DE CLIMAX der dankbaarheid
Jeugdrubriek
Zending
God ergens de schouders onder zet, lukt
het Hem altijd.
God heeft eens in het leven van van
Hoorn ingegrepen, speciaal, zo komt het
mij achteraf voor, om hem van deze dwa
ling zijns weg af te brengen. En dit is
dan ook een van de zeer weinige dingen,
waarin van Hoorn van inzicht is - veran
derd, en radicaal van z'n stuk gebracht.
Van Hoorn had een prachtig gezin.
Hij had er de wind onder, maar hij
hield zielsveel van al z'n kinderen, en z'n
kinderen hielden van hem.
Het geviel, dat een van z'n kinderen
ernstig ziek werd. Zo ziek, dat de dokters
geen hoop meer gaven. Het had iets met
de hersenen te maken, en dat is in de
regel fataal.
Het geschiedde in die dagen, dat van
Hoorn zeer neerslachtig was.
Het was voor hem feitelijk al een uit
gemaakte zaak, dat hij dit kind niet zou
behouden. De dokters zagen er geen gat
meer in, en het lag in de lijn van boven
vermelde theologie, dat hij er ook geen
gat meer in zag.
Ik heb toen, om hem op te beuren, o.a.
ook zoiets gezegd dat God niet gebonden
is aan de wetenschap, en dat bij Hem mo
gelijk is wat bij mensen onmogelijk was.
Hij keek me ongelovig aan.
Nu stem ik toe dat als een dominee zo
iets gaat zeggen, zich op gevaarlijk terrein
begeeft. Men loopt de kans het terrein
van de nuchtere werkelijkheid te verlaten,
en blind te gaan vliegen in het gebied van
de overspanning. Er worden dan soms
verwachtingen gewekt, en als die dan later
niet uitkomen, is er wel eens meer kapot,
dan goed gemaakt.
In dit geval lagen de dingen echter wat
anders.
Voor deze broeder was zelfs het stellen
van de mogelijkheid dat God door de
voorbede zou kunnen ingrijpen, absurd.
Over de dankbaarheid willen we schrij
ven.
Niet maar over de dankbaarheid in het
algemeen. Niet maar over dat onbestemde
lustgevoel van de mens, die meent in het
zadel te zitten, niet over de gewetenloze
blijheid van de wetteloze, die zijn succes
sen najaagt en naar wereldse maatstaf een
geslaagd man of een in levenskunst ge
routineerde vrouw geworden is. Dan ligt
er op het leven een glans, die ijdel is. De
glans van de onechte parel.
Dit soort „dankbaarheid", dit levens
gevoel van de „geslaagde mens" is varia
bel als de mode en onbestendig als de
luchtdruk, uitgedrukt in millibar en.
Neen, wij willen schrijven over de
christelijke dankbaarheid, die onafhanke
lijk is van de mode en van het weer en
van het succes en van de levenskunst. De
christelijke dankbaarheid, die geen we
reldse schittering is, die voor de dood en
voor het oordeel verdwijnt, maar die een
begin is in dit tijdelijk leven van een
vreugde, die de eeuwigheid verduurt.
Want achter deze dankbaarheid ligt een
verlossingdie verkregen is. En waarop
niet wordt teruggekomen, die nooit wordt
ongedaan gemaakt. Een eeuwige verlos
sing, door Christus teweeg gebracht!
Wie kan die achterhalen?
Over die dankbaarheid schrijven wij.
En dan tegelijk maar over „het voor
naamste stuk".
Dat laat de Catechismus als een climax
aan het eind komen. Dat is het hoogtepunt
in ons dankbaar-zijn, dat wij leren bidden.
Daarmee is tegelijk onze dankbaarheid
nader bepaald.
Wij zijn maar niet zonder meer „dank
baar", zoals de gulle, liberale zakenman,
die aan zijn successen deze „humane" ca
mouflage wil geven, om daarmee zijn
zelfingenomenheid wat te retoucheren.
Neen, wij weten waarvoor we dankbaar
zijn.
En: aan Wie!
We zijn dankbaar voor het Kind in de
kribbe, al heeft Zijn komen ons falen on
derstreept. Wij zijn dankbaar voor de
Man van smarten, die om onzentwil van
God verlaten werd, wiens „Waarom het
„Daarom" van onze aanneming tot Gods
kinderen is geworden.
Wij zijn dankbaar voor Zijn sterven
en opstanding, waardoor voor ons het
sterven zijn diepste verschrikking verloor
en ons graf een tunnel werd naar het
eeuwige licht.
Wij zijn dankbaar voor Zijn hemel
vaart en heerlijkheid daarboven, nu Hij
„waardig" bleek de boekrol uit Gods han
den aan te nemen en de heilsgeschiedenis
door Zijn hand gelukkige voortgang vindt.
