"Wat wilt *11? jflxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 24 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, West wal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 10 DECEMBER 1954 Abonnementsprijs: 2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. We houden tegenwoordig op verschil lend terrein propagandaweken. Zo zijn er geweest de grote avonden voor ons Jeugdwerk. Ook de Chr. vak beweging heeft haar propagandamaand, om alle werkers te stellen voor de keuze doe mee in de Chr. organisatie. Op het gebied van de Evangelisatie zijn de Zaai weken bekend geworden. Op aller lei manier zoekt men de Evangelische „benadering" van de mens, en hoe dat in moderne stijl verder mag heten of worden aangeduid. Het moet onlangs zelfs zijn voorgekomen, dat er gesproken werd van het benaderen van de mens „in al zijn situaties Dat moet U nu eens rustig bekijken en indenken. Een mens „benaderen" in al zijn situaties? Daar zijn situaties, waarin het „bena deren" veilig achterwege kan gelaten wor den Maartrekken we dan enige pro centen „overdrijving" af, vooral in het gebezigde taaltje, dan blijft toch, dat we ons op verschillend gebied nog al druk maken met veroveringstochten. Nu is het eigenaardig, dat we dit in engere zin op kerkelijk gebied niet zo sterk meemaken. 't Is waar, dat in de Zaaiweken de ker ken met meerdere activiteit in 't leven op traden dan gewoon. Maar, voor het ove rige blijft de Kerk wat veel op de achter grond. In haar methode van werken is de Kerk nog veelszins als in het verleden. Wat de eredienst betreft, zijn de wij zigingen héél gering. Rhythmische zang, en dan op sommige plaatsen meer gelaakt dan toegejuicht. Over het algemeen de diensten iets korter dan voorheen, een ge zangenbundeltje, zó hopeloos klein, dat men noodgedwongen wel altijd dezelfde moet opgeven; en.verder zijn de din gen zoals voorheen. In sommige dorpen praat men er nauwelijks over, dat moe der-de-vrouw des morgens steevast thuis blijft, om aan de mond- en maagvoorzie ning van het gezin te denken. En in an dere plaatsen klaagt men wel, dat het 's middags of 's avonds beter kon Maar, bij dat alles gaat het leven gewoon verder. Het gebeurt zo weinig, dat een kerkeraad verrast wordt, doordat de ge wone orde eens „verstoord" wordt. Dat ze ineens allemaal zijn uitgelopen.en dat, boven de honger naar „het vette der aarde", er nu toch ineens was „een zin" om allemaal met elkaar de godsdienstoefe ning te houden. Ook door die jongeman of wie dan ook, die anders rustig ligt uit te slapen, alle verzuchting der ouderlin gen ten spijt, dat hij daar plotseling zijn hoofd binnen de kerkdeur steekt, en mee zingt en meeluistert, zodat de engelen, die „dienst" hebben om daar de samenkomst der gemeente bij te wonen, er een fijn rapport over kunnen uitbrengen. Als het nog eens voorkomt, dat er er gens belangstellend de hoofden bij elkaar gestoken worden, dan is het in de regel niet, omdat er blijmoedig gesproken wordt over degenen, die tot bekering kwamen Dan is er het een en ander aan het rollen gekomen, wat blijkbaar wel „erg" gevon den wordt, gezien de meewarige gezich ten, maar wat toch ondertussen wel „enig genot" verschaft. Bij clie gelegenheid luisteren een paar duiveltjes mee. Nu halen we dit alles niet op, om het gilde der klagers met één te vermeerde ren, als zou er „geen leven" zijn. Maar, we noemen dit eens, omdat de vraag ons moet bezig houdenwaarom in de kerke lijke kring de sleurgang zo gemakkelijk binnensluipt We hebben tegenwoordig kostelijke „ophaaldiensten", waardoor héél w.it mensen ter kerk komen, die het „lopende" niet meer