ut er cl er De grote m der schapen Jiïxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 17 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 22 OCTOBER 1954 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half gaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. De verzorging der gemeente brengt haar eigensoortige strijd en vreugde. Men kan het niet vergelijken met takken van dienst, alssociale verzorging, gezinsver zorging, en die speciale arbeid, waarmee verschillende bureaux tegenwoordig wor den belast. Het werk in Christus' gemeen te is van apart karakter. Het houdt van zelf tennauwste verband met het grote doel van de gemeentevergaderinghet bijeenbrengen en bijeenhouden van het volk des Pieren, om het te bearbeiden met de middelen der genade, en voor te be reiden voor de grote feestdag der kerk, die komt! In deze arbeid mogen wij zeker wan delen in de voetstappen des Heren. Daar om is het goed, om uit de Schrift na te gaan, hoe de Pleiland Zelf contact zocht met mensen om hen als Herder te weiden. Plet is dus niet de opzet, om de predi king des Pieren na te gaan, maar de wijze, waarop Jezus in al Zijn zielszorg het le ven van anderen aanraakte en zocht te be- invloeden. Kan de Heiland „kras" optreden? Ongetwijfeld. Misschien denkt u zelf al aan de geschiedenis van de tempelrei niging, door Johannes verhaald in het be gin van zijn Evangelie, door de andere Evangelisten meer aan het einde. Wan neer we ons indenken, dat de Heiland, in Zijn heilige toorn over de ontwijding van het „Gebedshuis", ook beschikte over het felle Oosterse temperament, dan zullen - die wisselaars met hun aanhang niet ge weten hebben, waar zij moesten kruipen. Het moet onze aandacht niet ontgaan, dat het scherpe optreden des Heren vaak plaats vond, wanneer Hij te maken had met de partij, die bij uitstek als rechtzin nig bekend stond. De Farizeeën, de man nen van het nationaal verzet, en dé Wet geleerden. Vrijwel op alle punten kwam de Messias met hen in conflict. Omdat hun verwachting bleef binnen het kader van de Joods-nationale dromen, terwijl de prediking van Jezus ging over het Ko ninkrijk der hemelen. In Sabbatsbeschouwing en Sabbats- practijk, in de waardering van huwelijk en echtscheiding, in het erkennen van de waarde van de vrouw in het leven, in de beschouwing van „het volk", in hun open lijke vroomheids-demonstratie en zo al meerin alle opzichten stond de Heer tegenover hen. En, dan was het niet ge makkelijk, wanneer deze getabberde he ren voor de oren van het volk met „hui chelaars" en dergelijke titels, werden aan gesproken. Scherp wees Jezus de onwaarachtigheid uit, terwijl de aanzegging van het oordeel niet uitbleef. Toch lag al deze toorn altijd verscho len in een diepe droefheid, over hun ver harding. Menigmaal heeft Jezus in Zijn optreden een beroep gedaan op hun hart. Meer dan eens bedient de Heiland Zich van een voorbeeld, dat Hij niet helemaal af maakt. Opdat deze Schriftgeleerden zullen voelen, waar PI ij hen wil hebben. Denk maar aan de bekende gelijkenis uit Lucas 15. We horen niet, wat cle oudste zoon doet. Maar, de liefdevolle nodiging van de Vader, dat isde boodschap Gods door Jezus' dienst tot het Farizefisme, wordt op die manier nog veel sterker. Dat was Jezus' zielszorg, zó aanhouden, zó de zaak van het Koninkrijk op het hart binden, zó smeken om de ongerechtigheid na te laten, en te komen tot overgave aan God. Hier hebben we dus, voor ons optreden in het ambt, zeer belangrijke gegevens. Zowel wat het bestraffen, als het „aan houden" betreft. Achter alle arbeid en actie moet een brandende liefde