Elke dag Zondag -
nooit Zondag
Jeugdrubrieh
Het knusse
KERSTFEEST
UIT DE „GETROFFEN KERKEN"
De artikeltjes die ik aan het schrijven
ben over enkele ambtelijke en buitenamb-
telijke ervaringen moet ik nu even onder
breken. De oorzaak daarvan is een brief
van een zuster uit Zeeland. Zij verzocht
geen namen te noemen in de krant, en
aan die wens kan ik zonder enig bezwaar
voldoen.
Onze briefschrijfster begint met de op
merking, dat de wasmachine haar werk
tuig is en niet de pen. Niettemin kan zij
wel aardig met de pen omgaan, heb ik uit
deze brief gemerkt. Dat zit goed in el
kaar. Indien wat uit haar pen vloeit maar
wat „stuntelig" is zoals zij zelf zegt, dan
weet ik niet wat die wasmachine dan wel
moet afleveren. Dat moet dan de witste
was zijn die Walcheren ooit zag. Maar
goed, daar gaat het nu niet over. De reden
waarom deze zuster de pen opnam lag in
haar verontrusting over verschillende
kerkdiensten en speciaal over de degra
datie van de Zondag.
Wat het eerste betreft is een volle
oude jaarsavonddienst, gevolgd door een
halflege kerk op de Nieuwjaarsmorgen
haar helemaal niet naar de zin, en „het
kan niet anders", zo eindigt de brief, „of
God is boos op die lege Nieuwjaars-
dienst".
Dit is echter niet het voornaamste wat
onze zuster bezwaart. Hoewel het niet
met zoveel woorden in de brief staat, is
zij als ik het goed begrijp van oordeel,
dat God Zich eveneens vertoornt over een
volle kerk op oudejaarsavond, want aan
die oudejaarsavond wordt (met de nodige
tranen er bij, zoals zij schrijft) meer aan
dacht besteed, dan aan de Zondag, waar
van wij er 52 in een jaar hebben, tegen
slechts één oudejaarsavond. Hierdoor
wordt, zo heet het verder in de brief,
aan een dag door óns ingezet meer waar
de toegekend dan aan de dag die de Here
heeft ingezet.
In dit verband wordt dan nog eens op
gehaald door onze correspondente, hoe de
Zondagen verliepen, toen zij nog kind
was. Dat was een 40 jaar geleden.
Het was wel armoe troefmoeder was
weduwe, maar naar de diaconie ging ze
niet, want dat was schande.
Maar 's Zondags kreeg je toch mooie
kleren aan; verder een beschuitje bij de
koffie, maar het hoogtepunt was de cho
colade-melk op Zondagavond.
Zo kreeg de Zondag altijd iets feeste
lijks. Het waren maar eenvoudige dingen,
die Zondagse jurk, dat beschuitje en de
chocolademelk, maar deze brachten toch
de kinderziel in verrukking, en onze zus
ter is nog steeds dankbaar voor die mooie
Zondagen uit haar jeugd. Zij voegt er
fijntjes aan toe: die eenvoudige dingen
die ons op Zondag blij maakten, hebben
we nu elke dag. Wat dat betreft is het nu
elke dag Zondag en feitelijk nooit meer
Zondag.
Dit laatste geef ik nu maar met m'n
eigen woorden weer, maar dit zijn toch
de gedachten in de brief uitgesproken. En
u merkt wel, dat de wijze waarop deze
briefschrijfster met de pen weet om te
gaan, nog zo gek niet is, ook al ligt de
wasmachine haar beter, zoals ze zelf zegt.
Aan de in deze brief gemaakte opmer
kingen heb ik eigenlijk niet zo gek veel
meer toe te voegen.
Toen ik nog Hoofdredacteur van de
Zeeuwse Kerkbode was, heb ik ook al
eens een woordje gewijd aan dat ongees
telijk bedrijf van een bijzonder druk ver
keer op het kerkpad op oudejaarsavond
en vrijwel geen kip op straat op Nieuw
jaarsmorgen. Nu wij deze dagen weer
voor de boeg hebben, wil ik daar nog wel
eens weer op terug komen. Ik noem dit
een ongeestelijk bedrijf, omdat het van
een ernstige geestelijke afwijking getuigt,
als men het voorbije jaar wel met God
wil eindigenen het komende jaar niet
met God wil beginnen.
We laten de Here dan min of meer in
de kou staan. U wordt wel bedankt voor
wat U mij in 1954 allemaal gegeven hebt,
en dat ik er nog ben, maar voor 1955 kan
ik het zelf wel af, doet U maar geen moei
te. Of een beetje anders: we hebben 't er
in 1954 niet al te best afgebracht. Het
ging wel heel erg met horten en stoten.