Op dit punt had hij een muur van on
geloof opgebouwd tussen zichzelf en God.
Ik was mij bewust, dat wij aan Gods
muren niet kunnen wrikken, maar wel,
aan de zelfgebouwde muurtjes die men
sen optrekken, en ik had het gevoel dat'
hier de grote kans lag.
Dit is het moment geweest, dat ik een
hoog spel heb gespeeld. Dat kun je, dunkt
mij, maar ééns in je leven doen, hóóg
stens! Het ging hier niet om een stunt,
en evenmin om de Here een voorbeeld
van gebedsgenezing te laten demonstre
ren. Het ging niet eens om dat zieke kind,
maar om de vader. Hij mocht uit zijn
waan worden verlost, en ingelijfd worden
in het legioen van hen die de kerk en de:
wereld zegenen door hun voorbede.
Het ging ten pricipale om de Here.
Het was op Zaterdagavond.
Ik zei dat er de volgende dag in de kerk
gebeden, zou worden voor zijn dochter.
De collega's zouden dit ook doen.
Dan, na die voorbede zou uitkomen wie;
er gelijk had, en of hij dan nog in z'n
mening zou kunnen volharden.
Het meisje is beter geworden.
Toen later in een gezelschap door
iemand twijfel werd geopperd inzake de
kracht der voorbede, is het van Hoorn
geweest die openlijk heeft beleden dat hij
ook eens zo dwaas was geweest, en ge
dacht had dat dit „niets waard" was.
Maar God had dat hem anders geleerd.
Dat was een zware gang voor van Hoorn,
want iedereen wist dat van Hoorn nooit
capituleerde, en nooit ongelijk zou beken
nen.
Dat was namelijk een van de sterke
kanten van z'n karakter, waarin hij zwak
was.
Op die avond heeft God de eer gekre
gen, dat Hij van Hoorn te sterk was.
En van Hoorn is door zijn zwakheid
heen machtig geworden. H. V.
Wij zijn dankbaar voor de geweldige,
wereldomvattende opdracht, die Hij ons
gegeven heeft; waardoor ons leven staat
in het teken van een zinvolle roeping,
waaraan de hele christenheid van alle
eeuwen de handen vol zal hebben om die
te verwerkelijkenGaat dan henen, maakt
al de volken tot mijn discipelen
Wij zijn dankbaar voor het feit, dat in
HEM al Gods beloften „JA" en
„AMEN" zijn: héérlijk vervuld!
Zodat wij in Hem alles bezitten wat
voor onze zaligheid nodig is.
Onze zaligheid, dat wij met God ver
zoend zijn door Zijn bloed.
Dat wij door Hem tot God mogen
gaan, als Gods kinderen, Gods huisgeno
ten. Geen vreemden meer
Onze zaligheid, dat wij op Hem „ho
pen"
Immers er zijn nog zo veel „uitstaande"
beloften Gods.
Wanneer zal de vervulling komen van
de hoopdie Gods Woord wekte in ons
hart?
Wanneer zal wat onvolkomen is voor
het volkomene plaats maken? Het zien
„door een spiegel" vervangen worden
door het zien „van aangezicht tot aange
zicht"
Dan zullen we ten volle kennen, zoals
wij zelf gekend zijn!
Ja, er ligt nog véél in het verschiet
voor Gods volk, dat op Zijn Woord ver
trouwt
En hoe alle verwachting te boven gaand
zal de heerlijkheid zijn, die ons zal ge
schonken worden, wanneer de Christus
verschijnt op de wolken
Wie zich in Gods Woord verdiept, wie
zijn leven zoekt in de alles-overtreffende
genade van God, wie zijn toekomst ver
bonden weet aan Christus' toekomst
die weet waarvoor hij dankt.
Want zijn leven is een bouwen op de
heilshistorie in het verleden en een reik
halzend uitzien naar de verdere afwikke
ling van Gods verlossingsprogram in de
toekomst. Zijn leven is zalig in de „hoop"
het vaste vertrouwen der heerlijk
heid
De christelijke dankbaarheid is verre
van onbestemd. En evenmin vergeet zij
het adres. Zij is geen exclamatie in de
ruimte, zoals de vreugdekreet van de god
deloze, die van de gave de Gever niet
kent.
De verlegenheid van het ongeloof is
groot, bij de verrassing der liefde in het
huwelijk, bij de overstelpende blijdschap
der eerste geboorte in het gezin. Dan weet
men zijn dankbaarheid niet te adresseren.
Men komt niet tot gebed en aanbidding
van God. Omdat men Hem niet of niet-
meer kent en erkent als de Oorsprong van
alle mogelijke goed, dat het mensenleven
verrijkt.
