ROND ^et Oecumenische vraagstuk De Jeugdactie REIS-LECTUUR Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 12 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 17 SEPTEMBER '54 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Er is de laatste tijd weer tamelijk ge schreven over de „Oecumene". Dit is te begrijpen, want samenkomsten als te Evanston en Philadelphia gaven daar aan leiding toe. De deelnemers aan de We reldraad gingen in ieder geval „zwaar der" naar huis, dan ze gekomen waren. Want, ze moeten zoveel papier meegekre gen hebben, dat het een gewicht van 5 kilo „haalde". Wie dat nu allemaal wer kelijk „lezen" moet, die mag wel aan zijn gezondheid denken. Afgedacht nu van deze „gewichtige" terugkeer, blijft na de gehouden confe renties de zaak toch eigenlijk, gelijk die van te voren was. De worsteling om de „oecumene" is er nog, en de oplossing is nog ver weg. Ondanks de Wereldraad, en.... ondanks de I.C.C.C. Beide onderwerpen worden in de ker kelijke pers ter sprake gebracht. Uit onze Geref. kring zijn verschillende broeders naar de samenkomst van de I.C.C.C. ge weest. Onze Generale Synode zond in Juni een „waarnemer". Maar, verschil lende andere broeders zijn er met hem geweest. O.a. Ds C. v. d. Woude van Leeuwarden en Dr P. Prins, Gevangenis predikant te Amsterdam. Het is leerzaam, om te lezen, wat de reizigers uit Philadelphia over de I.C.C.C. loslaten. Dr P. G. Kunst van Amsterdam heeft er onlangs bevreemding over uitgespro ken, dat wij naar de Wereldraad geen waarnemer zenden, en naar de I.C.C.C. wel. Waarop Ds v. d. Woude opmerkt, dat de zaak van de Wereldraad, na ver schillende beslissingen op verschillende Synodes, min of meer voorbij is. Het be sluit ligt er: geen deelname. Dan heeft waarnemen weinig zin. Hierin heeft Ds v. d. Woude wel ge lijk. De zaak van de Wereldraad zou met terdaad in ander licht moeten komen, en geheel opnieuw aan de orde moeten ge steld worden. Voor het ogenblik valt dit niet te verwachten. Wat de I.C.C.C. aangaat, hier was wèl warme sympathie bij ons, maar „voorals nog" besloot de Synode, dat we „toetre den" nog achterwege zouden laten. Ook dit is juist. Echter, deze sympa thie sloot niet uit, dat er verschillende be zwaren zijn, zoals trouwens Ds v. d. Wou de zelf al in zijn artikelen in de Friese Kerkbode liet uitkomen. Toch menen we, dat het schrijven van Dr Kunst nog meer als achtergrond had. Daar is één kwestie, die ons allen tot na denken moet brengen. Gesteld, dat onze kerken, evenals de Chr. Gereformeerden, zouden overgaan tot aansluiting bij de I.C.C.C., in hoever is dan de zaak van de oecumene daar mede verder gekomen? Men kan dan zeggenbij de 54 (of mogelijk nog meer) Bijbelgetrouwe ker ken, heeft zich de 55e gevoegd. Daar is op zichzelf wat voor te zeggen. Maar. betekent dit wel véél voor de oplossing van het oecumenische vraagstuk? Als het gaat om een andere aangelegen heid, n.l. het scherp toespitsen van de te genstellingorthodox en modern dan zou men kunnen zeggenhoe sterker de slagorde, hoe beter. Dan blijft de vraag, of de wijze, waarop de I.C.C.C. het modernisme meent te moeten „keren", door ons kan worden nagevolgd. Afgedacht van dit laatstezulk een scherpe demarcatielijn zou nog niet zeg- .gen, dat we met de oecumene aan het vor deren waren. Naar onze gedachte zal dit punt in de discussie naar voren moeten komen, en open en rond besproken wor den. Kan men werkelijk, met volledig voorbijgaan van die kerken, die uit de Lutherse Reformatie voortkwamen, enz., zéggen, dat we de kwestie van