KERSTMIS de weg naar de VREDE Jaarwisseling Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland Dc OUDERLING en de DUIVEL ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 26 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 24 DECEMBER 1954 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. In de snelle gang van het leven hebben we de Kerstdagen 1954 bereikt. Het heeft natuurlijk nogal wat drukte gebracht, om „het feestelijke" voor te be reiden. We gaan niet meedoen met dat koor van klaagzangers, die van te voren al „ach en wee" geroepen hebben over al dat we relds gedoe. Er is op Kerstmis zeker veel ij del vertoon. Niet zonder reden vroeg Ds A. K. Straatsma van Den Haag onlangs, om toch met „het Kerstmannetje" niet langer te werken. Als de etalages op dit punt eens ge controleerd wordendan zal ver moedelijk dit afgodsbeeldje veelvuldig worden aangetroffen. Zo zijn we tegen woordig nu eenmaalwe laten praten, en denken er niet al te veel over na Verder gunnen we ieder van harte gaarne een Kerstmaal, zoals hij of zij het anders in de week niet krijgt. En, wie iets van vertoon van blijdschap in zijn huis probeerde te brengen, die behoeft zich deswege nog niet voor allerlei vierscharen te verantwoorden. Wèl is het van betekenis, dat wij ver staan als het hierbij blijft, dan heerst er een schreiende armoede. Het zal op het Kerstfeest duidelijk worden, wat of de Kerk ontvangen heeft van haar God, wat zij van deze gave verstaan heeft, en hoe zij zich nu met dit geschonken bezit voortbeweegt. Vredevorst, dat is de naam, waaron der Jesaia mocht profeteren van de ko mende Messias. Daaruit valt dit af te leiden, dat de openbaring van de Vorst in het Kind van Bethlehem, het ontsluiten was van de weg naar de vrede. Dan geeft het Kerstevangelie ons deze nadere inlichtingen: die weg wordt ont sloten door het wonder, terwijl de mens er geen erg in heeft. En, die weg leidt tot een vrede, waartoe de mens geen en kele bijdrage kan leveren. Daarom is het zo dwaas, waarin tel kens weer schampere opmerkingen ge hoord worden over de vrede, die door Jezus Christus komt! Vrede.... zegt de mens dan, in zijn wijsheid, of in zijn wanhoop. En, dan gaat hij rondkijken in de wereld van van daag. Zoals een vroeger geslacht dat deed in hun tijd. En.ja.dan zijn er heel wat griezelige vondsten. Mensen, die temidden van ruïnes le ven, en stikvol zitten over een maatschap pij, die geen uitzicht voor hen heeft. Vluchtelingen, die in kampen een ver moeiend bestaan rekken, en bij wie de hoop verflauwt, dat het ooit anders zal worden. Gebieden, die zuchten onder het stelsel van het collectivisme, terwijl er geen weg openkomt, om zich daarvan te ontdoen. En, daar tussen door, conferen tie vóór en conferentie nazonder dat men spreken kan van een hechte Europeese eenheid van een oplossing van het probleem: Oost en West. Gretige blikken worden geworpen op Nieuw-Guinea, door een staat, die dage lijks toont, dat hij de zelfstandigheid he laas niet aan kan Onderwijl gaat de bewapening der vol ken door. Amerika bouwt een vliegtuig moederschip, waarbij al het voorgaande „geslagen" wordt. Na deze eerste oor logsreus komt spoedig een tweede, dan een derde, enz Idealisten dromen gelijktijdig toch nog van een betere wereld, die door „de men sen van goeden wille" zal geopend wor den. Albert Schweitzer, beroemd als me dicus-theoloog-musicus, sprak onlangs als zijn innige overtuiging uit, dat wij (de mensen) het op een bepaalde dag zó ver brengen, dat wij op zedelijke gronden van een oorlog afzien. Dit vertrouwen in de mensheid wordt wel danig geschokt, als de krant U verhalen voorlegt van moord en doodslag, om een vrouw, of om wat geld. Er zijn toch zeker hele catego rieën, die men bij dit idealisme zal moe ten uitschakelen. Kan iemand, durft iemand in deze eeuw na twee mens-onterende oorlogen, nog dromen van een weg naar de vrede, waarop mensen, enige schreden voor waarts doen? Dit komt al te ver af te staan van de werkelijkheid, en rekent té weinig met de bittere ernst van de zonde, saam-verweven met het innerlijk van de mens. Eerlijker, opener, komt ons de angstaanjagende taal voor van Anton van Duinkerken in zijn gedichtKinderen in Polen, afgedrukt in Bouwen en Bewaren van 10 Dec. j.l. Zeg aan het Kerstkind, dat het wegblijft, moeder.... Want Wij hebben geen geest meer, die nog durft geloven, dat God waarlijk- goed is Wij hebben hier enkel vijandige troepen Tot heugnis der ziel aan de heilige nacht, En de plicht om luidkeels Heil Herodes