aanwezig- zijn voor het Evangelie, en voor de mens, in zijn gebondenheid. Waar het eindélijk nodig is, als de vijandschap en het verzet tegen het Evangelie aldoor maar toene men, daar zal ook het doortasten niet achterwege kunnen blijven. Maar, dan moet de mens in zijn vijandschap toch eerst beschaamd gemaakt zijn door de krachten van het Evangelie. Nee, een slappe houding van laat maar gaan, vinden we bij de Herder der scha pen niet. Kerkelijke wantoestanden kun nen niet worden verdedigd met een be roep op de Heer. Overal, waar Plij kwam, daar vielen beslissingen. En, wie de ge lijkenis van het onkruid tussen de tarwe zou willen „uitbuiten", door te zeggen, dat we in de kerk alleen maar te getuigen hebben, en nooit iets moeten aanpakken, die heeft deze gelijkenis zeker niet begre pen. Daar is in het leven van de kerk, eens een finaal oordeel. En, de tederheid ten opzichte van het goede zaad moet er voor bewaren, om niet zó geforceerd het onkruid te wieden, dat ook de goede planttjes worden aangetast. Maar met eenlaat-maar-voortbestaan-systeem heeft dit niets te maken. In dat opzicht zijn vele kerkproblemen wel te vereenvoudigen, wanneer ze wor den teruggebracht naar de vraag van de gehoorzaamheid aan het Woord des He ren. Wat er, nog altijd, bestaat aan prac- tijk bij de Sacramentsbediening, dat grenst ook nu nog aan het ongelofelijke. En, dat wordt heus niet beter, of er zo „bij tijden en ogenblikken", een paar „die naren" samen in één kansel proberen een voorstelling te geven van iets, dat in wer kelijkheid nog niet bestaat. Het Woord Gods wil ernstig genomen worden, en wij mogen het niet in de sfeer van de carica- tuur brengen. Verder is het voor ons zo rijk, om het persoonlijk contact tussen Christus en de mens na te gaan. Plier zijn de Bijbelse gegevens wel zeer bijzonder. Denk maar eens aan het „gesprek" met de Samari- taanse vrouw, Joh. 4. Plet merkwaardige van het „gesprek" heden ten dage is, dat er zo weinig ver volg op komt. Het gesprek van Jezus met de Samari- taanse bracht tot beslissingen. Wat een fijne methode, die vrouw heen te helpen over de kwestie: Jood-Samaritaan. En toén niet met de goedkope oplossing, die alles prijs geeft. Met nadruk stelt de Plei land vast: de zaligheid is uit de Joden, enwij aanbidden, wat wij weten. Wat dit punt betreft, geen kwanselen. Maar wel: vanuit die meerdere open baringsrijkdom zich het lot van die vrouw aantrekken. En contact leggen, door zich met haar te verdiepen in haar levensge schiedenis. Zó teer en fijn...., dat het hart bij deze vrouw openspringt en zij moet zelf haar leven vertellen. Zij kan het geheim van haar leven prijs geven aan deze Zielszorger. Die er niet naar vraagt, omdat het voor Hem „een geval" is, maar omdat Plij hier een mens wil trekken onder de zegen van het Konink rijk der genade. Er is geen zwaarwichtig hoofdschud den, geen „afstand van haar nemen", wanneer dat leven van haar in z'n don kerheden naar voren komt, alléén de uit spraak, dat haar belijdenis tenminste eer lijk was. Dit „doorpraten" leidt tot be vrijding; het geeft invloed in de plaats. De vrouw wees eerst de weg naar Jezus; dan gaan ze uit, en het geloof krijgt de overhand. De zielszorg met haar gevolg. In dit éne voorbeeld krijgen wij een les voor ons leven. Ze zijn met vele te vermenigvuldigen. Ploe treffend en lief devol weet de Heiland te leiden tot het inzicht in eigen leven. Misschien wordt er onder mensen veel geklaagd over gemis aan contact, omdat een ernstiger gebrek daartoe de aanleiding iseen tekort aan liefde. Wat geven wij om contact met iemand, die ons niet meer