de oecu- meniciteit dichter bij de oplossing bren gen? Ploogstens kan men beweren, dat het Confessionele standpunt belijnd wordt ingenomen, dat er in bepaalde aangele genheden (b.v. het modernisme), een strenge positiebepaling'is. Maar. daar mee blijft verder de kwestie van de oecu mene gelijk die van te voren was. Een tegen-oecumene kan men toch moeilijk vormen. Ook de Wereldraad „zit" met de zaak. Dat heeft Evanston wel uitgewezen. De vergadering daar was een duidelijk be wijs, dat de oecumene niet verder gaan moet dan een gespreksgemeenschap zoe ken. Want, men was „niet klaar" over het thema: Christus, de hoop der we reld. Men heeft in sommige discussies ge- illustreerd, dat de gemeenschap in volle zin óók daar zich niet openbaarde, gelijk men hoopte. Vanzelf hebben de kerken, waar rich tingen of modaliteiten in eigen boezem worden aangetroffen, het zwaar in de worsteling om de waarheid. Min of meer zit daar toch altijd de kwestie van het kerk-bestaan, zoals dat historisch groeide. We gaan daar nu niet op in, maar mo gen toch wel „begrip" vragen voor deze moeilijkheid. Wijlen Ds Knap zat vol be zwaren tegen de Herv. Kerk, en bleef er in tot zijn dood. En zijn boeken zijn niet weinig onder ons verkocht en gelezen. Evanston heeft het getoond, dat men zelfs met het gesprek nog niet klaar komt. Waarom dan nog naar meerder en hoger gestreefd Zelfs scherpe tegenstellingen kwamen aan het licht. Kan men nu de zaak van de oecumene dienen, door alléén te letten op wat als Bijbelgetrouw dichter bij elkaar staat? Waarbij men verschillen als met de Bap tisten toch niet als bagatel moet zien. De kinderdoop behoort toch niet tot de mid delmatige dingen? Men zou ook kunnen vragenals die „55" en bloc het getuigenis naar het Woord Gods brachten tot de Wereldraad, zou daar niet méér invloed van uitgaan, dan van de waarschuwing tot Eisenhower, om niet naar de Wereldraadvergadering te gaan Waarheen hij desalniettemin op trok, en tevens aldaar sprak Dit blijft in het huidige stadium de vraag op alle frontenhoe kunnen wij de oplossing van de oecumene waarachtig dienen De Wereldraad zal moeten komen tot de bekentenis, dat zij in de worsteling om de oecumene er zó niet komt. Moge lijk, dat het standpunt der Gereformeer den hierin tot bezinning kan bijdragen. En, wat de weg van de I.C.C.C. aan gaat, men overwege, of dit isolement en deze exclusieve houding inderdaad het oecumenische bevorderen. Wanneer de discussies hierover lopen, kunnen wij el kander dienen. C. St. In de week van 1825 September wordt in het land de propaganda gevoerd voor ons Gereformeerd Jeugdwerk. Er zijn streekvergaderingen en plaatselijke samenkomsten, waar van onze Verenigin gen de vriendelijke uitnodiging uitgaat, om alle jeugd te bewegen, als ze daar ook maar even gelegenheid voor kunnen vin den, om actief deel te nemen aan ons jeugdwerk. We hopen, dat deze propaganda wat zal uitwerken, en willen graag daar de aan dacht op vestigen. Het blijkt, dat een groot deel der Ge reformeerde jongeren niet meer meedoen. Daar zijn allerlei redenen voor aan te voeren. Zeker is het niet in alle opzich ten onverschilligheid omtrent de geeste lijke vorming. Maar.wat vaststaat, is dit: dat er veel meer jongeren kunnen toetreden, dan die op dit ogenblik lid zijn. We hopen van harte, dat zij zich door de propagan- da-actie laten winnen. De zaak is het ten volle waard. Geestelijke vorming, door onderling contact tussen jongeren. Dit is toch zeker een methode, die het ook in deze tijd „doen" kan. Op deze wijze, met al de