Jn NIEUWE S Steden zonder Kerk Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland Over het NALOPEN van DOMINEES ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 31 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 28 JANUARI 1955 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. In ons vorig artikel wezen wij op ver anderingen, die in het leven te constate ren zijn. Het „georganiseerd" zijn speelt een belangrijke rol. Men voelt zich in zijn organisatie als mensen, die een gemeen schappelijk belang hebben. Dat bindt aan elkander. Temeer, omdat in de huidige maatschappij de organisaties van groter invloed zijn dan voorheen. Plet is een bekend feit, dat de verschil lende organisaties zich ook toeleggen op het werk onder de jeugd, en daarmee ten dele het terrein van de jeugdvorming be treden. Ook is het geen ongewoon ver schijnsel, dat zij „Kerstwijdingen" hou den in eigen kring. Daardoor ontstaat in zulk een verband een bepaalde, binding aan elkander. Het genoemde boekje van E. Müller ziet dit als de structuur van de maat schappij van morgen. Het gaat zelfs zó ver, dat het de stelling poneert, dat de Kerk straks de mensen in hoofdzaak door middel van dit organisatieverband zal kunnen bereiken en verstaan. Nu staat er véél in, dat voornamelijk zich betrekt op toestanden in Duitsland, met name in 't industriegebied. De schrij ver is van mening, dat de predikant de taal der leden nauwelijks kent, en daarom in de kerk langs hen heen praat. De leden hebben „de stijl" van de organisatie aan genomen. Zij spreken de taal van hun bedrijf. Ze worden zelfs thuis door vrouw en huisgenoten, die hun arbeidsverband niet kennen, niet begrepen. De vrouw is veel minder de hulp tegenover de man. Zijn medewerker of werkster in bedrijf of beroep begrijpt hem. Zij deelt met hem zijn bestaan, ondervindt daarvan de moei lijkheden, enz. Veronderstel nu eens even, dat inder daad de maatschappij zich in dergelijke trant zal ontwikkelen. Wat moet daarvan dan het gevolg zijn? Dat het gezinsverband schade lijdt, en dat het kerkelijk verband nauwelijks meer enige invloed uitoefent. Daarom voert de schrijver een warm pleidooi voor aanpas sing van de kerkelijke arbeid aan de nieu we maatschappij vorm. Hij stelt als voorbeeld, hoe de commu nisten in het bedrijfsleven optreden. Er zit overal een „vertrouwensman". Deze ondergaat met de anderen het „wel en Als in een Kerkbode het onderwerp aan de orde komt, dat hierboven staat, dan verwacht u, dat er wel een hartig woordje over die naloperij gezegd zal worden, en dan natuurlijktegenKort en goed tegenDeze verwachting, lieve lezers, wordt ditmaal beschaamd. Ik ga er niet tegen pleiten. Ook niet er voor. Had dan je mond maar gehou den, zult u zeggen, want dan worden we nóg niets wijzer. Wacht u evenHet wordt zelfs nog verrassender dan u ge dacht hadWant wat ik over dit „pro bleem" van het al of niet geoorloofde van het nalopen van dominees of de voorkeur geven aan de een boven de ander te berde zou brengen, is in hoge mate onbelang rijk, laten we eerlijk wezen. Maar hebt u wel aan Voetius gedacht? Gijsbertus Voetius, de grote autoriteit op het gebied van vrijwel alle vragen, die iets met de kerk en het kerkrecht te maken hebben? Wie zich op Voetius beroepen kan ter ver dediging van zijn standpunt, staat be hoorlijk in z'n schoenen. Van deze Voe tius schreef destijds Ds R. J. W. Rudolph uit Leiden„hij had boven anderen het oor en het hart van zijn gereformeerde tijdgenoten; ook in onze tijd verdient zijn stem