Er was maar een heel klein beetje voor
de Here bij, en een hele hoop voor ons
zelf, en daar hebben we ons dan op de
oudejaarsavond over „verootmoedigd",
maar het gaat in 1955 weer precies even
slecht of wellicht nóg slechter, als wij van
het allereerste begin af in het nieuwe jaar
niet met Hem beginnen. Maar dat doen
we niet. Dat vertikken we. Daar hebben
we geen zin in, omdat het oudejaarsavond
zo laat geworden is. Daar liggen de olie
bollen en de wijn tussenNu, wat moet
de Here dan denken van uw „verootmoe
diging" op oudejaarsavond?
Ik koester daarom ernstige vrees, dat
de mens die het nieuwe jaar niet met de
Here begint en Hem niet wenst te ont
moeten in de kerk, op oudejaarsavond
óók niet met de Here geëindigd is, ook
al was hij (of zij) wel in de kerk. Ze zijn
alleen maar met zichzelf geëindigd. Ze
hebben niet de Here gezocht, maar alleen
maar wat sentiment. Ze draaien de Here
maar een rad voor de ogen. Vandaar, dat
ik geloof, dat Hij een volle dienst op
oudejaar nog veel meer haat, dan een lege
dienst op nieuwjaar. Hij kan over zo'n
volle kerk woedend worden, en roepen:
doe het getier van uw liederen van Mij,
Ik mag ze niet horen. Het is best moge
lijk, dat ik mij hierin vergis, en dat de
Here helemaal niets zegt. Dat Hij te be
droefd is over Zijn kerkvolk, om iets te
zeggen.
Tenslotte ben ik het met mijn brief
schrijfster volkomen eens, dat de zo juist
besproken diensten instellingen van men
sen zijn in onderscheiding van die op
Zondag, de dag des Heren. Maar als de
kerkeraad op zulke dagen een dienst in
stelt, behoort men eveneens te komen.
Niet om de dominee, die zich uitslooft om
van al die preekbeurten die over elkaar
heen buitelen, nog iets terecht te brengen.
Maar dit is eenvoudig een kwestie van
trouw. De Catechismus zegt, dat ik in
zonderheid op de sabbat tot de gemeente
Gods naarstig kome. Dit sluit dus de an
dere gelegenheden niet uit, maar in.
En wat dan die Zondag betreft!
Daar was vroeger nog iets feestelijks
in, iets aparts, zo heet het in de brief,
vanwege de Zondagse kleren, het beschuit
je en de chocolademelk. Tegenwoordig
loopt iedereen in de week in Zondagse
kleren, en draait men z'n hand niet meer
om voor de chocolademelk en het be
schuitje, want we zijn in de week al over
voerd met patates frietes.
Men kan natuurlijk om die Zondagse
kleren en de Zondagse chocolademelk la
chen, en zeggennu, als daar de Zondag
in zit en als daar het feestelijke van af
hangt, dan is het óók al niet veel bijzon
ders
Nu, daar moet u toch maar niet al te
verachtelijk over doen.
Ik weet zeker dat het 40 jaar geleden
niet zat in die kleinigheden. Het feeste
lijke lag hoger 1 Maar men spande zich
toen nog in, om die dag, die mooie Zon
dag tot iets aparts te maken. Dat moest,
vond men, in alles uitkomen. Op een
feestdag in het gezin, een bruiloft of zo,
dek je de tafel toch ook anders dan an
ders, en steek je een bloemetje in het
knoopgat Steekt de vreugde daarin
Nee, maar dat hóórt er bijDie Zondagse
kleren en wat er bij kwam, waren niet be
doeld als iets weelderigs en uitbundigs,
wat er even goed af konNee, dat waren
de passende vormen voor de heel aparte
dag die men mocht beleven.
Men moge dan het vroegere geslacht
terecht of ten onrechte verwijten, dat zij
het teveel zochten in „uitwendige" dingen,
het tegenwoordige geslacht zoekt het hele
maal nergens meer in, en dat is nog veel
erger. Omdat men er altijd op z'n Zon
dags uitziet, ziet men er nooit meer Zon
dags uit, en omdat er altijd wat te doen
is, is er nooit meer wat te doen. Werden
de dagen van de week opgetrokken tot
het niveau van de Zondag, dan zou daar
alles voor te zeggen zijn. Daar voelt de
Catechismus ook alles voor, die in zekere
zin pleit voor een opvatting: elke dag
ZondagMaar dan niet in de zin van elke
dag mooi weer spelen en chocolademelk,
maar „al de dagen mijns levens van mijn
boze werken vieren". Ik heb evenwel niet
de indruk, dat het die richting uitgaat.
