Jtier
3)aar
ZrCortgeknipi
VAN
EN
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
TIENDE JAARGANG No. 7
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 13 AUGUSTUS 1954
Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
De vacantie maakt, dat er nogal opge
wekte volksverhuizing plaats vindt. Eigen
plaats en werkterrein wordt verlaten, en
men gaat zich elders „vestigen", voor een
week of langer. In bos- en heidestreken,
evenals aan het strand, krioelt het van de
mensen. Oude kennissen vindt men terug,
en nieuwe kennismaking vindt plaats.
Soms leidt de vacantietijd tot ontmoetin
gen, die banden voor het leven brengen.
Ja.men mag zeggen wat men wil en
bezwaren koesteren tegen dat in massa
bij-elkaar-brengen, de N.C.R.V., zowel
radio als reis, hebben dan toch maar in
sommige gevallen iets bijgedragen tot ver
bintenissen des harten, die de gelukkigen
altijd met genoegen aan dat reisje, en
aan die „meeting" doen terugdenken.
Zelfs hoorde ik onlangs zoiets fluisteren
van de Jubo II. proficiat!
Afgedacht van zulke „buitengewone"
vacantieweldaden, heeft het voor allen
betekenis, om eens „ergens elders" te kij
ken. Ook te kerken.
Tal van Gereformeerden vertoeven wel
in eigen land, maar ontdekken toch in
hun vacantie-oorden, dat de bewoners van
de streek, waar zij tijdelijk hun bivak
hebben, van ietwat andere ligging zijn dan
zij het van huis uitgewoon zijn. Daar is
nog velerlei schakering in het Gerefor
meerde leven. Niet alleen onder al die
Geref. gezindten, die ons vaderland rijk
is, maar evengoed op het eigen erf der
Geref. Kerken.
Uit dit oogpunt is de vacantie leerzaam.
Voor gemeenteleden en predikanten. We
merken het met elkaar, dat de éénvor
migheid waarlijk niet heerst in onze ker
ken. Onze Synoden mogen dan rapporten
behandelen over de eredienst, en een vorm
van eredienst aanbevelen, de uitzonderin
gen zijn er, en niet zo zeldzaam.
Zo gebeurt het, dat U in de consisto
rie een briefje voor de „voorlezer" ge
vraagd wordt.... ofschoon deze orde
niet erg uitgebreid meer aanwezig is. Dan
is er de dienst zelf. „Ik merk, dat domi
nee de nieuwe vertaling gebruikt"
zo laat hier en daar een enkele ouderling
zich uit. Daarbij gans vergetend, dat de
Geref. Kerken-deze vertaling voor het
gebruik in de eredienst hebben aanvaard.
Bij gebruikmaking van een genade
verkondiging met volgend gezang, is het
al evenzo. Hier wél, ginds niet. Bij de
orde tijdens de dienst, velerlei verschil.
Tijdens het gemeenschappelijk gebed:
hier een uniforme houding, die de stilte
en de eerbied niet weinig bevordert
ginds rijst er verscholen tussen de andere,
zo hier en daar in een bank een enkele
man op, zonder daarmee de herinnering
aan „pilaarheiligen" in de kerk te willen
bewaren. Waarom nooit eens „een
vrouw" Of „doet men dat te onzent"
niet Ik zou zeggenals er een enkele
broeder oprijst bij het gebed, waarom dan
geen zusters PPaulus had het er wel over,
dat de vrouw in de gemeente „zwijgen"
zal.... maar hij zegt toch niet, dat ze
beslist „zitten" moet? Wie kan het „prin
cipiële onderscheid tussen het zitten der
vrouwen en het staan der mannen (de
jongelingen en zeer velen met hen uit
gezonderd), eens goed toelichten? In
ieder gevalin de „Paulinische" littera
tuur vindt U geen materiaal. Zelfs dat
„zwijgen" heeft al wat moeite gegeven,
en menigeen „aan het praten" gebracht.
Persoonlijk zou ik zo'n „staande" zus
ter tussen hier en daar een enkele „staan
de" man, geen afwijkend verschijnsel vin
den. Wat wilt LT zeggen De „zede"
Eerst maar eens dat boek lezen van Prof.
Schippers.
Van de zusters gesproken.het was
wel een aardige gedachte van Prof. Schip
pers, om in Centraal Weekblad verschil
lende meisjes aan het woord te laten ko
men over Billy Graham. Deze enquête
was leerzaam. We staan al weer een poos
je van de gebeurtenis van zijn optreden
af. Het leven heeft zijn loop hernomen,
er wordt niet zo druk meer over gepraat.