hulpmiddelen, die de organisaties ter be schikking staan, elkander helpen, om in de vorming tot mensen Gods. Dan is er in het Gereformeerde leven voor de jongere generatie véél te ontvan gen. Doe maar niet mee met hen, die menen, dat het bij de buren altijd beter is dan thuis. Dat zijn in de regel lieden zonder mensenkennis, en zonder eerlijk oordeel. En, het is niet aanbevelenswaar dig, als iemand al bij voorbaat vooringe nomen is tegen eigen kring en werk. Daarom willen we graag onze jongere generatie opwekken, om mee te doen. .Het gaat er om, dat er een geslacht komt van zonen en dochters, die straks ten volle in de plaats van de vaders en moeders kun nen staan. Niet alleen in deze zin, dat zij van „liefdekoorden" weten. Maar óók hierin, dat zij als mensen van overtuiging aantreden, en zó hun plaats in kerk en maatschappij innemen. Om zo bezield te worden tot een ge trouw getuige, is het nodig, uit de Schrift de roeping Gods tot het echte-mens-zijn af te lezen. Om daarnaast uit de geschie denis te verstaan het lichtend voorbeeld van het voorgeslacht, dat met véél liefde én offers zich gaf, voor het leven tot eer des Heren. De monumenten van hun trouw staan erin Christelijke scho len, in onze Universiteit, en in zoveel an der opzicht. Wij behoren van deze dingen te weten. Om zó te ontdekken, welke adel ons leven moet sieren. Waardig zulk een voorge slacht, de Heer getrouw, voortgaan als een volk, dat uit de naam des Heren zijn kracht en blijmoedigheid ontvangt. Daartoe willen onze Jeugdverenigingen meewerken. En zij zullen het doen, als wij maar geen verstek laten gaan. Moge een aanmelding op grote schaal het ge volg zijn van de arbeid van de propa ganda week. Ouderen en jongeren, het Geref. Jeugd werk doet een beroep op UC. St. Als u op reis is, en er stapt iemand in, gaat naast of tegenover u zitten, haalt een bijbeltje uit z'n zak om daarin te gaan lezen, dan is dat een kapelaan, een non, of althans uit die buurt. Iiet is nog niet altijd zeker in zo'n geval óf het een bijbel is. Het kan ook een gebedenboek of zoiets zijn, maar 't zou ook helemaal niet gek wezen als het inderdaad een bijbel was. U veronderstelt dat tenminste, en uw ver onderstelling is daarop gebaseerd dat de naast of tegenover u zittende passagier een geestelijke is, en dat soort lieden houdt zich bezig met stichtelijke lectuur. Een gewoon sterveling doet dat niet. Be spottelijk gewoonJe moet de een of an dere afwijking hebben, om zoiets in je hoofd te halen. Ik ga op reis! Wacht evenEven kijken, of ik m'n bijbel wel in m'n tas hebKom kom, wie haalt dat in z'n hoofd. Stel u voor, dat een van uw medepassagiers over uw schouder zat te gluren, en in de gaten kreeg, dat u in de bijbel zat te lezen. Om je weg te scha men gewoon! Als er één ding is, dat „men niet doet" dan is dat de bijbel ge bruiken voor reislectuur. Zo'n bijbel neem je zelfs niet eens mee, als je naar het zie kenhuis gaat om geopereerd te worden. En dat kón wel eens de laatste reis wor den. Voor die gelegenheid worden dan de noodzakelijke toiletbenodigdheden meege nomen en wat verder is voorgeschreven, maar geen bijbel. Als de dominee dan komt en vraagt: mag ik uw bijbeltje even gebruiken, dan zullen we samen Gods Woord lezen, dan zegt uoch dominee, neem me niet kwalijk. Het moest allemaal zo gehaast gaan, ziet u, en zodoende is dat er bij gebleven. Gelukkig heeft de dominee met die mogelijkheid gerekend, en hij haalt z'n eigen bijbel te voorschijn. Hij adviseert z'n patient de familie bij het eerstvolgende bezoek er aan te