voorheen en D~hans
yjxelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
TIENDE JAARGANG No. 30
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 21 JANUARI 1955
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
In geen enkele eeuw zullen de wijzigin
gen in het leven zó veelvuldig en diep
ingrijpend zijn geweest, als in de onze.
Men mag er de ouderen in onze tijd zeker
geen verwijt van maken, dat zij zich wat
vreemd voelen in die voortdurende gis
ting.
Lonen en prijzen veranderen met de
jaargetijden. Als iemand vroeger zuinig-
was op zijn kleren, dan kwam hij soms
jaren met hetzelfde voor de dag, en was
„netjes". Thans staat hij al gauw te boek
als één, die achteraan komt. Op elk gé-
bied jaagt men naar snelle gedaantever
wisseling, zeker tot „geneugt" van de
industriëel, die voor telkens nieuwe leve
ranties heeft te zorgen.
Had men vroeger voor zijn uitgaven
een goede vorm gevonden, dan dacht
eigenlijk niemand er aan, om die te wijzi
gen. Thans moet elke nieuwe uitgave de
vroegere „slaan", hetzij auto of radio, il
lustratie of keukengerei. We willen tel
kens weer wat anders „zien" èn „horen".
Dat een geslacht, hetwelk zulke gestage
wijzigingen meemaakt, onrustig wordt, is
verklaarbaar. Vrijwel algemeen maakt
men het elkander wijs, dat het niet meer
kan als voorheen, en het wordt zonder
verweer haast aanvaard, enkele uitzonde
ringen daargelaten.
Deze dingen oefenen vanzelfsprekend
invloed uit op de kerkelijke wereld. Ook
daar is de roep om vernieuwing niet van
de lucht.
Misschien worden nu in enkele jaren
méér artikelen geschreven, conferenties
gehouden over de preekmethode, dan
voorheen in een mensenleeftijd. Er is al
zóveel opgemerkt over de „activering" der
gemeenten, dat het nauwelijks meer in
druk maakt.
Van ons voorgeslacht krijgen we de ge
dachte, dat men zich voorheen weinig be
kommerde over het aannemen van telkens
nieuwe vormen. Er was belangstelling-
voor de historie, men verdiepte zich daar
in, en wilde graag „in de lijn van het
voorgeslacht" verder gaan. De elkaar-
opvolgende-veranderingen maken nu, dat
de historie minder zegt tot de mens van
vandaag. Hij weet nauwelijks, hóé met
„het historisch gewordene" om te sprin
gen, en vraagt zich af, welke de eerstvol
gende wijziging zal zijn.
Bij een dergelijke levenstoestand heeft
de Kerk het minder gemakkelijk dan
vroeger. Jarenlang werd over liturgie
geen kik gegeven. Thans gaat de roep om
verandering uit. Meer gezangen, meer ac
tieve deelname van de gemeente aan de
dienst, allerlei vage wensen over de
Woordbediening, zonder veel concrete
aanwijzigingen, waar we iets mee kunnen
doen. Daartegenover stellen anderen zich,
die vragenlaat het zó, gelijk het was
of lieverkeer nog veel meer terug naai
de vorm van het verleden.
Dan is „het kerkewerk" ook druk in
besprek. Kerk en sociale arbeid, Kerk en
gezinszorg, Kerk en arbeid onder de mas
sa jeugd. men zie maar eens de pro
gramma's van onderscheiden conferenties.
Een vroeger geslacht stond er nauwelijks
bij stil. Het massa-probleem deed zich in
de moderne vorm niet voor. Het vraag
stuk „individu en gemeenschap", had niet
die klem van thans. Men beleed en ge
noot de gemeenschap der heiligen in de
intieme kring der Kerk. Men droeg, zelfs
met vreugde, de zorgen van het diaconaal
beleid. Hierin is veel dienende liefde
werkzaam geweest.
Daarnaast kende men de strijd voor het
recht van het Christelijk leven, het Chris
telijk onderwijs. Men bad en streed, om
een plaats in het leven te mogen innemen.
Dat er tegelijkertijd op sociaal gebied, ook
onder Christenen, droeve toestanden voor
kwamen, was zeker een groot gebrek.
Toch mag men, in het algemene levens
beeld van vroegere tijden, niet al te zeer
misprijzencl over spreken.