Feitelijk is het oordeel van alle meis
jes, die in C.W. aan het woord komen,
hierin eenstemmig, dat er nogal sterk op
het gevoel gewerkt is. Zij zien daarin niet
„louter voordeel". Dit oordeel heeft te
meer betekenis, wijl het van de vrouw af
komstig is, die voor het gevoel nog altijd
gunstiger gestemd is dan de man. Blijk
baar hebben deze meisjes met echt vrou
welijke intuïtie wel aangevoeld. Zo zijn
ze practisch het er ook over eens, dat de
slotscène, het naar voren komen, niet de
geweldigste acte was. Er valt uit deze ant
woorden een en ander te leren, zo voor
de vrouwen als de mannen.
De samenzang vonden ze mooi, en tref
fend. Dit zal bij massale bijeenkomsten
altijd het meest treffende zijn. En, in dat
opzicht mogen wij ook in de Christelijke
wereld toch wel een goed woord hebben
voor een grote bijeenkomst. Als daar „het
Christelijk lied" uit duizenden monden
wordt opgezonden, dan ligt daarin een
machtige demonstratie in deze wereld van
een nieuwe wereld, waarvan zingende be
lijdenis wordt gedaan.
Spreekt de Openbaring van Johannes
niet van een schare, die niemand tellen
kan Op de Christelijke samenkomsten
zijn ze altijd nog te tellen.
In sommige kerkdiensten maar al té
gemakkelijk. Vooral in het avonduur.
Wat we daar zo in het land over hoor
den, stemt niet erg hoopvol. Dit roept om
een reveil. Als in sommige kerkgebouwen
gaanderijen gesloten blijven, en in de be
nedenruimte het achterstuk van de kerk
ruimte 's avonds niet toegankelijk is, op
dat het „handjevol" niet helemaal verlo
ren ga in de ruimte.dan zijn dat din
gen om stil onder te worden. Is er dan
zó weinig inzicht in het wezen' van de
eredienst? Of.... gaat het. Woord van
de kansel dan zó weinig Jevend en krach
tig uit?
Over deze vragen is het laatste woord
nog niet gesproken. Nog altijd blijft de
kerkelijke pers artikelen geven over „de
prediking". Lang of kort.... één van
de kanten. Practisch en eenvoudig, eis
nummer twee. Concreet op de man af
en zo kan het lijstje nog wel langer ge
maakt worden.
Zoals er onderscheid was tussen Mozes
en Aaron, van wie de laatste het in wel
bespraaktheid verre „won" van de eerste,
en groot verschil tussen Amos en Jesaia,
zo zal het onderscheid onder de predikers
ook wel blijven. Als er maar biddend ge
worsteld wordt, om uit het Woord Gods
de boodschap der genade door te geven.
En.liefst niet altijd van enkele blad
zijden, die altijd weer aan de orde komen.
Dit moet de strijd voor de prediking zijn,
de gemeente er aan te ontdekken, dat het
Woord Gods zoveel meer bevat, dan in
enkele over-bekende tekstplaatsen te vin
den is.
Of ik het dan opneem voor een „jacht"
op vreemde teksten
Zeker niet. Maar, ik neem het wel hier
voor op, dat God Zijn genade en waar
heid in al de boeken van het Oude- en
Nieuwe Testament heeft geopenbaard.
En, dat de keuze van de stof daarom véél
ruimer is, dan bij bepaalde gelegenheden
blijkt. Laat toch op die manier de soms
vergeten bladzijden weer voor de gemeen
te „leven"Dan wordt het worstelen voor
de prediking een arbeiden in blijdschap,
en de kracht der prediking zal aan de
gemeente niet voorbijgaan. Als zó het
Woord met bezieling tot de schare komt,
dan zal God aan die schare Zijn werk
doen. Het is geen gemakkelijk leven, het
werken in de dienst des Woords. Hij, die
na enkele jaren zégt, dat het wat meevalt,
die is misschien het verst van 't ideaal
verwijderd.
Het moet de gemeente grijpen.
Dit is zeker niet een geringe opg'aaf.
Maar, het gaat ook om het hoogste,
de Openbaring van het Koninkrijk. Het
moet zeker „anders" dan bij een revival,
want het woord van de opwekkingsmee
ting zou zeker niet lang de schare vast
houden. Indringende studie, en ernstig
gebed, om fris èn levendig het gevon
dene aan de gemeente te tonen. Zo zal
de preek haar eigen plaats in de dienst
der gemeente behouden, en bijdragen tot-
een geestelijk ontwaken.
