rui dj es Verwisselde Jeugdrubriek UIT DE „GETROFFEN KERKEN" geest schaadt. Maar laat ze in uw hart zien. Laat ze iets beseffen, juist de oude ren, van uw eigen strijd ènoverwin ning door de Here Jezus, die u vasthield. En als gij uw hart voor hen opent, en geopend houdt, zal ook hun hart zich wel openen, zodat gij ook daar 'n strijd zult vinden, in wezen volmaakt gelijk aan die van u in uw jonge jaren. En meer dan alle redeneren en twisten over allerlei, zal het feit van uw geloof, de werkelijkheid van uw liefde voor kinderen, misschien zonder dat ze 't aanvankelijk bekennen, aangrijpen. Maak ze jaloers! Laat ze uw geluk, uw vrede in de Here Jezus voor ogen glanzen. Al wat glanst, lokt, trekt. Maar niets zozeer als de vrede Gods, die niet slechts voor het oog 'n verblij dend schijnsel is, maar diep weldadig voortgolft als 'n stroom des vredes, weg- stuwend menige zwaarwichtige intellec tuele tegenstand, meevoerend op het zon nig spel van hare wateren ook de jeugd, die tenslotte toch niet anders met 't on rustig hart rust kan vinden dan door de zelfde Zaligmaker, die de noden van het jongste en het oudste hart tesamen weg nam in Zijn nood van Golgotha. En als gij, vader of moeder, zelf géén vrede kent En daarom met uw kind niet spreken kunt van vrede? Zoudt gij dan maar moeten zwijgen? Neen, dat nooit! Maar spreek er dan van tot God, uw en hun Here. Spreek er van in het gebed. Wij lazen dezer dagen in een krant, dat de toestand, waarin het Amsterdamse stadhuis momenteel verkeert, nogal eens aanleiding geeft tot merkwaardige com plicaties. Het schijnt veel te klein te zijn, en daarvan ondervinden de trouwlustige paartjes blijkbaar behoorlijke overlast. U moet maar eens bedenken, hoeveel jonge mensen in zo'n grote stad als Amsterdam dagelijks in het huwelijk treden. Als U trouwt, is U, of toen U getrouwd is, was U waarschijnlijk het enige bruidspaar, d.w.z. er waren er wel meer, maar die kwamen vóór U of na U aan de beurt. Maar in Amsterdam gaat dat bij drom men, tenzij U op een heel dure dag trouwt; dan krijgt U een ambtenaar van de burgerlijke stand voor U en Uw we derhelft en familie alleen. Maar voor de Laat het uw zielenood verzwaren, dat gij, die reeds kinderen hebt, op 'n leeftijd waarop zij de Naam des Heren welbe wust behoren te belijden, het zelf niet kunt. O, als eens deze kinderen in de dag der dagen op u zouden moeten wijzen, als degenen, die hen misschien wel met de mond, maar toch eigenlijk niet met hart en wandel, gewezen hebt op het heil in Christus; als degenen in wie het heil zo weinig duidelijk uitkwam en aanlok kelijk scheen! Erger, als de Here zelf u eens zou vra gen: waartoe hebt gij hen verwekt? Gij die zelf geen rust hebt, waartoe hebt gij nog meer onrustige harten in de wereld gebracht? Maar laat de gedachte aan soortge lijke vreselijke vragen, die u dan zouden doen verstommen, u niet moedeloos ma ken, doch uit te groter eigen zielennood doen spreken tot Godo Here, in wiens Naam ik en mijn kind ben gedoopt, geef mij, gééf mijn kind toch vrede, ontferm U toch over ons. En van zulk oprecht smeken, gepaard met schuldbelijden over zichzelf, staat ge schreven het onwrikbaar woordBid en u zal gegeven worden. Want indien gij ouders, die toch alle maal slechts boze mensen zijt, weet uw kinderen toch nog allerlei goeds te geven, hoeveel te meer hoort ge dat? hoeveel te méér! zal dan uw hemelse Vader u de heilige Geest geven op uw gebed. Maar dan moet het nu voortaan ook bidden zijnD. J. C. rest gaat dat in Amsterdam en-gros. Er trouwen series bruidsparen tegelijk, om dat men geen localiteiten en ambtenaren genoeg heeft, om ieder een aparte beurt te geven. Op deze wijze schijnt het nogal eens te gebeuren, aldus het bewuste arti kel (en als U het niet gelooft, moet U dat zelf maar weten), dat er vergissingen plaats grijpen en dat een bruidegom met een heel andere bruid het stadhuis uit komt als hij oorspronkelijk van plan was er uit te komen. Het merkwaardige feit doet zich daarbij dan wel voor, dat vele bruidegoms het