zouden halen. Doen we wel eens ons best, om er op een bepaalde Zon dag een massale demonstratie van te ma ken Nee, niet met „alleen maar" drukte. Maar zó, dat ze van gezin tot gezin wor den opgewekt, en de andere dorps- of stadsgenoten de opmerking maken: wat zou er toch aan de hand zijn Het is zo gemakkelijk, om te zeggen: de prediking achdie prediking Dat geslacht gaat terug tot zeker in de dagen der profeten. Troost U, Paulus kon er „weinig of niets" van naar 't oor deel van Corinthe. Enmeent U, dat dergelijke klagers over de prediking Je- remia zouden nagelopen hebben? Of Amos? Laat ons de dingen toch reëel zien. Liever keren wij het om, en vragen, aan, wie zo klagen: hoe véél bracht U er al in de Kerk? Hoevelen zijn er door uw toedoen enthousiast geworden voor het Evangelie? Dit laatste zou aan de prediking ten goede komen. Hier komen we aan het punt, dat in de kerkelijke samenleving op de voor grond moet gesteld worden. Wat wilt U, in de gemeenschap der Kerk? Dr Hommes, in Zeeland geen onbeken de, stelde in een referaat onlangs voor, aan de belijdenisvragen de volgende toe te voegen: belooft gij met Gods genade een medemens voor Christus te winnen? Dit komt op hetzelfde neer, wat wij hierboven opmerkten. De bedoeling moet ons allen duidelijk zijn. Wilt U, als be lijder van Christus, evangelist zijn? Voelt U, dat dit in het wezen van de belijdenis Jigt opgesloten? Is het niet jammer, dat er zoveel drukte wordt gemaakt over het bijkomstige, terwijl het meest voor de hand liggende en het belangrijkste, wor den overgeslagen Als we nooit iemand bewogen hebben, om met ons te gaan, en als wij te doen. als er nooit iemand door ons toedoen on der de prediking kwam, waar halen wij dan de moed vandaan, om nog iets van de Kerk te zeggenWe vinden brutaliteit bij jongeren een kwaad. Het is ook een kwaad. Maar, het zoëven aangeduide is de grootste brutaliteit tegenover de Ko ning der Kerk! Wilt U zich werkelijk inzetten, dat an deren door uw toedoen voor Christus ge wonnen worden Wilt U de Kerk helpen om mobiel te zijn, opdat bij anderen de sleurgang zal gebroken worden Wilt U het bezvijsen, dat wij het Ko ningschap van Christus belijden? Vanuit deze vragen komen wij tot een positief geestelijke instelling. Het is ge vaarlijk, zich voor „klachtenbureau" uit te geven. Ofom altijd maar te ha meren op wat er „bij ons" ontbreekt. Je hebt soms mensen, die „bij vrien den" aardig de boel opruimen, maar thuis „de keet" rustig laten liggen. Dergelijke „helpers", dat zijn ze, die de zaak „van de wal naar de sloot" helpen. Op kerke lijk gebied zijn deze lieden helaas geen onbekenden. Zorgt U er self voor, dat er een fris en aantrekkelijk kerkelijk leven naar vo ren komt? Op dit punt mogen we gerust een beetje stoutmoedig elkaar te lijf gaan. Zo leren we het elkaar ook af, om met de „hakbijl" te werken. We staan dan voor de vraag, in hoever we al bezig zijn, om „te helpen", tot zegen van anderen. Daardoor behaalt de Kerk haar grootste triomfen. Nog meer, dan door uitpuilende diensten. Wie één eenzame de gang over de aarde meer dragelijk helpt maken, die verstaat wat of de wil des Heren is. Mee leven en meebouwen, omdat we van het zelfde huis des Heren zijn. Zich er bid dend voor geven, dat de Kerk zal worden een opvallende kring van bruisende acti viteit. Als U dat wilt, zijn we dan al be zig, om al het mogelijke daartoe te doen C. St. Churchill. Hoe vaak reeds, good old Fellozv, heb ik U na de bevrijding willen schrijven. Doch het is er nooit van gekomen. Om dat ik begreep, dat mijn brief U toch nooit onder ogen zou geraken. Het zal al 'n heel karwei zijn om de