dit „ik deed toch niets" al
tijd weer opgeld doet.
Dat is, dat de schuldvraag alleen actu
eel wordt, als wij iets doen, wat we niet
mochten doen, maar dat elk schuldbesef
volkomen afwezig is als wij niet doen wat
wij behoorden te doen.
Deze negatieve levensinstelling: ik was
mijn handen in onschuld, want „ik deed
toch niets", dus wat wilt u eigenlijk van
me, is des te vreemder als wij bedenken,
dat Schrift en belijdenis niet ophouden
ons duidelijk te maken, dat juist dat „niets
doen" de grote zonde van ons leven en
de „zondeval van het christendom" is.
De bekende „luie dienstknecht" in de
gelijkenis had ook kunnen aanvoeren„ik
deed toch nietsInderdaad, hij had niets
gedaan. Hij had z'n heer niet bestolen
Hij had de hem toevertrouwde gelden
niet verkwist. Hij gaf alles tot op de laat
ste cent aan zijn heer terug. Niettemin
werd hij veroordeeld. Niet omdat hij geld
verduisterd had, maar omdat hij met het
talent niets gedaan had.
De mensen, tot wie Jezus zegtIk was