Jeugd vorming Een gelijkenis Zending ontzag voor grootheden" had. Behalve vele afgodsbeelden zag hij ook een altaar voor „de onbekende god". Het waren echte slimmerds, die Atheners. Ze wisten veel, maar ze wisten niet alles. Er zou nog eens een godheid kunnen zijn, die zij niet kenden, en die god zou wel erg boos op hen kunnen worden, als hij bemerkte dat hij in Athene geen altaar en geen vereerdershad. Men nam dus geen ri sico, en. plaatste om eventueel onheil af te weren, naast de altaren van de vele be kende goden ook een voor god X de grote onbekende. Zo was men dus altijd gedekt. Hiermee had dat voelt u zó maar tegelijk het „eigene" prijsgegeven. Athene werd een allegaartje, waar bij wijze van spreken de Friezen èn de Zeeuwen hun goden konden vinden, en daarmee was het aparte er af. Athene werd de stad zowel van de koeien als van het ooft en de tar we, en dan is de aardigheid er af. Goes heeft dit beter bekeken. Hier is niet een altaar ingewijd van een onbekende god, waar tenslotte Jan en Alleman z'n gaven kwijt kan, maar hier is iets eigens verrezen en, zoals wij in Zeeuws Dagblad lazen, onder gespannen verwachting der toeschouwers onthuld het beeld van de ons zo geliefde en ver trouwde godin Ceres, de godin van de landbouw. Met de ene hand omklemt zij een appel (Cox-Orange) en in de andere Dit is een modewoord, maar we zullen er toch aandacht aan moeten schenken. De zaak die daarmee bedoeld wordt is be langrijk genoeg. Het lijkt me goed, om dat ook eens in de Kerkbode aan de orde te stellen. Tot de jaren voor de oorlog, zelfs nog enkele jaren daarna, leefden we allemaal voorzover ik het overzien kan, in de ge dachte dat alle vorming van boven af uit de boze was. Bijzonder dan de jeugd vorming. Dat jeugdleven moest zich in de clubs zoals die bestonden, vrij ontwikkelen. En alsje blieft geen gedokter er bij van allerlei mensen die allerlei soorten van nieuwe methodes aan de man probeerden te bren gen, om daarmee de jeugd te „vormen". Dat woord ruikt immers naar methoden die in gebruik zijn bij de totalitaire re giems van onze Oosterburen. Op zijn best kan het dan ook nog bruikbaar zijn bij de jeugd die uitgestreken is tot massa- jeugd. Zo is dan ongeveer de redenering. Daar zit ook heel wat in, wat waar is. Vooral de slechte voorbeelden die we er in de practijk van gezien hebben. Denk maar aan de beruchte „Hitierjugend" van het Nazi-Duitsland. Er ligt in heel die vormingsgedachte inderdaad een tendens naar het vestigen van een massajeugd. En die kant wil niemand heen. Intussen blijft er langzamerhand één grote vraag overwaar gaan we dan heen? Wie hier en daar eens luistert naar mensen die met het jeugdwerk te maken hebben, hoort bijna niets anders meer dan klachten over achteruitgang. Dat wordt natuurlijk niet gezegd op een Toog- torst zij een bos korenaren. Dit is het „zinnebeeld der vruchtbaarheid" heeft de voorzitter van de altijd actieve en elke overtuiging eerbiedigende Z.L.M. gezegd, en niet namens sommigen, maar namens alle Zeeuwse boeren en tuinders heeft hij zijn dank uitgesproken voor dit opgerich te beeld, dat symbool zou zijn voor heel de provincie. Ieder zal moeten erkennen, dat de pro vincie Zeeland met dit godenbeeld enorm vooruitgegaan is. Nebukadnezar richtte in het dal van Dura een gouden beeld op, dat de „macht" voorstelde. Dat was mis natuurlijk. Van de „macht" hebben we altijd nare dingen gezien. Dat ligt ons, Zeeuwen, ook niet. Wij leven meer bij wat liefelijker en wel- luidender is. De weelderigheid en de vruchtbaarheid. En reeds van die kant bekeken is het oprichten van een beeld van de godin der vruchtbaarheid een on zegbare culturele vooruitgang. Daar kun nen we de Z.L.M. alleen maar dankbaar voor zijn. Wij hebben voorts gelezen in ons Zeeuws Dagblad dat er zoveel geld voor dit beeld der godin was binnengestroomd, dat een deifintieve uitvoering in brons spoedig zou volgen. Wij hebben wel eens geprobeerd gelden bij elkaar te krijgen voor de kerk. Een gewone stenen kerk zonder brons. Dat ging nogal moeizaam. Er werd zoveel ge dag of op een Bondsdag. Daar smijten de meeste sprekers met de meest voor treffelijke woorden die ze maar beden ken kunnen, en schijnt er geen vuiltje aan de lucht