lijsten, die Uw secretarissen U. zullen hebben voor gelegd, met althans de namen van wie U met Uw tachtigste jaardag gelukwensten, ten einde toe door te nemen. Nu schittert eerst recht de macht van Uw en mijn Heiland, die wél alle woor den en zuchten tot uit de verste uithoeken der wereld tot Hem gericht opvangt en ter harte neemt. Van de armste ontheem de vooral niet minder dan bijvoorbeeld van onze wijze prinses Wilhelmina, die ik ook altijd heel lief heb gehad. Waaróm ik U dan met alle geweld schrijven wilde? Honderd malen 'n on geschreven brief schreef op mijn nacht leger, waar ik anders mijn preken op te bouwen pleeg? Omdat ik U zo onuitsprekelijk dank baar ben voor Uw bezielend voorbeeld en 'n mens dit, al was het slechts één enkele keer, wil laten blijken. Desnoods met 'n zwijgende handdruk. Helaas! Maar waarom nu toch geschreven? Ofschoon ik op voorhand weet, dat ge onze beroemde Zeeuzvsche Kerkbode niet leest Omdat 'n overvol hart zich, hoe dan ook, eens wil uiten. Want vol ben ik van Uw persoon, Uw warme stem, Uw werk van taaie volharding voor vrijheid en recht. Dat wil ik nu eindelijk wel eens zwart óp wit vóór mij stellen. Als ras schrijver zult Gij dat wel verstaan. Wat hebt Ge mij telkens 'n stevige riem onder 't hart gegord, zo dikwijls ik als zwerveling door ons geknechte land, hier of daar heimelijk naar Uw rustige en rustgevende stem luisterde. Ja, ik heb ook de overspannen Duitse „belhamel" ge hoord, die U uitschold. Wanneer Ge 'n enkele maal U verwaardigdet om die ver dwaasde braller te antwoorden, wat wa ren uw woorden dan méér dan woorden alléén: kracht! Voor wie ze thans her leest, bleken vele vervulde profetieën. En zoals ge nu en dan, met Uw En gels accent, Herr Hitler aanspraakt! Het deed me denken aan 'n plaat, waar op 'n fel keffertje vergeefs opspringt on der de grote, onbewogen kop van 'n goe dige New-Foundlander en al nerveuser te blaffen staat. De grote kijkt over hem heen. Maar eindelijk, 't gekef zat, pakt hij het minuscule dier even tussen zijn blin kende tanden, licht het als 'n veertje om hoog van de grond, om het daarna weer op zijn bibberende pootje neer te zetten. Dit laatste genot is U slechts daarom ontgaan, omdat het keffertje Adolf, toen het in Uw macht was, van louter angst is gestorven. De allergrootste mond, ver giftiger en vergasser der mensheid, ein delijk zélf ter verantwoording opgeroe pen, verzonk van schrik tot as. Huive ringwekkende, Goddelijke humor, dat deze stichter van 'n duizendjarig Reich, deze Jodenhater, slechts des te eer gleed recht in de geréde hand van de Jood Je zus, de Rechter voor wie alle mond ver stomt Zekere geschiedfilosofen willen ons doen geloven dat de historie bepaald wordt louter door blinde, wellicht zelfs toevallige krachten. U is het in Uw lang, vruchtbaar leven door Gods goedheid vergund, juist om gekeerd aan te tonen, dat de Almachtige geschiedenis maakt door middel van ver antwoordelijke mensen. In het bijzonder door enkele zeer groten, die niet maar de exponent van hun tijd zijn, doch werke lijke aanvoerders, padvinders, gidsen, smeden in Zijn smidse van 'n nieuwe tijd. Indien wij U eens niet hadden gehad, als man van genie en geweten tegenover de gewetenloze Duitse „vlegel" en zijn Italiaanse „lakei" Hoe belachelijk te zeg gen dan hadden we wel 'n ander gehad God gaf U en hield U, de oudste, het langst staande. En nog altijd! Ieder die, zij het op zoveel kleiner schaal "wel eens te strijden kreeg tegen verderfelijke, verdachtmakende machten ieder die ervoer hoe zwaar het is alléén te staan en nog zoveel zwaarder om te volharden tot het einde, verwondert