bruidje, dat ze zo bij vergissing in de wacht sleepten, nogal aar dig vinden, in elk geval even aardig als het oorspronkelijke exemplaar, en dat ze er niet aan denken, deze bruiden aan de wettige eigenaars terug te geven. Zo gaat het dachten wij zo onder het lezen van dit opzienbarend artikel bij ons ook vaak met de kerk. Dat is bij ons helemaal niet opzienbarend meer. Het kan zó maar gebeuren, dat iemand met een heel andere kerk arm aan arm uit de bus komt, dan waaraan hij vroeger bij z'n belijdenis trouw had beloofd. Daar kijken we helemaal niet vreemd van op. Daarvan zeggen we niet als bij de boven staande stadhuisgeschiedenis: kom kom, dat overdrijft Udaar geloof ik niets van. Die „verwisseling van bruid" komt bij ons dagelijks voor. Daar draaien we onze hand ni'et meer voor om. Soms vinden zij die op een andere kerk overgeschakeld hebben, dat nieuwe bruidje veel „aardi ger" dan de eerste. Ze voelen zich in de verandering helemaal niet bekocht. Deze andere is lang zo stijf niet, en ze lacht wel zo vriendelijk. Maar voor de meesten blijft de kwestie „aardig" o.f „niet aardig" volkomen buiten beschouwing. Een kerk is als 't er op aan komt nooit aardig. Voor hen lijken alle kerken op elkaar, en 't is hun dus op de keper be schouwd, vrij onverschillig, met wie ze 't stadhuis uitkomen, als we dat ze eens zeggen mogen. Zoals wij wel jongens ge kend hebben, voor wie 't er niet veel op aan kwam met welk meisje ze vrijden, als er maar rokken bij kwamen. Als je in Amsterdam om op die grote stad maar weer terug te komen aan de Churchill- of de Rooseveldlaan woont, om iets te noemen, dan is het vrij onverschillig of je op nummer 261 of op nummer 398 woont. De huizen lijken op elkaar als twee druppels water, en of je hier of ginds woont, je gaat dezelfde hoge stoep op, je moet overal uit eenzelfde aan tal naambordjes je eigen proberen op te sporen, je ruikt dezelfde etensluchtjes van je buren, en je valt overal onder de huurverhoging, 't Is precies eender of je van de kat of van de kater gebeten wordt, en dus kies.je maar op goed geluk uit een serie kerken waar jij je leven mee wilt slijten. Het zal er o.a. veel van afhangen primo, waar je verloofde bij hoort, secun- do, waar een stelletje behoorlijke domi nees zijn, en tertio, waar je niet al te ver hoeft te lopen. Wij hoorden tenminste on langs van enige jongelui, waarvan de een hervormd en de andere gereformeerd was en die ook niet erg goed konden besluiten, waar ze bij zouden gaan horen als ze goed en wel getrouwd waren. De keus viel ten slotte op de gereformeerde kerk, niet uit allerlei bijkomstige overwegingen, maar uit het weloverwogen en welgefundeerde motief, dat in de plaats waar ze gingen wonen de gereformeerde kerk het dichtst bij was. Daar is tenslotte niets tegen in te brengen, dat zal iedereen moeten toege ven. Ik geloof een heilige, algemene chris telijke kerk. Wij hebben, zoals u merkt, dat ^chris telijke" van de kerk met een andere letter laten drukken, omdat wij graag willen, dat U daar, aan dat bijvoegelijk naam woord, even bijzondere aandacht zult schenken. Als U het verband tussen bovenstaand artikel van onze apostolische geloofsbelij denis mét wat daaraan vooraf ging over de verwisseling van bruidjes en de huizen aan de Churchilllaan in Amsterdam, nog niet direct duidelijk is, dan mogen wij U dat niet kwalijk nemen. Dat komt vanzelf wel, als U maar even door leest. Er zijn niet weinigen onder ons, om wier mond zich een schone glimlach plooit, zodra zij aan dit epitheton „chris telijk" vóór de kerk zijn toegekomen. Dat zijn de lieden met de brede en ruime blik. De oecumenisch-gezinden onder ons, zo gezegd. Zij, die graag handjes geven over de kerkmuren heen, op conferenties al thans zodra ze weer op hun eigen basis teruggekeerd zijn, betert dat weer over. In elk geval weet U nu wel, over welke „modaliteit" we het hebben in onze ker ken de mannen vangeef mij de ruimte. En die „ruimte" hebben zij dan gevonden in dat „christelijke" van de kerk. Daar zit alles in, menen zij, en U