te roepen Met de kans om onnozel te worden geslacht. Deze noodkreet uit Europa dringt haast door merg en been. Wanneer deze dingen in aanmerking worden genomen, dan kan men vragen:' vrede. Welke dwaas durft dit lied nog zingen? Toch begaat men een erge vergissing. Kerstmis spreekt met geen woord over vrede, die ook maar enigszins door men sen is voorbereid. Integendeel. Het Kerst- wonder is de volstrekte erkenning, dat dit leven en deze ménsenwereld ïn de ban der ellende zijn. Alle mensenwegen lopen dood. Alle middelen van dit leven falen. De boosheid blijft, en breekt zich baan. Eeuw na eeuw laat de onmogelijkheid zien, dat mensen vrede kunnen houden. Een paar vechtende jongens op straat, wantoestanden in het huiselijk leven, ver stoorde arbeidsvrede en zoveel meer, leg gen daarvan getuigenis af. De mens is het pad naar de dood ingeslagen, en zijn leven wordtonrust. Vredevorst, dat is de naam, waarmee God tot ons kwam. En, Hij gaf daarbij het Kind, dat de vrede aan de aarde zal geven. Vrede.door strijdIn een weg van bloed en tranen. Maar, anders dan de mens, die het bloed van anderen neemt, en tranen laat vloeien uit het oog van zijn naaste. Dit Kind is geopenbaard, opdat Zijn bloed zal worden uitgedreven. Deze Vredevorst waagt er geen leger aan, maar geeft Zichzelf, en brengt zó een volk in vrijheid. Dat is de weg naar de vrede. De komst van schuldigen. God zal dit offer nemen in onze plaats, en zó wordt ons leven verlost. En, bij deze overgave voor ons wordt tegelijk het rijk der duis ternis overwonnen. Die Zijn leven geeft voor Zijn vrien den, brengt boven alle onrust uit. Waar deze offerande, die in het uur van Jezus' geboorte begon, gelovig wordt aanvaard, daar komt het beginsel van de vrede. Daar heerst de Vredevorst, waar men sen elkaar gaan begrijpen, elkaar willen aannemen. Daar gaat Zijn vrederijk open, waar dat tegenspreken ophoudt, de zoen klinkt, en de ogen blikken anders in elkaar dan voorheen. De opmars naar de vrede, dat is de vrucht van Jezus' geboorte. Bethlehem's wonder heeft dit als gevolg, dat ze op weg gaan naar de vrede. 4c 4c De Redactie van de Zeeuwse Kerk- 4c bode wenst alle lezeressen en lezers 4c vojr het jaar 1955 Gods zegen! >f Ginds stoot iemand een schuldbelijde nis uit. Op een andere plaats wordt een wanverhouding opgeruimd. Elders gaat de liefde bloeien. In maatschappij en vol kerenwereld wordt de vraag belangrijk, wat recht en billijk is voor het leven van een ander! De verzoening met het levenslot, de kracht tot kruisdragen, de troost dei- Godsgemeenschap, dat alles behoort bij de vrede, die van boven is. Jezus alleen is het beginsel van die vrede. Als een wonder van genade komt die vrede, midden in alle pijn van deze verworden wereld. Toch durven we zin gen het lied van de vrede, want Jezus Christus kwam in dit leven, en Hij blijft er in, tot Hij straks alles aan God zal overgeven. Met Hem door het leven. In Zijn kracht tegen de boze in. Waar Hij heerst, daar is de voet gezet op de weg naar de vrede. De tranen zullen hier wel blijven. Ook de graven. Maar de weg naar de vrede ligt open. Wie dit gelooft, die zal blij Kerstfeest houden. En, op dit genaderijk begin volgt straks de vervulling. Eeuwige vrede, als ze geen oorlog meer zullen leren. Tussen echtgenoten evenmin als tussen volken. Dit Kerstgeschenk wil God U geven. C. St. Aangezien onze Kerkbode de volgende week niet zal verschijnen, willen we een enkel woord wijden aan de komende jaar wisseling. Een volgend nummer zal wel gelegen heid geven om over het jaar 1954 nog eens na te praten. Het was in onze provincie zeker rus tiger dan in een vorige jaarkring. Daar mogen we dankbaar voor zijn. Als we het jaar met God besluiten, dan zullen we Hem daarvoor erkennen. „De Hervormde Kerjc" had in haar Kerstnummer juist een artikel over het achteruitlopen van de opkomst op Oud'e- jaarsavond. Men meent, dat de belang stelling nu meer gericht is op de Kerst nachtdienst. Och.... Oudjaarsavondpu- bliek zégt voor een kerkdienst ook niet veel. Als gemeente besluiten wij het jaar in een samenzijn met elkander, en bovenal met God. Elke opwekking daartoe moet overbodig zijn. Gelijk het ook een goede gedachte is, het jaar te beginnen voor het aangezicht des Heren. Er is véél te danken aan het eind van dit jaar. Zeker zijn er ook droeve herin neringen. Stormschade, enniet min der de offers, die de zee vroeg onder de zeevarenden. Zij worden zo gauw een vergeten groep, en zij zijn toch zo belangrijk voor het volksbestaan. Onze vis en