Men heeft zichzelf een radicale ampu
tatie toegebracht in dit „ontwortelde" le
ven.
Men laat wel vreugdekreten horen.
Maar ze zijn als vuurpijlen, in de nacht
uiteenspattend.
Men laat de duiven van zijn dankbaar
heid op. Maar ze werden niet „afgericht",
kiezen geen richting, cirkelen rond en ke
ren onverrichterzake terug.
Dat is de „geestelijke" armoede van
het leven in ongeloof.
Het voorrecht van de christen isdank
baarheid.
Een dankbaarheid, die leiden moet tot
een intensief gebedsverkeer met God.
Zo is in de moderne tijd, evenzeer als
in het grijze verleden, waarin een man als
Henoch leefde, een „wandelen-met-God"
mogelijk.
Maar dan zal men zich moeten verdie
pen in de volheid van de verlossing, die
verkregen is.
Bij dit wandelen met God kan men met
ESCAPISME.
Dit is een van de vele vreemde woor
den die we in de Nederlandse taal in
vlechten, omdat we zelf wel honderd
woorden zouden gebruiken, als we er over
gingen praten. En zie, een of andere
(knappe) Amerikaan munt ineens een
nieuwe term, die op z'n eentje boekdelen
spreekt. Omdat ik hier geen boekdelen
kan vullen, maar alles in een artikeltje
moet stouwen, begrijp je wel, dat het wat
„kort om de bocht" moet gaan. Maar dui
delijk kan het wel worden. En belangrijk
is het alvast.
Er bestaat een aantal mensen, ook in
je eigen omgeving, die altijd aan de kant
blijven staan en niet mee willen doen. Ze
hebben veel critiek en van alles deugt er
niets, en als je dan vraagt: kom, doet U
ook eens meedan is het altijdniet thuis
Zo bestaan er ook groepen van mensen,
die hetzelfde doen. Bijvoorbeeld in de po
litiek. Daar vind je partijen die altijd cri
tiek hebben, maar zelf geen steen bijdra
gen om op te bouwen. Ik denk 'maar aan
de SGP, die dikwijls deze indruk wekt.
Aan de CPN, want de uitersten raken
elkaar wel vaker. Ik denk bijzonder aan
kerkelijke groeperingen in ons lieve land
en daar buiten. Want daar vind je die
houding nog veel meereen ontzettende
critiek op de wereld om hen heen, maar
geen eigen bijdrage om die wereld be
woonbaar te maken of bewoonbaar te
houden. Wat is dat nu bij die mensen?
Zit daar een theorie achter, of ligt er
achter allerlei mooie of lelijke theorieën
over de boze wereld of de slechte kerk
gemeenschap nog iets diepers, waar de
negatieve houding eigenlijk op vast zit?
Dat laatste is heel dikwijls het geval.
De afzijdigheid die heel veel zich-kerk-
noemende groepen betrachten, als het over
hun meedoen aan de „opbouw" van deze
wereld gaat, is door een Amerikaanse
professorescapisme genoemd.
Dit woord is afgeleid van het Engelse
„escape" hetgeen zoveel betekent als
ontsnappen, ontlopen.
Wat die bovengenoemde groepen ont
lopen willen ismede-verantwoordelijk
heid. Ik zou kunnen „zeggenze willen
nog wel bestaan, maar ze willen niet mee
helpen om anderen te laten bestaan.
Dit feit ligt er. Je kunt dat eenvoudig
weg constateren bij allerlei privé-perso-
nen, zowel als bij allerlei politieke en ker
kelijke groeperingen.
Voor dat feit levert iedere groep ook
zijn eigen theoretische verantwoording.
Zo van: de wereld is te slecht. Ofals je
4-500 in één week
Eerst was ik echt niet van plan om
over de Kerstvieringen op ons terrein te
schrijven. U hebt al zó vaak gehoord en
gelezen, dat die Kersttijd een hoogtij is
voor de Javaanse kerken, voor het zen
dingswerk in het bizonder, enz. enz. Ik
was bang, U te gaan vervelen. Maar die
angst heb ik van mij afgeschud. Na wat
ik tussen 20 en 28 December op dit ge
bied heb meegemaakt en meegedaan, kan
ik eenvoudig „m'n mond niet houden"
(tóch al moeilijk genoeg voor een domi
nee!). Want als U dit niet weet, wat er
hieronder volgt, kunt U over Uw zen
dingsterrein en Uw zendingsarbeid beslist
niet meepraten. En daar geneert U zich
toch zeker voor
Ik geef U geen verslag en geen opsom-
een dankbaar hart geen stomme blijven.
Door de Here bij Zijn genade-werk in
Christus betrokken en door de Geest dei-
genade daarbij geïnteresseerd, worden ons
de kaken opengebroken en bloeit het „ge
sprek" tussen .God en ons op.