interesseert dan een wagen, die ons voor bijrijdt? Altijd is er bij de Pleer de houding van wachten, en een ander tot zichzelve bren gen. Hij effent de weg, en door geen op merking-vooraf wordt bij voorbaat het gesprek vruchteloos gemaakt. Hierin moe ten wij onze fouten ontdekken. Vermoedelijk ook vele ambtelijke fou ten. We hebben weinig geduld om te wach ten. Plet besef van „geen tijd te hebben", heeft ons kerkelijk soms ook te pakken. Maar, de waarde van ons werk is nooit gelegen in het aantal bezoeken, dat we presteerden. Benaderen wij elkander En.... welk doel drijft ons? Weten ons in dienst van Hem, Die be zig is aan het bewaren en vermeerderen van Zijn Kerk? Willen we daarom elkan der tot het uiterste verdragen, als maar de overwinning van Jezus Christus in het leven van gemeente en gezin wordt aan getroffen Tenslotte heeft de Heiland over de houding van Jeruzalem geweend.Hij wist, wat de afloop zou zijn. Zij daarom alle arbeid in de gemeente gedragen door liefde voor de Herder én de schapen. Hij wil van ons als dienst knechten gebruik maken. En, nooit wordt de zegen van het ambt rijker openbaar, dan wanneer door ons bidden en werken de zorg van de Herder over het welzijn der kudde zichtbaar wordt. C. St. God's oogst. De Heiland ziet van uit zijn halfduis ter hoe, vergezeld van hun knechts, ook rijken de schatkist naderen en eigenhan dig of door hun bedienden veel geld in de offerkist laten werpen. Niet één van de dertien bussen slaan zij over. Noch die voor de vrije doeleinden, noch die voor de verplichte tempelschatting. Onophou delijk klinkt het vallende geld, hel of dof. Sommigen laten het duidelijk zien, dat zij niet karig zijn. Met volle hand tasten zij in hun buidel, heffen de hand hoogkijk es! wat 'n gift! Jezus ziet het ook. Zijn ziel weent. Waarheen kijkt hij nu opeens zo sterk 'n Vrouw uit het volk nadert schuchter de rij van offerbazuinen. Niemand, die haar groet of kent. Wij ook weten niet haar naam, die wel één van die algemene namen zal zijn geweest,, waarmee men tientallen uit die grote gezinnen aanduidt, die de moeite van het informeren niet lo nen. Maar haar donkere kleding zegt al thans ietsdat zij weduwe is. Ene dus wier hart 'n knauw gekregen heeft, in wier binnenste het elke dag nog rouwt om de verlorene. Een vereenzaamde, die zich temidden van drukte en vrolijkheid slechts te meer verlaten gevoelt. Ene, die er voor moet oppassen, dat zij niet elk van die andere tempelgangers benijdtdie andere vrouwen mét haar mannen, die ouders vrolijk huiswaarts kerend met hun kinde ren. Haar wacht thuis geen enkele stem, dan die der pijnlijke herinnering Maar de kwaliteit van haar rouwkleed doet ons ook vermoeden, dat zij arm is. Weduweèn armDubbel leed dus. Hoe zwaar in 'n tijd, in 'n omgeving, waarin men der weduwen huizen „opat". Zelfs het rustig peinzen over haar dode wordt haar zelden of nooit gegund, of het moet zijn in de nacht. Andere zorgen dringen zich op, iedere dag: de moeite voor het niet dagelijks voorhanden brood het dreigen van ziekte zonder verzorging het somber verschiet van 'n eenzame dood. Maar onder dat donkere kleed van rouw, waar wij onwillekeurig slechts trieste klachten vermoeden, leeft metter daad iets geheel anders. Ook zij heeft de Levieten horen aan heffen de achtenzestigste Psalm. Ook zij heeft op haar oude benen ge trild. Ook haar heeft 'n machtige ontroering aangegrepen, wanneer zij het zich voor zingen hoort„Hij is de vader der wezen en de rechter der weduwen, God in zijn heilige woning". En wanneer ook zij in valt: „God, die eenzamen in 'n huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed, doch