Wel zó, dat de Zondag wordt neergehaald
tot het niveau van de werkdag, en dat ons
leven op de dagen die in het spoorboekje
met een paar hamers gemerkt zijn zowel
als op de dagen waar die hamers rusten
even grauw en vreugdeloos verlopen, zo
dat het „verblijdt u in de Here te alle
tijde" er niet meer bij is. H. V.
In zijn bekende boek „En brengen waar
gij niet wilt" vertelt Helmut Gollwitzer
een simpel verhaaltje uit de tijd van zijn
krijgsgevangenschap.
Het was Kerstavond in één van de
concentratiekampen. En hoe afgemat en
hoe gedrukt de mannen van het kamp zich
ook voelden, ze wilden in elk geval het
Kerstfeest vieren. Misschien wel omdat
ze zich zo hopeloos voelden.
Zo werd er met de schaarse middelen
die hen ten dienste stonden één zaal van
de barakken aangekleed als feestzaal. Een
beetje groen, wat stompjes kaars, een
lessenaartje voor de dominee.
En toen kon het beginnen.
In de intieme sfeer van dat Kerstzaaltje
fleurden de mannen weer wat op. Meer
noghet evangelie wat ze er mochten ho
ren in hun desolate omstandigheden, gaf
hun nieuwe moed: ze begonnen zelfs af
en toe te zingen.
Toen vertelt Gollwitzer verscheen
er voor het raampje van de deur een
hoofd van een jonge kerel. Hij keek eens
naar binnen, nam alles eens op. Verder
kwam het niet. Met een gebaar vanach,
dat is ook nietsverdween hij weer in de
donkere nacht van het kamp.
Even dacht ik er aan, vertelt Gollwit
zer verder, of ik die jonge kerel niet ach
terna zou gaan en hem binnen zou roe
pen. Maar het was zo gezellig binnen, en
de sfeer was zo goed, dat het bijna zonde
was deze stemming wreed te verstoren
door er een vreemdeling bij te roepen.
We lieten hem dus weer de duisternis in
gaan.
Dat is het verhaal. Ongeveer tenminste.
Ik citeer het maar uit mijn hoofd.
Gollwitzer geeft er echter nog commen
taar bij.
Achteraf gaat hij over het 'geval na
denken en dan komt hij tot een schrik
wekkende ontdekking.
Dat mooie, knusse Kerstfeest wat ze
met elkaar in die barak vierden was een
aanfluiting van het echte Kerstgebeuren.
Gollwitzer begreep, dat ze van het
Kerstfeest een onderonsje gemaakt had
den, waar geen vreemden bij hoorden.
Terwijl Jezus Christus juist op de grote
Kerstdag de hemeldeur geopend had om
het veilige Vaderhuis te verlaten en
vreemden op te zoeken, opdat juist vreem
den in het Vaderhuis weer „thuis" zou
den wezen.
En hij zegt er nog achteraan, dat in
dit kleine voorvalletje waaraan hij zelf
mede schuldig was, zich het verraad van
de kerk weerspiegelt.
Dat zijn krasse woorden. Maar er zit
iets in, wat ons allemaal wel eens aan het
nadenken m&g brengen.
Wat bedoelen we in vredesnaam met al
onze Kerstfeesten?
Ik geloof, dat we heel vaak hetzelfde
Kerstfeest vieren als die mannen in die
barak. Mooi, gevoelig, met het evangelie
in het midden en „onder ons". Maar wat
zegt dat zelfde evangelie? Dat vertelt ons
immers van een Heiland, Die alle knus
heid en veiligheid, als ik het even zo mag
zeggen, vaarwel heeft gezegd, en de duis
ternis ingegaan is om „vreemden" en
„vervreemden" op te zoeken.
Dat evangelie van het Kerstfeest is een
veroordeling van menigte van Kerstfees
ten, die wij vieren!
Zolang er nog één jonge kerel of oude
man of wie dan ook maar door het
raampje kijkt en de duisternis weer in
trekt, kunnen we nooit „onder ons"
Kerstfeest vieren, of God zal zulke Kerst
feesten nog eens straffen. Omdat echt
Kerstfeest vieren iets anders is, n.l. de
duisternis en de nacht intrekken om één
zo'n vervreemde binnen te brengen, niet
maar in de gezellige kring alleen, maar
in de kring van het evangelie.