Dan is er véél te bidden, wanneer wij
beseffen, dat er een: eeuwigheid lang te
danken zal zijn.
Ja, een modern mens, met een moderne
levensstijl, kan en mag „wandelen voor
Gods aangezicht".
Hij kan, evenals Abraham, zijn: een
vriend van God, voor wie de Here zeker
niet verbergt wat Hij gaat doen.
Zou dit niet de betekenis van ons bid
den zijn, dat God ook ons oordeel wil
doen meespreken in Zijn goddelijk over
leg?
O, de genade van God is wonderlijk!
Zo blijven wij dan „staan" vóór het
aangezicht des Heren en, hoewel wij stof
en as zijn, „verstouten" wij ons te spre
ken tot HEM
Dit is het mirakel der gebeden der hei
ligen, die bij het werk Gods in de wereld,
huns ondanks, betrokken worden.
A. V.
meedoet, wordt je straks wereldgelijkvor-
mig. Enzovoorts.
Maar in werkelijkheid ligt er meestal
dat „escapisme" achter, n.l. dat die groep
de verantwoordelijkheid te zwaar vindt,
en niet mee durft te dragen aan het ge
heel. Men trekt de handen er van af, om
dat men de vingers er niet aan wil bran
den, zoals de uitdrukkingen dan ook lui
den. Men staat aan de kant, roept voort
durend critische kreten aan de menigte
toe. Maar daarbij blijft het dan ook. Uit
angst voor verantwoordelijkheid komt er
niets van constructieve opbouw.
Nu heb ik dit niet opgeschreven om zo
maar wat Engels te leren aan ieder die
het lezen wil.
Je komt het zo vaak tegen, dit „escapis
me" Het lijkt me zeer nuttig, dat je het
dus kan herkennen bij jezelf zowel als
bij anderen.
Je ziet in de verenigingen, of beter:
naast de verenigingen zo vaak van die
criticasters staan. Misschien ben je er zelf
wel zo eentje. De meeste critici zijn tege
lijk van die „escapisten", die geen hand
uitsteken, omdat ze alle verantwoordelijk
heid schuwen.
Zo vind je ze ook in de kerk. Misschien
wel in je eigen gemeente. En je kunt wel
licht in je eigen buurt wel groeperingen
vinden, die als hele groep die kant heen
gaan.
Pas er voor op, dat je zelf nooit die
kant heengaat. En denk er alsjeblieft ook
om, dat we nooit onze eigen kerk die rich
ting heen mogen sturen.
Dan zitten we behoorlijk dicht in de
buurt van een secte.
Een secte vangt een ziel, en nog een
ziel, en misschien nog een ziel.
Maar dan is het bij de secte ook uit.
Een kerk gaat verder. Zij vangt zielen
als de Grote Visser. Maar ze draagt ook
mee aan het gebouw van de samenleving.
Ze is daarvan zelfs de beste zuil.
En dat meedragen doet ze niet uit na
tionale roeping of iets dergelijks. Maar
dat doet ze, omdat de Heer van de kerk,
Jezus Christus, niet aan „escapisme"
deed, maar met Zijn offer een hele we
reld kwam dragen.
Dit evangelie van de Here Jezus maakt
nooit mensen die verantwoordelijkheden
ontlopen. Integendeel: het maakt van de
mensen „dragers" in de meest reële zin
des woords.
Of om het met de woorden van de
Here Jezus Zelf te zeggen: gij zijt het
zout der aarde.
Met permissieniet in het zoutvat,
maar' in de aarde. En daarom de mensen
die de beste dienst aan de wereld kunnen
bewijzen: haar bewaren voor het hart.
Sch. H. M. K.
ming, alleen maar enkele indrukken.
Nu dan, we beginnen met de stad Blora
zelf. Dan denk ik vóór alles aan de vie
ring van de Chr. Mulo in de grootste
vergaderzaal, die er in Blora isdat werd
een manifestatie! U moet zich dat eens
even trachten in te denken. Blora heeft
een 40.000 inwoners, daaronder een Ja
vaanse gemeente van zegge en schrijve
200 zielen en een Chinese van nauwelijks
150. Daarenboven is die Javaanse ge
meente (waar wij dus het meest mee te
maken hebben) als gemeente bedroevend
traag en weinig getuigend. Naast die kerk
echter als onze „grote kans" de Chr. Mulo
met haar 326 (van de 340) niet-christe-
lijke leerlingen, onder de bezielende lei
ding van br. Sujono. Met gemak loopt
voor deze zeer populaire school het
„Volksgebouw" van Blora vol met meer
dan 700 aanwezigenEn welke zendings
arbeider, gewend aan het werken in klein