weerspannigen, wonen in 'n dor land", dan glinstert er tussen de zilte tranen toch iets in haar oog. Maar van 'n hoeveel vuur dan van na tionale trots, '11 vuur van heilige liefde voor haar God, die zij gevonden heeft in zijn tempel. En wanneer zij nu de uit gang nadert, herhaalt ook haar hart, maar als 'n woord van eigen ondervinden. Hij, Israëls God, verleent sterkte en volheid van kracht aan zijn volk! Geprezen zij God! En terwijl het aldus in haar zingt, tast haar hand als van zelf in haar schamele beurs, als had ook zij werkelijk iets te missen, alsof zij niet wist dat er slechts twee koperstukjes waren. Zij tast en zij werpt, als in gedachten van innige liefde verzonken, één voor één de kleine pen ningen in één der kisten één voor éénHoog houdt zij haar hand en van uit die hoogte laat zij ze vallen. Om gezien te worden Zij dénkt niet eens om de mensen ron dom haar. Zij denkt alléén om haar God, die haar sterkte en volheid van kracht geeft. Tegenover wie het haar spijt, dat zij zó weinig kan geventwee koperen geld stukjes slechts. En, met 'n beurs nóg leger dan zij kwam, maar met 'n hart zó vol als 't nooit nog is geweest, vól van haar God, gaat deze arme weduwe de uitgang uit, niet arm, noch weduwe zich gevoelend, maar alleen kind van God En zij kent niet eens, deze gelukkige, haar grootst geluk: dat Hij het heeft ge zien, de Heiland der wereld, in wiens lie felijke ogen voor eeuwig het beeld van deze weduwe staat geprent, om het ter stond te herkennen en haar binnen te ha len als 'n prinses in zijn eeuwig Vader huis. Wat valt hier eigenlijk nog te zeggen Deze oude Jodin verstond: God oogst! Zij gaf in haar gave zich zelf. Zichzelf zonder enige rest. Jezus, die zijn discipelen opzettelijk na derbij riep om hun nog bovendien aan te zeggen, wat in zich reeds zo duidelijk was, omdat hij wel wist hoe traag zij als wij zij de levenslessen verstaan. Hij wil 't ook ons nog eens zeggen, nadat hij het toch reeds zo overduidelijk zei, jaar op jaar, in het gewas. Bij de uitgang van de tempel stond het offerblok met zijn vele vragende monden. Drie! Vier collecten mopperen wij. Der tien offerbussen bij de Joden. Dan nog de voorgeschreven tienden Wat zegt ons deze vragende offerkist? Waarvan is zij het zinnebeeld? Dat elke ware dienst van God moet toelopen op 'n offer. Wij komen 's Zondags in de kerk om de Here te aanbidden. Wij komen, als het goed is, ons veroot moedigen voor zijn aangezicht, voor Hém die ons elke dag ook van de oogsttijd heeft gadegeslagen. Elk woord, elke ge dachte heeft Hij opgemerkt. Elke bewe ging van lichaam en ziel doorzien. Hoe veel zondigs was daarbij niet! Daarom betaamt ons het smeken om reiniging ook van verborgen dwaling. Hoewel ons ge noeg duidelijk kwaad bekend is. Wij komen in de kerk, Godlof, óók om het heil in Christus te overdenken en ons te verlustigen in zijn onmetelijke barm hartigheid. Dat alles is onze dienst van God. Doch indien gij daarna zoudt menen, dat uw dienst voltooid was, dat er niets aan ontbrak, ge zoudt te laat bemerken, dat het eigenlijke, de ziel van dat alles nog gemist werd. Het is heerlijk in Gods oor die aanbidding der gemeente op aar de, haar schuld belijden, haar zich ver diepen in Zijn ondoorgrondelijke ontfer ming. Doch indien dit alles niet eindigde met het brengen van 'n werkelijk offer, de Here zou u niet dulden voor zijn troon. Deze gedachte van het offer als het laatste, het eigenlijke, de uiting van het innerlijke, staat diep gegrift in de harten van alle volken der aarde.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1