Op dit laatste worde met liefde aan
gestuurd. Wat er toe kan bijdragen, is
waard om overwogen te worden. Verlos
Uw volk, en zegen Uw erfdeel, en weid
hen, en verhef hen tot in eeuwigheid. Als
maar het leven eredienst wordt. Dan
wordt de gemeente-samenkomst metter
daad feestelijk samenzijnDan is het
pas goed. C. St.
Als wij zeggen, dat Paulus na een lan
ge reis in de heidenwereld, eerst nog even
voor hij naar zijn basis Jeruzalem terug
keerde bij de kapper aanging, om zich te
laten knippen, klinkt dat haast een beetje
oneerbiedig. Toch komen we deze intieme
bijzonderheid tegen in de bijbel, we kun
nen daar nu eenmaal niets aan doen. Er
wordt zelfs nogal gedetailleerde aandacht
aan besteed, want Lukas vertelt waar het
gebeurde, en hoe het gebeurde. Het ge
beurde in Kenchreae, een van de haven
steden van Corinthe, toen Paulus op het
punt stond via Efeze naar Jeruzalem te
rug te keren, en er staat nog uitdrukke
lijk bij dat Paulus z'n haar kort liet knip
pen. Óp de vraag of het alleen 'van ach
teren kort moest heeft de apostel dus uit
drukkelijk geantwoord: nee, alles moet
er af. Wonderlijk, dat de bijbel zulke hui
selijke en alledaagse dingetjes meedeelt.
Nu, zó alledaags als u denkt, is het nu
ook weer niet. Het was niet om het „dier
baar uiterlijk". Dat Paulus dacht: als ik
in Jeruzalem kom, moet ik er toch een
beetje toonbaar uitzien, dat de mensen
niet zeggennu j e kunt wel zien, dat u
zo uit de rimboe komt. Het is natuurlijk
wel belangrijk zelfs voor een apos
tel om er wat behoorlijk uit te zien,
maar dat was nu toch eigenlijk de kwes
tie niet. Er wordt uitdrukkelijk een reden
bij opgegeven, waarom hij dit deed
want hij stond onder een gelofte (Hande
lingen 18: 18).
Dit maakt die simpele gang naar de
coiffeur in Kenchreae vrijwat ingewik
kelder.
Allerlei uitleggers hebben zich daar
suf over gepeinsd zowel wat het dat van
die gelofte als wat het wat betreft. Het
doen van geloften was bij de Joden niet
ongebruikelijk, en dat had, als het een
Nazireër-belofte betrof, ook wel iets met
het hoofdhaar te maken. Maar daar was
Paulus toch bovenuit gekomen. Toen hij
christen geworden was, voelde hij zich
aan die Mozaïsche voorschriften en cere
moniën toch niet meer gebonden. Daar
heeft hij zelfs herhaaldelijk disputen en
moeilijkheden over gehad met de Joden
Dat is het eerste wat het moeilijk maakt.
Nu, wat dit betreft, laten we maar ge
rust zeggen, dat Paulus ook nog een kind
van zijn tijd was, al was hij zijn tijd in
sommige opzichten ver vooruit. Een mens
raakt z'n verleden niet zo gemakkelijk
kwijt. Paulus z'n Joodse verleden ook
niet. Daar' stap je niet zó maar uit.
Dat is ook niet erg, als dat Joodse
verleden en die Joodse ceremoniën maar
niet in conflict komen of brengen met het
evangelie van de vrije genade. Als dat
het geval was, dan stond Paulus onwrik
baar op z'n stuk. Maar voor de rest was
hij toegeeflijk genoeg, en blijkbaar ook
nog conservatief genoeg voor zichzelf,
om sommige van die dingen uit z'n op
voeding mee te nemen. Zoals b.v. hier dat
afleggen van een gelofte.