moet dat „rui me", dat „christelijke" nu niet gaan ver smallen tot gereformeerd, christelijk ge reformeerd, artikel 31 of iets dergelijks. Dat is maar verenging en symptoom van bekrompenheid. U lijdt aan een soort ker kelijke bewustzijnsvernauwing, zodra U meer gaat voelen voor de „gereformeer de" kerk dan voor de ene christelijke kerk, de una sancta! U hoort dan bij de isolementsapostelen, en U gaat wat be trekkelijk is, verabsoluteren. Het gaat bij de „christelijkheid" van de kerk dus schijnbaar om de „ruimte van de kerk". U gaat nu wellicht begrijpen, waar er gens het verband ligt met het artikel van de ene christelijke kerk. Dat belijden wij niet, omdat dat „christelijke" ons wat meer ruimte en wat meer armslag geeft, dan het „benepen gereformeerde", dat menigeen doet denken aan de beruchte „strijd om beuzelingen", maar wij belij den, dat de kerk „christelijk" is, omdat Christus haar Koning is. Het gaat in heel de kerkstrijd, en het is in die strijd ook in de dagen van Afscheiding en Dolean tie steeds gegaan om het koningschap van Christus. D.i. om de vraag: als Christus maar gepredikt wordt en om de analoge vraagals Christus maar gehoorzaamd wordt. Ook in de organisatie van de kerk. Daarom was het De Cock, Kuyper en Willem v.d. Bergh niet onverschillig, wel ke bruid zij meevoerden uit het stadhuis, m.a.w. hoe hun kerk er zou uitzien. Al leen wie van de historie der kerk geen syllabe meer weet, en wie het koningschap van Christus in de kerk niet meer ter harte gaat, kan het kerkelijk gesproken weinig of niets rheer schelen, of hij op nummer 261 of op nummer 398 van de Churchillaan woont. H. V. LUTHER AAN TAFEL. Traditie-getrouw herdenken we op 31 October a.s. de moedige daad van Luther, om zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg te hechten. Ove rigens was dat aanspijkeren van stellingen aan de kerkdeur iets heel gewoons, heb ik gelezen. Het was meer de inhoud van de publicatie, die opzien baarde. Intussen leren wij Luther niet alleen door deze daad kennen. Er is ook nog de Luther, die voor de Rijksdag te Worms verschijnen moest, en daar voor Keizer Karei en zijn vorsten het bekende „Hier sta ik, ik kan niet an ders" beleed. En dan is er nog de Luther van de Bijbelvertaling in het Duits, en de Luther van de commentaren op de verschillende Bijbelboeken. En tenslotte danLuther aan tafel. Er bestaat n.l. een bundel „tafelge sprekken", waarin meestentijds Luther zelf aan het woord is, gesprekken die la ter door vrienden zijn opgeschreven en uitgegeven. Al zullen deze korte praatjes niet alle maal aan tafel gehouden zijn, je ziet Luther en zijn vrienden daar om zo te zeggen bezig met eten en drinken. Die gesprekjes en opmerkingen zijn werkelijk allergrappigst. We weten allang dat Luther een enorme humor bezat, meer dan Calvijn. Hij was dan ook kernge zond, en van Calvijn las ik pas geleden nog, dat hij meer dan tien ziekten onder de leden had, waaronder een maagkwaal. Dan is het nog veel groter prestatie dat we tenminste nog die enkele grapjes van Calvijn over hebben, die vandaag nog de ronde kunnen doen. Humor zal in de eerste plaats wel wat met gezondheid te maken hebben, wisten de oude Grieken al. Wie die tafelgesprekken van Luther leest, moet af en toe hardop lachen, of hij wil of niet. Allereerst al de vorm waarin ze ge schreven zijn. Soms beginnen ze met het meest plechtige Latijn, om straks in het allerplatste Duits te eindigen. Even afwisselend is de inhoud. Het gaat er letterlijk over van alles. Je kunt het zo gek niet bedenken, of ergens staat welDr. Martinus Luther sprach en dan komt het Of Adam brood gegeten had in het paradijs. Nee, zei Luther met redenen omkleed. Dat het ergste, dat je kon ontmoeten, een vrouw was die deed alsof ze er ver stand van had. Dat Jezus Christus ook uit een boek gepreekt had. Dat lange preken vervelend zijn, en dat de predikanten op moeten houden als de gemente nog wil dat ze door zouden gaan het omgekeerde is echter de fout van de meeste dominee's. Zo gaat het een heel boek