nog te worden gehoord". Nu, op deze Voetius ga ik mij nu. niet beroepen. Ik héb niets te beroepen. Ik heb geen enkel standpunt te verdedi gen, geen enkele vraag te beantwoorden, geen pro of contra uit te roepen. Ik zou wee" van het bedrijfsleven. De anderen kunnen bij hem komen, en hij is bereid voor die anderen op te treden, zelfs ten koste van persoonlijke offers. Dat is iemand, waar ze wat aan heb ben, meer dan een „voorganger", die bui ten de practijk staat. In die lijn zoekt de schrijver de oplos sing voor de voortgang van de Kerk. Cel- lenbouw, in de organisaties, in de maat schappij, om dan van binnen uit in Chris telijke zin invloed uit te oefenen. Zelfs denkt hij er over, de „geestelijke bijeenkomsten" in meerderheid in het maatschappelijk groepsverband te doen plaats hebben, terwijl voor het mindere deel de kerkelijke bijeenkomsten in oude stijl vallen. Er moeten geestelijke werkers in de verschillende groepsverbanden komen, en met hen heeft de predikant voortdurend contact te onderhouden. Dan dringt de taal van het volk tot hem door, en dan kan hij door zijn werk antwoord geven op de vragen, die hem op die manier on der de ogen komen. Dit zijn zo enkele vrome wensen dooi de schrijver geuit. Voorzover verschillen de bladzijden betrekking hebben op toe standen van de volkskerk, gaan we daar aan voorbij. We weten uit eigen land, dat hierbij benauwende problemen zich voor doen. Zelf maakte ik eens een gesprek mee tussen twee vooraanstaande Her vormde stadspredikanten. De één had volgens de ander een kinderwijkje. Er waren „maar" 15.000 mensen.... Zelf had de spreker een wijk van 25.000. Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat bij zulke getallen elk gesprek over „wijkwerk" volkomen nutteloos is. Men kan dan gerust de overgrote meerderheid van zo'n „wijk" afschrijven. Hoe in deze toestanden ooit moet voor zien worden, valt buiten onze beoorde ling. Wil men „serieus" van zulke wijken spreken, dan beginne men het getal pre dikanten te vertienvoudigenAnders is elke verantwoording zoek. Maar, dit verder terzijde, is er iets héél anders, dat bij deze voorstellen bij ons moet opkomen. Is het waar, dat het moderne leven het gezin zó uit elkaar haalt, dat de leden elkaar hoogstens kén nen als lid van die of die organisatie u alleen willen vragenwist u wel dat die kwestie van het „nalopen" reeds in de 17e eeuw brandend was En wist u dat die kei van een Voetius ook daarover reeds z'n licht had laten schijnen Nee, dat wist u nietIk wist dat ook niet, totdat mij eens een boek onder de ogen kwam, dat heet„Verhandeling over de zichtbare en georganiseerde kerk". Die verhandeling is in het Latijn geschreven, maar ze is vertaald, gelukkig. Anders was ik er zeer waarschijnlijk niet toe gekomen, het te gaan lezen. Ook nu lees je 't nog niet als een roman, hoewel ik moet toestemmen, dat moderne romans van een bepaald gen re zich minder vlot laten lezen als deze „verhandeling over de zichtbare en ge organiseerde kerk". Voetius neemt daar alle mogelijke dingen onder de loupe, en nu dacht ik dat het wel aardig was, als u ook eens kennis nam van Voetius' standpunt over dat „nalopen". Laat die oude Voetius daar nu vóór wezen! Zo vlak vóór, als het maar even kan Daar ga ik u nu iets van laten horen. U moogt het met hem eens wezen, of on eens, daar blijf ik ditmaal lekker buiten. Vooraf echter een noodzakelijke op merking. U zoudt de plank lelijk misslaan, als u uit hetgeen volgt, de conclusie gaat trek ken, dat Voetius elke vorm van naloperij