Wél was het jammer, dat de liberale
levensgedachte nog zoveel „vat" had op
het hart.
Echter, de centrale plaats, die het ker
kelijke leven innam, valt ieder op, die van
het verleden kennis neemt. Dat de ge
hechtheid aan de traditie daarbij rem
mend werkte, is waar. Maar, het leven
had nog niet die snelle vlucht aangeno
men, die onze zenuwen een zware proef
laat doormaken.
Interkerkelijkheid" was geen probleem
en de houding ten opzichte van elkander
was sterk afgebakend. Te- meer treft het
dan, dat men zowel op onderwijsgebied
als in de politiek nog véél samen optrok.
Van een „kerkelijk gesprek" was nog
geen spoor te bekennen.
Intussen kreeg het leven zijn geweldige
schokken. Een paar wereldoorlogen,
voortgaande industrialisatie, bevolkings
vraagstukken en stedenuitbreiding, brach
ten de mens metterdaad naar een ander
bestaan, dan zijn grootouders hadden ge
kend. Het moet zeker een oudere diep
schokken, wanneer hij een jonger geslacht
critisch ziet staan tegenover gewoonten,
die vroeger „geijkt" golden, en waarvan
men niet gaarne afweek.
Vandaag vraagt de jeugd gemakkelij
ker naar „de zin" der aangenomen ge
woonten. Men treedt niet meer critiekloos
in het oude spoor vooruit, maar ziet graag
nieuwe vormen, andere stijl, meer beant
woordend aan het leven van thans.
Het kerkelijk leven zal hiermee te ma
ken krijgen. En, we moeten er rekening
mee houden, dat het terugdringen naar
het verleden een pogen is, waarop niet
veel succes valt te verwachten.
Misschien moeten wij veel meer ons er
aan gewennen, dat het, onder andere vor
men dan voorheen toch óók kan, en
vooral zullen wij vasthouden, dat de God
van Verbond en Kerk ook in het voort
gaan der tijden bezig is met Zijn zaak,
en blijft gedenken aan Zijn beloften.
We komen op allerlei gebied voor een
andere organisatie van het leven te staan.
Ook in Christelijke kring. De wereld is
anders geworden, zo zegt een pas ver
schenen boekje van E. Müller, waarin hij
probeert, de weg der Kerk te wijzen in
de 20e eeuw.
Ofschoon verschillende bladzijden be
trekking hebben op toestanden, zoals die
in Duitsland bestaan, geeft het geheel ons
toch wel aanleiding, om enkele punten
naar voren te brengen.
Het is een eerlijke poging de Kerk be
hulpzaam te zijn in de moderne tijd, om
de weg te vinden naar het mensenhart,
en naar de georganiseerde kringen, waar
in de mensen elkander treffen.
Juist dit laatste is één der grote ver
anderingen. Het kringverband, de organi
satie. Deze gaat in het maatschappelijke
en sociale leven, ook in de Christelijke
wereld, een al groter rol spelen. En de
verschillende verenigingen en bonden
trekken véél van de culturele, en zelfs
geestelijke vorming van haar leden, aan
zich. Dit alles stelt de Kerk voor ver
schillende vragen. We willen in een vol
gend artikel daarop nader terugkomen.
C. St.
Eens voor altijd.
Niemand maakt zijn eigen leven.
Het is een Ander, die onze levensloop
bepaalt en baant.
Ik voor mij gevoel dit dan vooral diep,
zo dikwijls mij in herinnering komt langs
welke niet-gladde wegen ik tegen eigen
bedoelen in, Christen, gereformeerd
Christen, kerkelijk-gereformeerd predi
kant geworden ben.
Iets uit eigen levenservaring vertellen
kan anderen,.vooral opstandige jongeren,
de ongeduldige pas doen markeren en
straks misschien blij doen terugkeren tot
wat ik, in weerwil van het onvolmaakte
in het algemeen en het leed, het onrecht
dat ik persoonlijk daar ondervond, dank
baar en bewonderend als Gods gave be
schouw het gereformeerde leven.
Vanaf mijn zevende jaar logeerde ik
elke zomer bij 'n jeugdvriend van mijn
Vader, Arie Verduyn. Ieder in de Rijn
streek achtte óf haatte hem, als 'n steun
pilaar van „de kleine kerk".