Misschien denkt iemand: ja maar de
kerkdeur staat toch open. En nog wel 4
of 5 keer gedurende die Kerstdagen?
Dat is rare taal voor een christen. Want
als er één is, die hoort te belijden dat hij
zelf ook nooit gekomen was, als God hem
niet achterna gegaan was en hem bij de
haren gesleept had, dan is dat de christen
zelf.
En zolang we zulke dingen belijden,
kunnen we het Kerstfeest niet als „onder
onsje" vieren, en verklaart de Bijbel al
de knusse stemming en sfeer van die da
gen voor larie.
Echte feestelijkheid wil niet groeien zo
lang we verraad plegen aan dat evangelie,
dat ons vertelt van een Jezus, Die liever
de hemel verliet om de duisternis in te
gaan, en vreemden te redden. Wij moeten
dus ook niet alleen in de gezellige sfeer
ons Kerstfeest zoeken, hoe „geestelijk"
die sfeer ook mag zijn. Wij moeten jon-
SCH AREN DUKE.
Lieve broeders en zusters,
Waarover spreekt men in Scharen-
dijke
Op die vraag kan maar één antwoord
gegeven worden: over het jeugdgebouw
van de Geref. Kerk.
Koortsachtig is er aan gewerkt gedu
rende de laatste weken, en bij nacht en
ontij is de vraag behandeld wanneer het
geopend zou kunnen worden. Sommige
mensen hebben er zelfs van gedroomd,
wat wilt U meer
Nu is deze spanning gebroken, want ik
kan U allemaal vertellen, dat we op
Woensdag 22 December a.s. de Deputa-
ten BWC in ons midden hopen te hebben,
die 's avonds om 8 uur precies op plech
tige wijze de opening officiéél een feit
zullen maken.
Er zal voor deze gelegenheid een extra
bus rijden, die om 7.15 uur van Westen-
Schouwen vertrekt, om dan via de vuur
toren en Renesse naar Scharendijke te
rijden. Aankomst plm. 7.45 uur.
U kunt allemaal gratis mee, wil dit zeg
gen. Laat U deze kans dus niet ontgaan
door een koude bromfiets of een lang
zame fiets te verkiezen boven onze com
fortabele RTM.
Betekent deze opening intussen, dat al
les in het jeugdgebouw kant en klaar is?
Nee. Om teleurstellingen te voorkomen,
zeg ik dit er maar op tijd bijverschil
lende onderdelen wachten nog op de „laat
ste hand". Maar omdat deze afwerking
in bepaalde gevallen wel tot Mei 1955 op
gens en andere mensen achterna, die in
de nacht weer weglopen.
Want Gods Kerstfeest is bedoeld voor
een wereld, die in de nacht en het donker
ligt. Wil ons Kerstfeest wat te maken
hebben met dat van God, dan moet ons
Kerstfeest ook een uitgaan in de nacht
zijn, om het verlorene te zoeken.
Sch. H. M. K.
zich kan laten wachten, en omdat we be
slist zo gauw mogelijk profijt willen trek
ken van deze aanwinst, hebben we maar
geen dag langer gewacht dan nodig was.
Ik geloof, dat U dit allemaal wel met
me eens bent, en het is dus overbodig om
U nog aan te bevelen aanwezig te zijn mét
het meest opgewekte gezicht wat U te
voorschijn kunt toveren.
En: behoudens dan enkele officiële ge
nodigden, zijn we die avond weer eens
als de grote Scharendijkse familie bij el
kaar Daar loopt iedereen dus hard voor.
Nu nog iets van de kerk.
De goede beschouwer (U weet wel, dat
is de man, die maar een half oog nodig
heeft) heeft wel ontdekt, dat we niet al
leen prachtige lopers hebben gekregen in
de kerk, maar dat er de vorige Zondag
ook een prachtige loper over de Avond
maalstafel lag. Een fraai stukje weef
kunst uit damast vervaardigd, met inge
weven text en jaartal van in-gebruik-
neming.
Ook hebt U wel gezien, dat het orgel
gerepareerd en wel weer teruggebracht is.
Het opbouwen, en vooral: het intoneren
en stemmen kost nog wel enige tijd. Maar
we hopen het met de Kerstdagen dan toch
te kunnen gebruiken. Want dan moeten
we kunnen zingen!
Tenslotte nog een gift: in de Dankdag
collecte bevond zich nog een gift van
10,voor het jeugdgebouw. Mooi zo.
Woensdag 22 Dec. D.V. kunnen we zien,
wat er al zo voor gekocht is.
Allen hartelijk gegroet van Uw
H. M. Kuitert.