door. Plech tige, puntige gezegden naast dermate plat te uitdrukkingen, dat ik ze niet goed in de Kerkbode zou kunnen schrijven. Lu ther nam geen blad voor de mond, en in deze tafelgesprekken deed hij het hele maal niet Ik zal een paar voor je vertalen, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Het zijn niet de mooisten, maar wel goeden in hun soort. Eigenschappen van een goed predikant „Een goed predikant moet de vol gende deugden hebben: Ten eerste, dat hij keurig netjes onderwijzen kan. Ten tweede: hij moet een goede kop hebben. Ten derde: goed ter tale zijn. Ten vierde: moet hij een goede stem hebben. Ten vijfde: een goed geheugen. Ten zesde: moet hij van ophouden weten. Ten zevende: moet hij zeker van zijn zaak en ijverig zijn. Ten achtste: moet hij er lichaam en leven, goed en ere voor over heb ben. Ten negende: moet hij zich door iedereen laten kwellen en be spotten". Nu maar hopen, dat ook dominee's dit lezen Een ander tafelgesprek gaat over de jeugd. „Een jong mens is als nieuwe most: die is niet te houden, moet gisten, buiten de oevers treden; wil altijd laten zien, dat hij er is, wil altijd iets meer wezen dan een ander, is een voudig niet te houden." Nu, klopt het? Zeg zelf maar, of Lu ther er verstand van had of niet. Tenslotte nog een pracht van een anec dote, over Paus Hadrianus en over een Engelse bisschop: „Paus Hadrianus werd door Keizer Karei, wiens leermeester hij geweest was, tot het pauselijk ambt gebracht (heeft niet lang geleefd), hij geringe komaf, zoon van een burger te Leuven. In Engeland was een kardinaal, een zoon van een slager, tot wie op ze kere dag een verstokte dwaas zei De hemel zei gedankt, dat wij zo'n kardinaal hebben. Als deze nog eens paus wordt, dan mogen we zeker op Vastendagen en andere verboden tij den vlees eten. Want Sint Petrus heeft als visserman verboden vlees te eten, opdat hij zijn vis des te duurder kon verkopen. Maar deze zoon van een slager zal het wel bij het vlees houden, opdat hij daaraan wat ver dienen kan. Paus Hadrianus had twee steden op een doek laten schilderen, de ene zijn vaderstad, waar hij geboren was, de andere Leuven, waar hij tot doctor SCHARENDIJKE. Lieve broeders en zusters, Allereerst enkele data, waaraan ik U wil herinneren. In de week van 16 Nov. a.s. wordt in ons rayon de bekende P.I.T.-collecte gehouden. Enkele meisjes van de Ned. Herv. Meisjesvereniging plus enkele meisjes van onze vereniging zullen huis gepromoveerd was, en hij had bij de eerste stad geschreven: „Ik heb ge plant" en bij de tweede „Ik heb nat gemaakt". Maar onder de beide ste den was de beeltenis van de keizer geschilderd, dat antwoordde„Ik heb de wasdom gegeven". De keizer had hem immers aan het pauselijk ambt geholpen. Toen was er iemand met een krijtje gekomen en had er onder geschreven„Dus had God niets ge daan Een ongelooflijk mooi verhaal. Wat zullen ze aan tafel gelachen hebben toen Luther dat vertelde! Het kan haast niet anders of een man die zo'n dosis humor had tot in het heetst van de strijd toe, moet een held geweest zijn in het Koninkrijk Gods. Een zeer menselijke held overigens, die lachen kon en lelijke woorden zeggen over dingen, waarvoor hij tegelijk door het vuur ging. Noch Denifle, noch Menno ter Braak zouden zulke rare boekjes over Luther geschreven hebben, als ze beter in zijn „tafelgesprekken" gelezen hadden. Misschien moest iedere dominee en iedere godsdienstonderwijzer er ook iets van lezen, voordat hij wat over Luther ging vertellen. Het is goed om ook een Reformator in hetzelfde Adamscostuum te zien, dat wij dragen. Sch. H. M. K. aan huis gaan (van huusje tot deurtje, zegt men op Schouwen), om U een flinke bijdrage uit de portemonnaie te kloppen. Dat weet U dan maar vast. Het is, geloof ik, overbodig om U nog een en ander van het P.I.T. te vertellen. U kunt er door middel van de Radio 's middags om 1 uur veel over horen, alle kranten schrijven er druk over, en de bes te reclame zijn misschien uw jongens zelf,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 2