Daar, in dat gezin, in die kerk van
Oudshoorn, heb ik de gereformeerde
„vroomheid" leren kennen en allengs be
wonderen tot onvoorwaardelijk liefhebben
toe.
Niet terstond.
Het zevenjarig jongetje, dat Her-
vormd-vrij werd groot gebracht, vond het
eerst soms wel wat benauwd in het grote
gezin, waar één en ander werd verboden
of verlangd, dat thuis niet werd geëist.
Hij nam dit ondefiniëerbaar-andere, het
nu en dan drukkende, die eerste zomers
maar zo wat op de koop toe mét het on-
gekend-heerlijk bootje-varen en het nog
opwindender bok-rijden en zoveel meer
zaligs als er school in de oude stoommeel-
molen met zijn grillige verdiepingen van
geheimzinnige zolders en zoetige geur van
pas gemalen graan. Hij beefde en kleur
de, wanneer bij de huiscatechisatie niet
vattend wat voor rare uitvinding dat wel
was de strenge vader de vele kinderen
één voor één ondervroeg over hem onbe
kende en uiterst geleerd lijkende dingen
en de beurt al nader kwam, om opeens
'n pak-van zijn kinderhart juist bij
hém over te springen, uit mildheid van
de man met zijn rustig-strenge blik en
zijn goed hart. Maar het dikwijls smekend
gebed en het altijd gewijd bijbellezen, het
zingen van de psalmen aan tafel, stuk
voor stuk, heel de grote bundel door
vooral het 's avonds vóór het slapen gaan
gemeenschappelijk zingen van het door
het hart opgegeven lied,, ontroerde soms
diep het jonge gemoed en bracht hem al
vroeg de vraag van dood en leven, van
troost voor de eeuwigheid, bij. 'n Vraag,
die ook wel eens, nooit tactloos-methodis
tisch in vol gezelschap, maar wel in de
avondschemer onder vier of zes ogen,
overluid door „oom" of „tante" werd ge
steld. Het koffie-uurtje na de ochtend-
preek gaf hem beurtelings 'n gevoel van
beklemming en tot tranen prikkelende ver
tedering, wanneer met 'n predikant „van
elders" of met 'n meegekomen kerkgan
ger de preek of liever de behandelde tekst
nog eens besproken werd op 'n nuchtere
manier, toch met mystieke inslag, die hij
althans sedert hij er iets van begrijpen
ging nooit hoorde ontaarden tot gees
telijk gewauwel of grootspraak, ook al
vatte hij vanzelf niet elke tussen de baar
dige lippen geuite Kanaansterm, het minst
van zekere donker-kijkende reus, die nog
al eens repte van 'n „kerkelijk-besef-
spuitje", waarmee hij blijkbaar erg graag
ongenoemden 'n wel wat mysterieuse,
doch radicale injectie tussen de slappe
kerkribben zou willen toedienen.
Behalve bij zulk 'n verzuchting werd
er niet over mensen, maar over God en
zijn dienst gesproken. De Heraut, door
de ouderen, het Jongelingsblad van Von-
kenberg door de jongeren werd er ge
speld. 'En in de boekenkast stonden naast
vele werken van Kuyper, Bavinck, Bies-
terveld, broederlijk onder Synodale Acta
gemengd o.a. werken van de Lutheraan
Otto Funcke, ten bewijze dat de eigenaar
niet kerkistisch was en waarachtige
vroomheid ook bij niet-gereformeerden
wist te waarderen. Het huisorgel knerpte
niet, omdat het Zondag was en het wel
goed stond. Haast elk der huisgenoten
speelde of praeludeerde uit behoefte en
verspreidde ver buiten de openstaande
tuindeuren ook over de verstilde tjalken,
zich spiegelend in het Rijnwater, de huise
lijke Sabbatsvree.
Wat hij daar genoot, heeft ongemerkt
zijn later leven bepaald.
Hij werd daardoor bewaard voor de
afkeer tegen „de dolerenden", die menig
Hervormde soms zonder veel kennis van
historie of mensen, als 'n slechte erfenis
maar meezeult door eigen, vaak halve le
ven.