te zijn. Maar dat komt wel naar voren als de zaak eens rustig doorgespro ken wordt. En dan blijkt er maar heel weinig verschil te bestaan tussen het plat teland en de stad. Het is dikwijls nog slechts een vechten tegen de bierkaai, al zegt men ook nog zo hard, dat het vroe ger ook niet alles was. En het dorp doet niet meer onder voor de stad. Zo komt toch de vraag weer naar vo ren moeten we niet aan jeugdvorming gaan doen? Wordt het niet hoog tijd? Ik meen van wel. En ik wil dat ook wel verdedigen. Het komt er n.l. maar op aan, welke soort vorming dat zal zijn. Min of meer is het er immers altijd al geweest. Onze J.V.'s en M.V.'s zijn on denkbaar zonder een soort vorming die vroeger gebeurd moet zijn. Dat waren vroeger de voorzitters en de presidentes van de verenigingen. Die waren, laat ik het maar modern zeggenvormingsleider van de club. En die hebben daarmee ge weldig veel gepresteerd. Zoveel, dat hun werk het tientallen jaren heeft uitgehou den. Maar nu komt het mij voor dat deze oorspronkelijke vorming langzamerhand is uitgewerkt. Nu „wil" het niet meer als een voor zitter zich uitslooft om de jeugd te vor men. De noodzakelijke klankbodem voor zijn stem is veranderd, of is misschien wel helemaal weg. In ieder geval blijft hij een roepende in de woestijn en redt hij het niet om er op de duur een draaiende (d.w.z. vaarthebbende) vereniging van te maken. Die enkele voorzitters of presi dentes die het om zo te zeggen in hun vingers hebben, spelen het klaar. Maar vr'aagd voor allerlei doeleinden, zei men ons, en bovendien was het een slechte tijd. Met een godin gaat het blijkbaar beter. En dat de burgerlijke overheid van Goes deze godin nog zal onderhouden ook! U weet, zo gaat dat met godinnen, die moe ten onderhouden wórden, maar dit is bijna bij het beeld van Diana der Efeziërs af. We zouden haast wat jaloers worden op deze godin. Wij weten niet of de Z.L.M. luisteren wil naar onze adviezen. Anders zouden wij willen adviserenweest u niet te haas tig met dat definitieve beeld in brons. Wij vinden brons altijd maar brons, en daar maak je ook centen van. Wij vinden dit een godin onwaardig. Wij hebben van die (bronzen) kerkcenten ook al heel wat last gehad. Wat zoudt u denken van een gouden beeld, zoals eens in het dal van Dura. Schrikt u niet, u kunt bij de hui dige bepalingen voor godsdienstige doel einden uw giften aftrekken voor de be lasting. Goud zal de godin Ceres stellig meer imponeren. Zij is tenslotte ook vrouw, moet u maar denken, en niets vrouwelijks is haar vreemd. Er is in de laatste tijd nogal schade toegebracht aan uw boomgaarden op Zuid-Beveland in de allernaaste omgeving van Goes, de tempelbewaarster van Ceres, en bovendien doet het huidige weertype vervelende dingen verwachten voor die korenaren en voor de appels. Wij hebben zodra zij de vereniging verlaten hebben, zakt het enthousiasme weer als een ge prikte luchtballon in elkaar. Hiervan zijn de voorbeelden te grijp. Hieraan moet gewerkt worden. Daar over is ieder het eens. En liefst voordat het telaat is. Er gebeurt ook al veel. Ik denk b.v. aan allerlei kadercursussen die overal in den lande gehouden worden. Met de be doeling dat uit degene die deze cursus gelopen hebben, straks nieuwe en frisse bestuursleden gewonnen kunnen worden. Dat is natuurlijk al wat. Maar dat is niet gen'oeg. Dat komt er weer op neer, dat er straks wel weer een flinke voor zitter of presidente is, die prima leiding kan geven. Maar deze man of deze jonge dame staat er helemaal alleenZie lDoven. De historie gaat zich herhalen. En uit de impasse komen we op deze manier nooit. Die vereniging zelf moet onder behan deling genomen worden. Het kwaad zit veel dieper dan de men sen die deze kadercursussen organiseren, denken. Het zit niet in het bestuur, maar het zit in de hele vereniging. En daarom is er nog niet zozeer schreeuwend behoefte aan kader-gecursus- te of gekadercursuste (of hoe men dat ook noemen wil) bestuursleden, al zie ik ook daarvan de noodzaak wel in. De grootste behoefte bestaat aan een vaste kracht in ieder rayon, die het vak „jeugdvorming" bestudeerd heeft. Dat lijkt mij de enige manier om uit deze vicieuze cirkel te komen. Wij heb ben iemand nodig op