in bescherming gaat nemen. Daar dacht hij niet over. U weet, er zijn tegenwoor dig en er waren ook destijds lieden, die om allerlei bijkomstigheden het be drijf van nalopen uitoefenen. Het is dan óf het „nieuwe" dat bekoort, het is „weer Is het dan niet zó, dat God het gezin gegeven heeft als de meest oorspronke lijke organisatie Waar de ouders het ge zag en de leiding van God Zelf hebben gekregen, en waar zij de roeping hebben om hun kinderen te steunen, en voor het leven te helpen Enwaarom kan een man in het moderne leven zijn vrouw thuis niet meer vinden als helpster bij uitnemendheid, bij wie hij óók zijn zorgen mag brengen, en van wie hij ontvangt, wat geen enkele col lega hem geven kan of mag Schuilt er in héél deze moderne aan vaarding niet een ontstellend gevaar? Als het gezin niet meer rustplaats kan zijn, herstellingsoord bij uitnemendheid, plaats van zich terugtrekken en van ge bed en geestelijke krachtverzameling, dan zal men in de weg van organisatieverban- den dit „euvel" niet goedmaken. Want. het is een kwaad ding, als het gezin niet meer is, waartoe God het heeft gezet. Liever ware ons dan ook een algemene oproep in de tegenwoordige sa menleving, waarin ons wordt voorgehou den, welk een zegen het gezin in zich bevat. Een „moeder" is niet te vervangen. Meer dan welke „mede-werkster" weet zij, wat het offer der liefde betekent. Ik bedoel zulke moeders, die niet hunkeren om er „eens uit" te zijn, maar die haar leven ter beschikking stellen om het gezin aan zijn bestemming te doen beantwoor den. Een „vrouw" voor haar man, terwijl tussen beide „het spel der liefde" blijft bestaan, met een hart voor de jongeren, aan haar zorg toevertrouwd. Wat God door het ouderschap, en ze- I ker door het „vrouw én moeder" zijn, ge- schonken heeft, kan door geen enkel •groepsverband ooit worden bereikt. Daar om zijn wij de overtuiging toegedaan, dat een voorbijgaan van het gezin getuigt van een-niet-meer-zien van het grootste voor recht, dat ons van God in deze wereld is gegeven. Zou een beschouwing als in genoemd boekje „juist" zijn, dan zal dit op huwe lijk en gezinsvorming zeker geen goede invloed uitoefenen. Eerder moeten wij dan tot de conclusie komen, dat de wereld van thans bezig is, om één van de meest vérstrekkende gaven te veronachtzamen. Ik zeg niet, dat het zo ismaar bij het volgen van deze gedachtengang kun nen wij geruisloos worden overgeschakeld naar de sfeer van de collectieve gedachte. Een volgende keer nog iets over het „kerkelijk gezin". C. St. eens wat anders", of het gaat uitsluitend om de streling van het gevoel, of men „heeft iets" met een bepaalde dominee, waarbij het dan meer een kwestie van „uitslapen" wordt. Dat zijn natuurlijk allemaal ijdele en onvrome motieven, en daar neemt Voetius het niet voor op. Nee, daar moet u heus niet mee aankomen. Hij heeft het speci aal over de „vrome toehoorders", en dan acht hij „zoeken van de beste gaven" niet onverenigbaar met „vroomheid". Hij is niet van oordeel, dat het specifieke ken merk van „vroomheid" is, altijd op het zelfde plaatsje in dezelfde kerk te zitten, welke dominee er ook preekt. Hij acht dit zelfs een „nijdig en ongerijmd verzinsel van sommigen uiteengezet in prullige redeneringen vol grote wonden". Asje blieft Maar dan moet het ook om de predi king gaan. Voordat Voetius van wal steekt, en met z'n argumenten voor de dag komt, geeft hij eerst enkele maatstaven, waaraan de prediking moet voldoen, wil men er te recht de voorkeur aan geven. Sommige hoorders en kerkgangers