Hij wist, dat het er anders was dan
giftige laster het wel eens wilde doen
voorkomen, tot overprikkeling van kerke
lijke gevoeligheid. Hij had het niet, zoals
anderen, slecht getroffen, door eerst in
aanraking te komen met naam-gerefor
meerden, die thuis op Zondag voor geen
geld ter wereld zouden telefoneren, maar
in het buitenland betrapt wórden voor het
loket van 'n cabaret van minder allooi
of die, zónder tot zulk apert gehuichel te
vervallen, toch 'n weinig-verheffend en
edel leven leiden.
God had goed voor hem gezorgd dooi
de oude jeugdvriend van zijn Vader „toe
vallig" te laten passeren langs zijn ouder
lijk huis en uit dit eerste, onverwachte
her-zien van de vaders 'n jaarlijkse lo
geerpartij te doen ontstaan, waardoor hij
het gereformeerd kerkelijk- en gezinsle
ven heeft leren kennen in één van zijn
beste openbaringen van zeldzame gastvrij
heid, mededeelzaamheid, zelfopoffering
en zelftucht. De dochters mochten niet
altijd even geprikt zijn op kousenstop
en verstelwerk in 'n ander gezin, waar
moeder ziek of zoek wasom na eigen
respectabele dagtaak elders nogeens
„gauw de boel te gaan opknappen", het
gebéurde en met steeds meer welbewuste,
christelijke overgegevenheid, zoals ze
lééfde in het hart dier twee stoere .Calvi
nisten zelf, van wie de vrouw werkelijk
'n huisvrouw was, wijs èn vroom, middel
punt van gezin en gasten, opziend tegen
„haren heer", werkelijk „hoofd" van de
familie, geëerd en geliefd door de kinde
ren, ontzien door zijn knechts, met wie
hy 's morgens om vijf uur het dagwerk
aanving met bijbellezen en gebed. Wat de
patroon althans betrof, uit waarachtige
behoefte.
Lang reeds was ik student aan de
Utrechtse Hogeschool en kon het tegen
de historische Schriftcritiek, minder om
de colleges van Valeton, dan het bestu
deerde leerboek van Wildeboer, al moei
lijker houden, toen ik op 'n Zaterdag on
der 't middagmaal plots naar mijn kilo
meterboekje greep om te zien of er nog
voldoende „op" zat voor de trein naar
Alphen, het maal liet staan tot verbazing
en ergernis van mijn hospita en naar het
station holde, ja waaróm eigenlijk?....
Alléén om hèm nog eens te horen bid
den!
Wanneer iets bewijzen kan de waarde
van geheiligde personen als genademiddel
voor anderen, dan is het wel dit sterk-
sprekend voorbeeld.
Ik ging niet tot hem om Schriftcriti-
sche geleerdheid te horen weerleggen.
Hoe zóu de molenaar van Oudshoorn
dat ook hebben gekund, al was hij in Kuy-
pers gedachtenwereld behoorlijk thuis?
Het was de vlucht van 'n benauwde ziel,
die het niet langer houden kon en, wan
kelend ten dode door het Satanische: is
het ook dat God gezegd heeft het niet
meer wist waar het te zoeken. Tot eens
klaps in die wurgende twijfel opdoemde
het beeld van de eenvoudige man in ge
bed, van wie hij één ding zeker wist
deze rondkop vreesde God en kende ver
der geen enkele vrees. Omtrent wie hij
juist nü tussen alle heen en weer geslin-
ger vast gevoeldedat in zijn voetstappen
te wandelen en met deze onwetenschappe-
lijken te sterven, veiliger was dan met de
hoogst intellectuele uiteenrijters van de
heilige Schrift.
Doch van dit alles zei hij natuurlijk
geen woord, toen hij, de aanstaande Her
vormde predikant, onverwacht maar wel
kom als altijd, binnenstapte bij de gere
formeerde ouderling, die juist in zijn
Standaard zat te lezen'n verslag van
'n populaire lezingvan zijn eigen
ontvluchte leermeester Valeton over het
boek Job
Ze zaten er meteen midden in, als bij
Jezus met de Samaritaanse. En het was
alsof ook hèm opeens alles werd gezegd
„wat hij gedaan had". Was Deze, Die het
alles zó regelde, niet de Christus
Méér nog dan het betoog van de mo
lenaar graveerde deze opnieuw „toevalli
ge" samenloop van omstandigheden diep
in zijn bewustzijn het besef, dat er 'n le
vend, leidend God is, Die onze behoeften