Schouwen-Duive- land b.v. die daarvan zijn dagelijks werk maaktde bestaande verenigingen met behulp van alles wat daarvoor tegenwoor dig bestaat, te maken tot bloeiende ver enigingen. Dat is natuurlijk wat vaag gezegd. een vaag vermoeden, dit dit iets te maken heeft met het brons waarmee u uw godin wilt afschepen. Heus, u moet met godin nen voorzichtig wezen. U moet er mee weten om te gaan. Ze zijn nogal grillig, vooral die godinnen die iets met het weer en met de vruchtbaarheid te maken heb ben. Vandaar ons advies. Tenslotte moet het ons van het hart, dat wij het betreuren, dat zij, Ceres, een plaats gekregen heeft, waar vroeger de Jubileumbank heeft gestaan. Wij vinden dit kortweg géén plaats voor een godin. Wees een heer in de plaats die u een dame aanbiedt. Een plaats op het schellinkje is geen plaats voor een vruchtbaarheids koningin. Dat moet dus definitief anders. Als men een hemelkoningin vereren wil, moet men het goed doen en haar niet treiteren met een plaatsje waar ze niet opvalt. U moet niet vergeten dat zij het tenslotte is, "die uw goeie appels en uw korenaren in haar handjes houdt. Zó im mers hebt u haar uitgebeeld als het sym bool voor heel Zeeland. Zo iets meen je of je meent het niet. Een plaats voor „de korenbeurs" en in de nabijheid van de kerk zouden wij passender vinden. Als het geld blijft vloeien, zou wellicht een bij-kapelletje in de buurt van de West wal te overwegen zijn. Dit zou een kostelijke bijdrage wezen voor de eerbiediging van elke overtuiging, inclusief de heidense en gereformeerde. H. V. Dat kan ook niet anders. Want daar zouden we wat langer over moeten praten. Het „hoe" is zowel uiterst belangrijk, als uiterst moeilijk. Maar de moeite waard om te proberen. Ik wil mij niet scharen in de rij van de pessimistische profeten. Maar ik ben bang dat we de slag verliezen als we dit middel niet aangrijpen. En dat we dan enkel een jeugd overhouden met wie tot misselijk- wordens toe gesold is, maar die niet ge vormd is tot verantwoordelijke christe nen. Daar komt nog een belangrijk prac- tisch argument bij. Van neutrale en van Hervormde kant is men allang begonnen met dit werk. In onze ontwortelde maat schappij van vandaag is het langzamer hand ook een kwestie geworden van trek ken. Wie het hardste trekt, die krijgt de meeste mensen. Zelfs op het platteland zijn de wortels van vroeger zo losgewrikt, dat deze zelfde methode daar ook succes boekt. Als er van gereformeerde kant niet in iedere streek zo'n vaste kracht komt, trek ken we in letterlijke zin aan het kortste eind. Tenslotte nog een opmerking, om mo gelijk misverstand te voorkomen. Vorming heeft maar niet betrekking op de vorm. Beter gezegdhet heeft niet al leen betrekking op de vorm. Met enkel vormen te veranderen is er niets gered. Samen met de structuur moet ook de geest in behandeling genomen worden. Anders zijn we nog even ver. Met andere woordende inspiratie voor dit hele werk moet van de Heilige Geest zijn. Dat is meteen de garantie dat het niet de verkeerde kant opgaat. Want de Geest is het, die onze jeugd niet de vorm van een of andere massa, maar de gestalte van Christus zal geven. Sch. H. M. K. Een stuivertje kan vreemd rollen. Een krantenartikel kan een hele reis maken. Die bovengenoemde gelijkenis las ik in „Witte Velden", het maandblad voor de Gereformeerde Evangelisatiearbeid. Maar degene, die het daarin plaatste, had het weer overgenomen uit de „Oekumeni- sche Rundschau", dat het op haar beurt weer ontleende uit de Ecumenical Review. Het gaat over kerk en evangelisatie. Het gaat over het reddingswerk, dat de kerk in die evangelisatie verricht. En dan is deze gelijkenis heel ontdekkend. „Er is een reddingsstation aan een ge vaarlijke kust. Het heeft daar eeuwenlang gestaan en de opvolgers van hen, die dat station hebben opgericht, vertellen elkaar gaarne geschiedenissen uit het reddings werk van vroeger. Gekleurde vensters houden de herinneringen aan de helden wakker. In de loop van de tijd zijn de mensen, die zich voor het reddingswerk aangemeld hebben, begonnen het station groter en fraaier te maken. Het is toch zo, dat men senredders wel wat behagelijkheid mogen hebben. Hebben ze geen rustig plekje no dig om zich klaar