Nu komt de tweede moeilijkheidwat
hield die gelofte in. Er zijn, toen Paulus
in Jeruzalem aangekomen was, ook Joden
geweest die een gelofte hebben afgelegd
ten aanzien van Paulus. Deze namelijk,
dat ze niet zouden eten of drinken vóór
dat ze Paulus hadden gedood. Dat ziet
er minder prettig uit. Dat kon een ge
lofte dus ook inhouden, dat men met een
lege maag zou blijven rondlopen totdat
een bepaalde taak was volbracht. Paulus
was verstandiger, en hield het maar op
z'n haar. Je weet nooit, hoe lang zo iets
duren kan, en die Joden in Jeruzlem heb
ben hun dure eden ook weer moeten in
slikken. Paulus heeft de gelofte gedaan,
zijn hoofdhaar niet te zullen laten afknip
pen alvorens! Ja, van dat „alvorens" we
ten we nu juist weer niet al te veel af.
Alvorens de Here hem uit de gevaren die
te Corinthe dreigden had verlost? Of al
vorens hij de hem opgedragen taak in
Corinthe had voleindigd We houden het
maar op het laatste. En als dat zo is, viel
er dus in Kenchreae niet alleen een pak
van z'n hoofd, maar ook een pak van z'n
hart af. Dat zal in elke kapsalon niet ge
zegd kunnen worden. Dat haarknippen
kwam dan in Kenchreae dus op een vrij
hoog niveau te staan. Het werd een
„godsdienstige" dood. Paulus zal gedacht
hebben: hetzij ge eet, hetzij ge drinkt,
hetzij ge uw haar laat knippen, doet het
alle ter ere Gods. Dat laatste kan nog
minder gezegd, denken wij zo, althans in
vele moderne dames-kapsalons, hoewel
daar ook aardig wat ceremoniëel in gaat
zitten. Deze en gene zit nu natuurlijk te
denken, wat er verder volgen zal. Wat
wij nu verder zullen zeggen over de kap
sels, de permanenten, de paardenstaarten
en de wenkbrauwen enz., want daar gaat
het aardig naar toe, hebt u zo bij u zelf
gedacht. Nu, daar zullen wij niets van
zeggen, behalve dat ene dat er van gezegd
is, weet u wel, vanhetzij dat gij iets an
ders doet, doe het alles ter ere Gods. Voor
de rest moet ieder dat zelf maar weten.
Ook het knippen is een „goddelijk be
roep" dat ziet u in Kenchreae wel, en
verder moet iedereen maar zorgen, dat
hij of zij met net zo'n verlicht hart uit
de salon vandaan komt als Paulus daar
in die havenstad. En of die coiffeur daar
al verbaasd gestaan heeft over die pruik
of gedacht heeft: die liep ook met mijn
geld in z'n zak, daar heeft Paulus zich
niets van aangetrokken. Het heeft alleen
maar gezongen in z'n hart, dat hij „na
zoveel bange tegenspoed" al zijn geloften
heeft kunnen betalen.
Niet over dat haar, maar over die ge
loften wilden we 't eigenlijk hebben.
Daar moet je nu maar net óp komen
en ik kwam daar zo op na het lezen van
een alleraardigst boekje over de „Han
delingen", waar de schrijver naar aanlei
ding van dit geval met Paulus de geestige
opmerking maakt„Zouden niet velen
van ons met een regentenpruik pronken,
als de lok niet eerder verdwijnen mocht,
alvorens al wat we beloofden volbracht
was?"
Ik ben geneigd deze vraag bevestigend
te beantwoorden.
Nee, we willen u geen ogenblik terug
voeren tot of binden aan O. Testamenti-
sche ceremoniën en voorschriften. Dat is
ook helemaal niet nodig, want zonder dat
liggen er geloften genoeg.
Denkt u maar eens aan uw belijdenis.
U hebt in dat plechtige uur de Here de
gelofte gedaan, dat u „geheel voor Hem"
zoudt zijn. Niet een beetje, maar hele
maal. En wat hebt u er van gemaakt?
Een bedroefd klein beetje. U loopt mis
schien nog wel mee, maar u lééft niet
erg mee. U hebt het ontzaglijk druk, en
daarom voor Gods koninkrijk permanent
geen tijd. Misschien hebt u in die tussen
tijd uw kerkelijk costuum ook al verwis
seld, omdat er een jongen of een meisje
tussen kwam. Gelukkig voor u, dat u
toen destijds, toen u „ja" zei, dat van dat
hoofdhaar er niet bij gehaald hebt, an
ders zou uw kapsel er nu zo keurig niet
uitzien. Gelukkig voor u, nette dames en
heren. U staat er netjes op. U kunt naar
u laten kijken. Maar als God in uw hart
kijkt, staat het er niet zo netjes bij. Och,
kijkt u ook eens in de spiegel van Gods
Woord. U zult schrikken van u zelf.