her inneren dat ze behalve sinaasappels, ba nanen en eau de cologne ook een bijbeltje meebrengen. Als dominee de volgende keer terugkomt, staat er de fruitmand en hij ruikt de eau de cologne, maar het bij beltje is er (nog) niet. En, zoals gezegd, dit kón de laatste reis wel eens zijn. Maar daar zouden we 't nu niet over hebben. Dat was zo maar even een zijpaadje. We hadden 't over die doodgewone treinreis, laten we zeggen van Middelburg naar de Noord-Oostpolder. Een hele zit. Weet u, waar u precies moet overstappen Ja, wat dacht u, dat heb ik toch in m'n spoor boekje nagekeken? Die reisgids heb ik altijd in m'n tas. En die Reisgids naai de hemel? Ja, kijkt u eens, de hemel is ver' weg en tenslotte ben ik geen kapelaan en geen non. Dus geen bijbel mee op reis. Die reis kón natuurlijk ook de laatste reis wezen, maar ja, er verongelukt niet elke dag een „Triton" en een trein nog minder. Derhalve hebben wij voor de reis onze aparte reislectuur. Wat het op reis altijd goed doet is een pocketbook. In het Engels natuurlijk, u weet wel met een uitbundige dame op het omslag of iets wat met moord en revol vers te maken heeft. Het is helemaal niet nodig, dat u Engels kent, om iets derge lijks mee op reis te nemen. Het is zelfs niet gewenst. Gezien de aard van deze li teratuur. Het is kennelijk uw bedoeling ook niet geweest dit boekje te lezen. Als u enige tijd die schijn hebt aangenomen, staat u op, u volgt het pijltje in de goede richting en laat uw boek schijnbaar ach teloos liggen. Op uw plaats teruggekeerd is u aanzienlijk in de achting van uw medereizigers gestegen. U is niet achter lijk. U is geclasseerd bij de intellectuelen, en dat is niet mis. Stel u voor, dat u op dezelfde wijze een bijbeltje had achterge laten. Men zou u zeer zeker bij een ach terlijke hebben ingedeeld, maar die dans is u nu gelukkig ontsprongen. Het is natuurlijk ook mogelijk, wat be scheidener te werk te gaan, en gewoon een krant te kopen voor onderweg. U kunt dan niet zeggen„hé Ako, geef me even een Zeeuwse Kerkbode of een Zeeuws Dagblad", want dan denkt de jongen, dat u plotseling niet goed gewor den is, of dat u Zeeuwse babbelaars be doelt. Dat gaat dus niet. U zult het moe ten houden op het meest gelezen week blad, Elsevier, en verder zijn daar nog De Telegraaf, De Lach en Margriet (voor dames). Een trein is een nogal roe zemoezig geval en erg veel concentreren kunt u zich niet. Wenst u dus lectuur, die niet al te veel van uw denkkracht vergt, dan kunt u „Denksport" kopen. Met een van deze bladen kunt u behoor.- lijk voor de dag komen. U blijft keurig in het neutrale gareel. U valt niet op en komt niet onder verdenking van christe lijkheid. Of achterlijkheid. Ik weet van iemand, die een bijbel mee nam op reis, en dat is het geluk van zijn leven geworden. U kent hem natuurlijk ook, want het was niet eens zo'n alle daags mannetje. Het was de minister van financiën van het Ethiopische rijk. Deze man had van alles, maar hij had geen vrede met God. Die vond hij niet in de heidenwereld. Daarom maakte hij de reis van zijn levenJeruzalem, de stad Gods. De kennismaking daar met het „volk Gods" werd toen de grote teleur stelling van zijn leven. Hij vernam wel iets van offeranden en een hele reeks voorschriften waaraan men moest voldoen zou het met God in orde komen, maar dat hadden de heidense priesters hem ook al gezegd. Dat was dus het oude (heidense) liedje op een nieuwe (Joodse) wijs. Daar kwam hij geen stap verder mee. Ook ontmoette

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1