te houden voor hun moeilijke taak Zo gingen de architecten een onderlinge wedijver aan om er een woonhuis bij te bouwen, de zaak die ge diend werd waardig. Ereleden van de vereniging tot redding van schipbreuke lingen, die weliswaar niet actief meewerk ten, deden graag mee toen het daarom ging. Het reddingsstation was bovendien ook niet alleen voor hen bestemd, die met de reddingsboten in zee gingen. Ook de mensen, die gered werden, moesten toch een behoorlijk bed en goed eten hebben. En zo ging men aan het station bouwen en dat nam zoveel tijd in beslag, dat de reddingsdienst hoe langer hoe meer ver waarloosd werd, hoewel men nog altijd de overgeleverde reddingsoefeningen liet plaats vinden. Maar werkelijk in zee gaan met storm, ja dat deden alleen maar de mensen die men er voor huurde plus een enkele vrij williger. Men verloor nog meer het oorspron kelijke doel van het reddingsstation uit het oog. Als er schipbreukelingen aange bracht werden mensen van vreemde huidskleur en taal, vaak ongelukkige ge brekkige mensen, dan werden de mannen van het reddingsstation er verlegen onder. „Zouden die niet", zo dachten ze en ze zeiden het soms ook, „zouden die schip breukelingen niet de beddelakens vuil ma ken, en zouden zij straks niet uit dank baarheid voor hun redding zelf mensen redders willen worden, en zo bij onze ge meenschap willen behoren Zou het niet beter zijn, als we minimum eisen stelden van netheid en gedrag, eer wij iemand toevlucht verstrekken Het lijkt ons beter om hen dringend te verzoeken op een be hoorlijke afstand van ons vandaan een eigen reddingsstation te stichten." Boven de overname in „Witte Velden" stond als titel: Is de kerk nog reddings station En als onderschrift volgde dit. De gelijkenis kan ook in het algemeen worden toegepast op een kerk, die vergeet dat ze op haar pelgrimsreis-is en die tot gevestigde kerk is geworden. Natuurlijk kunnen kathedralen en gekleurde ven sters, die Gode dankbaar gewijd zijn, een WEER EENS.REMBANG. Oorspronkelijk was het mijn bedoeling, U wat nader in te lichten over onze zgn. adoptie-dLoXizs. Gisteren kreeg ik echter een brief van het moderamen der Zuider zending met zulk een belangrijke en ver heugend nieuws voor Rembang, dat dit onderwerp nu beslist voorrang heeft. Toch wil ik even, heel in 't kort, iets van die adopties vertellen, zodat U ten minste weet, hoe de stand van zaken is. Nu dan, op het moment waarop ik dit schrijf heb ik het bericht binnen van vijf gemeenten, die zich bereid verklaarden ieder een bepaalde Chr. School op ons zendingsterrein te adopteren, d.w.z. bi- zondere geestelijke en stoffelijke hulp te geven. Vlissingen adopteert de Lagere School te Blora, Nieuwendijk die te Kwangen, Den Bosch die te Bodjonegoro en Heerlen die te Sumbergondang. Over de andeTe zes Scholen ben ik nog in cor respondentie met evenveel andere kerken, instrument voor het Evangelie zijn. Maal laat ons niet vergeten, dat God eens Zijn eigen volk de tempel ontnam om het on der Zijn tucht te brengen. Een evangeli serende kerk is een kerk, die het Woord haars Heren ter harte neemt: Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. W. J". M. die me haar beslissing nog niet of nog niet definitief kenbaar maakten. Maar dat antwoord zal nu wel niet lang meer op zich laten wachten. Ook kreeg ik tij ding van een mooi bedrag, opgebracht door de Chr. School te Almkerk, en be stemd voor de Chr. Mulo in Blora. Men sen, dat gaat prachtigDankIk houd ook de Kerkbode-lezers van deze actie zo veel mogelijk op de hoogte. Maar nuweer eens Rembang„Weer eens", want ongeveer een jaar geleden heb ik over Rembang vrij uitvoerig geschre ven, zowel in de beide Kerkbodes als in het Zendingsblad. Wat hieronder staat mag U als een soort vervolg op dat van toen beschouwen, een vervolg dat ik U met grote dankbaarheid jegens de Heer der Zending schrijven mag, en dat U denkelijk ook wel met even grote dank baarheid leest! Weet U nog, hoe wonderbaarlijk snel die gemeente van Rembang ontstaan en gegroeid is En herinnert U zich ook nog, welk een opvallende rol daarin als wij ons niet vergissen door het gebed op het thuisfront gespeeld is? En kunt

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 2