zich over U, bewondert U en dankt óm U God. Uw tien delen Mémoires heb ik ver slonden om er eindelijk achter te komen, hoe het alles gegaan is in de tijd, dat wij slechts konden wachten en gissen zonder te wanhopen. Hoe moeilijk jk mij Uw worsteling aan de top ook had voorge steld, zij bleek nog zoveel zwaarder door al het misverstand van de vele tegenstrij dige belangen. Hoe weet ge in brede, beeldrijke taal, beurtelings vloeiend, plots steigerend, vlammend van gerechtvaar digde toorn, sarcastisch, bonkig, moke rend te spreken en tovert met dorre cij fers, die, beginnen te glanzen als fris wa ter. Tien delen, één voor één boeiend als 'n roman, inhoudrijk als het zware leven zelf, klaar, zwierig en geestig tot in de zakelijke telegrammen, klinkend soms als 'n toast op 'n festijn. Over alles, tot over het kleinste gleed Uw waakzaam oog en Uw aansporende pen. Hoe hèbt Ge het alles klaar gespeeld in die krakende nach ten van dood en verderf Na zoveel jaren van opgespaarde dank heb ik nog zoveel op mijn hart. Houd s.v.p. vooral de vredelievende Rus in de gaten en steun, desnoods achter de scher men, ons deerlijk gehavend Koninkrijk! En er zijn veel meer Nederlandse wensen. Slechts twee dingen nog. Toen Gij in Rotterdam, mijn geboorte stad, waart, had ik, wetend dat de massa in zijn dolle geestdrift, gewoonlijk maar wat vage klanken uitstoot, bedacht dat ik misschien door luidkeels Uw naam te roepen en ik kan als het moet 'n be hoorlijke stem opzetten Uw aandacht kon trekken en 'n persoonlijke knik krij gen. Ge vergeeft mij dit wel. Maar.ik had niet gerekend op wat achter mijn rug voorviel. Want toen U langzaam vlak langs me reed bij de hoek van Coolsingel en Meent en ik Churchill Churchill brulde, scheen het even of U mij hoorde. Doch eensklaps schoot Uw blik over mij heen omhoog en ge zwaai- det. Omziend, zag ik op de wenteltrap van het Beursgebouw van hoog boven tot be neden tientallen juichende meisjes als één recht neerhangende, fleurige bloemenslin ger. Ja, tegen al dat schoon móést ik het wel afleggen in uw oude, jonge hart. Nog één dingGe lijkt mij niet bepaald Calvinist, al hebt ge veel van dat stoere, en tegelijk soepele dat mij ook in onze Abraham Kuyper zo aantrok. Naar Calvinistisch beginsel heb ik niet eigenmachtig over mijn kansel te beschik ken. Maar ik beloof U indien dit epistel ooit tot U doordringt èn ge in Axel zoudt komen, één der oudste vestingsteden van Nederlanddan zorg ik dat U op mijn preekstoel komt en dan preekt ge voor mij over de tekst: „God wederstaat de hoo- vaardigen, maar de nederigen schenkt Hij genade" en ik vertaal het voor U in mijn moedertaal. Wel is mijn Engels niet van het aller beste. Want ik heb het geleerd in de tijd dat Gij de Boeren in Transvaal bevocht you knowen ik wilde als gymna siast toen de taal van Uw Kitchener niet leren. Maar sedert U en ik het eens zijn over „het duivelse swastika-embleem", heb ik mijn verwaarloosde Engels mee door Uw keurige radiotoespraken opge haald. En dan zullen wij Axelaars naar U luisteren, zoals Uw eigen volk op Uw tachtigste jaardag. Wel niet met daverend applaus. Want dat doen we nu eenmaal niet in 'n kerk. Maar wel met van innige dank stralende ogen op dezelfde plaats, waar ik 's Zondags meer dan eens voor U bid tot die God, welke U reeds grote genaden bewees en nog veel groter genade moge bewijzen, wanneer Uw aardse reis zal zijn voltooid, door U binnen te laten als 'n door Christus vrijgesproken zon daar in 's Vaders Huis. En U dan daar te mogen ontmoeten! Uw zéér dankbare D. J. Couvée. Axel, Dec. 1954.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1