onze kolen, en zoveel meer worden soms duur betaald. De wereldspanningen zijn niet verdwe nen, als 1954 verdwijnt. Maar, het Ko ninkrijk, waartoe wij behoren, komt als een driedelig rijk in de rij der naties naar voren. Als alle politieke problemen eens tot zulk een gelukkige oplossing kwamen.. Er zullen stille ogenblikken zijn in me nige familiekring. In dit vergankelijke verdwijnt zo veel. En, verder snelt de tijd. Dit weten wij, dat ook 1955 het Ko ninkrijk des Heren komende zal zijn. Als ons leven is: een gelovig uitzien naar de heerschappij des Heren, dan gaan we ver der in hetzelfde vertrouwen, hetwelk dit jaar onze kracht was. Dit geloof wordt in de toekomst niet beschaamd. C. St. Iedereen zal wel over Kerstfeest gaan schrijven dacht ik, of over iets wat daar mee verband houdt, dus laat mij het nu eens over heel iets anders hebben. Dit is dan ook iets totaal anders, zult u wel zeggen, want de „herders en de engel" én „de ouderling en de duivel" zijn nu niet bepaald twee belendende onderwer pen. Het ligt ook niet in mijn bedoeling, dit te ontkennen. Wat hier geschreven wordt, is ook al weer heel lang geleden. Hóé lang, doet er niet toe. In ieder geval is het waar ge beurd, terwijl de personen, die er verder bij betrokken zijn, reeds lang tot hun va deren zijn verzameld. Wij waren dan naar een beroepende gemeente „gaan kijken". U weet toch wat dat betekent, als een candidaat of een dominee naar een ge meente die hem beriep „gaat kijken" U moet daar geen „ja" op zeggen, want u weet het niet. Dat is u ook niet kwalijk te nemen, want het is een heel ingewik kelde geschiedenis. Het enige wat in dat ceremonieel doorzichtig is, is de uitdruk king. Het is tegelijk het meest eerlijke bestanddeel van het gevalhij gaaf inder daad „kijken". U kunt ook zeggen: uit kijken Ieder beroepen predikant doet op die gewichtige dag die veelal beslissend is voor aannemen of bedanken goed en wijs, als hij z'n ogen zo goed mogelijk en z'n mond zo weinig mogelijk opendoet. Later, als het beroep eenmaal aangeno men is en de nieuwe standplaats betrok ken, kan men dat wel eens omkeren. Dan moet men de ogen nogal eens dicht doen, en de mond openzetten. Maar dat is alle maal van later orde, en daar zwijg ik dus nu over; ik heb het nu over de kijkdag voorafgaande aan de verheugende of fa tale beslissing. De dag om uit te kijken en zich te laten bekijken. Dit laatste geldt dan meer de „verloofde" of „mevrouw". Dat spreekt ook vanzelf, want de gemeen te wil haar ook wel eens zien, en weten, welk vlees ze in de kuip van de pastorie krijgt, als ik dat zo oneerbiedig zeggen mag. Er zijn candidaten en dominees die hun verloofden of mevrouwen niet mee nemen. Dit is zo fout als het maar even kan. Dat is net zo iets als wanneer je je zuster een kus geeft of je schoonzuster, of eten krijgt zonder zout. Daar is geen smaak aan, aan geen van beide. Daar is de room af. Er is niets de minste aardig heid aan. Natuurlijk kan een beroepen candidaat of predikant niet volstaan met „kijken". Hij moet af en toe ook wat zeggen, maar zoals gezegd, dit moet geschieden met mate. Waar immers de uitslag nog niet bekend is en ook niet bekend mag worden op die kijkdag, komt er over elk woord dat hij (of zij) zegt een geheimzinnig waas te liggen. Zijn woorden dienen meer zijn gedachten te verbergen dan te open baren. Elk ijdel gesproken woord kan hier fa taal worden. Men bedenke dat er later als de kogel eenmaal door de kerk is, nog ij dele woorden genoeg gesproken zullen worden in die kerk. Men moet zich op de kijkdag de kunst proberen eigen' te maken om mét de woorden die men zegt eigenlijk niets te zeggen. Er zijn er die daar niet de minste moeite mee hebben, maar voor sommigen is dat toch 'n hele toer, en daarom is de kijkdag voor vele beroepen „dienaren" een martelgang. Deze martelgang hebben wij dan ook verschillende malen moeten maken, en over een van die spreek ik nu. Er worden dan, zoals u weet, verschil lende vragen gesteld en opmerkingen ge maakt van weerszijden. Hier kunnen zeer domme opmerkingen bij zijn, die wel goed bedoeld waren, maar juist het omgekeer de uitwerken van wat men bedoelde. Ergens werden de deugden der gemeen te zó hemelhoog geprezen, dat de beroe pen predikant direct wisthier ga ik niet heen, hier is het tuintje zo prachtig aan geharkt, dat er niets meer te doen valt. Elders had men de man die beroepen was, pogen te lokken met de mededeling, dat er in de gemeente geen „armen" wa-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1