zijn volkomen normloos op dit punt, maar Voetius wil op dit punt allereerst klaarheid brengen. Wij mogen die regels die hij geeft, mis schien wat anders uitdrukken, maar hij heeft in hoofdzaak dunkt mij, wel gelijk als hij schrijft: „Vrome toehoorders houden er voor, dat de beste gaven van een prediker bestaan 1. in een luidklinkende stem, die door allen gehoord kan worden; 2. in -een duidelijke, nauwkeurige, vurige, het gemoed aangrijpende voordracht; 3. in een ernstige, deftige, zedige ver siering van de stijl op een wijze die passend is bij de gewijde stof en niet in een ijdele, en ongewijde valse op schik 4. in een regelmatige doorzich tige schriftuurlijke en degelijke tekst en zaakverklaring, zodat ze door de hoorders zeer goed verstaan, in het ge heugen geprent, onthouden, thuis her kauwd en met anderen herhaald kan worden5. in een geschikte, krachtige, voelbare, voorzichtige, oprechte toepas sing op het geweten". Indien u déze dingen, zegt Voetius, in de prediking mist, gaat u dan gerust naar die dominee, waar u ze niet mist, en voor deze stelling voert hij maar liefst drie Schriftuurlijke gronden aan 1°. Christus had Johannes ook lief bo ven de andere discipelen, en nam bij voorkeur Petrus, Jacobus en Johan nes met zich mee. 2°. Paulus was van oordeel, dat Timo- theiis de beste van alle leraars was (Filip. 2:20). 3°. De Schrift vermaant nergens de ge lovigen om zonder onderscheid te maken, zonder oordeel, zonder keu ze, zonder rekening te houden met hun aard en innerlijke toestand, al leen en alles maar zonder onderscheid aan te horen. Wij maken, zegt Voetius, dit onder scheid ook bij de bepaling van onze leef wijze, spijzen, woning, het kiezen van onze geneesheren en het lezen van boe ken. Waarom dan niet bij het horen van preken Intussen zijn we er nog lang niet. Er zijn natuurlijk tegenwerpingen. Alle do minees brengen Gods Woord, en je mag die dominees niet krenken door ze voorbij te lopen. Daar heeft Voetius ook over nagedacht. Tot de volgende keer. H. V. Steden zonder kerk Onder deze titel is een alarmerende folder vanwege de S.S.K. in zee gegaan. Mensen ten plattelande hebben geen no tie, hoe het er in de nieuwe steden uitziet. Alleen reeds de tekening op het schut blad van de folder spreekt boekdelen Zo is de toestand overal in werkelijk heid een ontzaggelijke huizenzee en nergens een kerk De folder noemt cijfers en getallen. Natuurlijk biedt zij geen uitgewerkte statistiek. Dan zou men nog iets anders te lezen krijgen De folder zal in ruime mate verspreid worden in de kerken. De S.S.K. weet zeker, dat men alom zeggen zalwij wisten niet, dat het zo erg was Kerken, die niet voor diaconale doel einden collecteren, hebben zulks eenvou dig voor de S.S.K. te doen. Eveneens ker ken, die „schuldvrij" zijn. Geen enkele kerk is momenteel „schuld- vrij", zolang de nood zó ten hemelschrei end is. Waarom komen wij toch zo traag in beweging om te helpen? Waarom sturen de kerken ons nog geen aanzienlijke giften alvast, desnoods als voorschot op een te houden bijzondere collecte De aanvragen om steun bij de S.S.K. komen van alle kanten los. Kerkeraden, wij hebben nu reeds een jaar lang aan de alarmschei getrokken. Wat is U toch, gij hardslapenden Maar wij hebben goede moed. U wordt wel wakker. Het gaat collecten regenen gewoon in dit jaar. Het gironummer van de Stichting is postgiro 640833de bankrekening is Amsterdamse Bank, Utrecht. (Vermel den: voor de S.S.K.).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1955 | | pagina 1