J3)e les van Nieuwerkerk a En nu tenslotteJ jVxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE TIENDE JAARGANG No. 4 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 23 JULI 1954 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. De rubriekKent gij Uw Bijbel is toch niet verkeerd. Vooral niet, wanneer daarin rijkdommen uit de Schrift naar voren komen, die te veel door ons worden vergeten. Zonder dat we officiéél aan „Schriftverkorting" doen, is toch prac- tisch het Bijbeltje bij velen wat dunner dan het behoort te zijn. Sommige Bijbel gedeelten komen veelvuldig naar voren andere daarentegen krijgen niet dat on derzoek, waardoor zij meer voor onze aandacht beginnen te leven. Wat te denken van die „kerkganger", die onder de feësthoudende menigte on geveer de tijd van de dienst nodig had, om de tekst op te zoeken? Op dit punt is het goed, wanneer wij enige „overleggingen" hebben. Als ze dan maar van andere aard zijn dan eertijds bij Ruben. Het overwinningslied van Debora ver telt er ons iets van. Mocht er hier of daar nog een enkele „man" gevonden worden, die „zich goed kan vinden in het „zwijgen der vrouwen"die moet hier dan toch niet voorbijzien, dat Debora profetische gave van God had ontvangen, om de kerk te leren, hoe zij moet zingen. Wanneer nu de zusters, bij het lezen van deze „een voudige regelen", wat al te driest de vaandels omhoog steken, en „al wat man is" bekijken met de blik vanis die even raak...., dan moge haar tegelijk inge fluisterd worden, dat daarmee nog niet al het praten der vrouwen voor „profe tisch" moet worden uitgegeven. Met rond borstige eerlijkheid zij hierbij tegelijk be leden, dat van het praten der mannen het zelfde kan worden rondverteld Intussen is het fijn, uit zulk een be snaard gemoed als Debora bezat, het Woord Gods te mogen horen voor de kerk. Deze voorzangster is tegelijk voor beeld. Daar moet het met de kerk naar toe, dat zij van haar (verkregen) glorie, van haar (om niet geschonken) overwin ning „zingt". Daar is een enkele stam, die er in het lied van Debora niet erg gelukkig afkomt. Ruben, Jacob's „oudste". Daarom nog niet de belangrijkste. Dat heeft het ver leden wel geleerd. Maar, nu leeft zijn na geslacht. In een tijd, dat de kerk nogal wat te stellen had met de wereld rondom. Dan gaat het er om, dat de krachten wor den samen gebundeld, en op de beste ma nier ingezet. Richt. 516. Vroeger, ja, toen heeft Ruben wel ge holpen. Bij de verovering van Kanaan. Toen leefde de indruk nog van de woes- tijnreisde kerk moest nog haar plaats in het leven innemen. Maar, sindsdien is er veel veranderd. 't Is Ruben in het óver-Jordaanse blijk baar goed gegaan. Ze hebben tenminste flinke vee-stallen, 't Is wel prettig, om zo 't bezit: te bekijken, en van de eigendom te genieten. Die Rubenieten waren blijk baar Christen-mensen van een bepaald slag. Degelijke mensen, daar niet van Die zo echt waarschuwend over „dat aardse goed" konden pratenmaar er tegelijk ook een beetje „aan vast" zaten. Die Rubenieten konden best die dominee gebruiken, die eens in een gemeente voor een goede zaak pleitte, en wist, dat er nog wel wat „zat". Toen hij in zijn ge bed Heer, ze hebben het hier wel, als ze er nu maar „af" kunnen De Rubenieten konden dat niet. Ze genoten zo maar, tussen hun „beest jes" en hun volle schuurtjes. Daarom had de oproep tot de geestelijke strijd, tot de bouw van het huis des Heren, hen er niet van doordrongen, dat ze ook mee moesten vechten. Nu kun je dat zo niet openlijk „zég gen". Stel voor, dat iemand zou zeg gen: nee'k heb geen zinde bouw der gemeente, de Evangelisatie, of wat dan ooknee, ik doe het niet Of, dat hij bij een collecte zou zeggen ik heb ze wel, maar je krijgt ze niet, ik houd er zelf te veel van....* Nee, zó doen we dat niet, jammer ge noeg. Als dat eens waar was Mogelijk, dat zo'n eerlijke belijdenis nog iets goeds zou uitwerken, en men zichzelf ging „zien". Maar, daar hebben we een andere me thode voor. De Ruben-ietische methode. Ze hadden vele overleggingen. Geloof niet, dat die mensen geen kijk op de zaak hadden. Kunt U begrijpen.... Zij wisten het pas. En ze leefden mee. Natuurlijk leefden ze mee. Lieve mensen, 't is geen ogenblik uit onze gedachten, 's Nachts slapen we er haast niet van. Als alles toch maar goed gaat met de kerk. Ja.... als het met „redenaties" goed te maken was, dan hadden de Rubenieten de slag gewonnen. Alleen, vóór een ding waren ze niet thuis: om werkelijk mee te doen, op de vraag, die tot hen kwam. De één heeft juist wat „met de bees ten", en de ander heeft de vrouw niet helemaal in orde. En, kijk, wat jammer, daar had een derde juist zijn laatste restje vrije tijd zeer productief kunnen maken en een volgende had net zo'n beste hypo theek kunnen plaatsen, dat hij op 't mo ment eigenlijk bijna niets in voorraad had. Maar.ik blijf wel op de hoogte hoor, en ik leef met jullie mee. Zo zullen die overleggingen van de kin deren van Ruben zijn geweest. Begrijpe lijke, en echt menselijke redenen. Als we er een beetje inkomen, dan doen we de ontdekking, hoe gemakkelijk we een beetje „Rubenietisch" denken, of hande len. Maar, de Bijbel laat in het overwin ningslied der kerk de naam van Ruben opnemen. Niet uitgetogen met het heir. Niet onder de indruk van de opdracht van de Grote Koning. Niet levend in het bijzondere van het Koninkrijk Gods. Zo maar, als een gewoon rustig, levende bur ger, als gezeten man „verwereldlijkt". Op die manier ook „uitgesloten" van de vreugde der kerk. De overwinning vieren ze niet mee. Ze voelen zich niet mee opgenomen in de triomf van het volk des Heren. Ze hebben alleen maar zich zelf, en wat er in hun wereldje staat. en daarmee behoren zij tot de armen. De schuldige armen, die zichzelf uitsluiten van de rijkdom, die de kerk geniet, als zij op het Woord des Heren, komtèn gaat, waarheen God haar roept. Zo is de les van Ruben wel duidelijk voor ons. Het principe, dat ons leven krachtig houdt, en dat de kerk bouwt, iseen ieder, gelijk hij gaven ontvangen heeft, alzo be- diene hij die gaven aan anderen. En maar niet te v'eel redeneren. En op elkaar afgeven. Laat een ander het „anders doen" dan wij. Als hierop maar het antwoord gereed iswaar God roeptin deze wereld, gezamenlijk te strij den de goede strijd van het geloof, willen we dan aantreden, meedoen, en ons ge ven voor de zaak des Heren? Niet die Rubenietische onderzoekin gen wie doet hetmaar het klare woord van één, die door de Bijbel wak ker geworden isHeer, hier ben ik. Zó wordt 't vlees overwonnen door de Geest. Op 't voetspoor van Ruben's optreden gaat het vlees met de buit strijken, en de Geest des Heren wordt bedroefd. Mogelijk dat hier, in alle kerkelijke si tuaties in Nederland, uit de les van Ru ben nog enig geestelijk voordeel valt te trekken. C. St. Met een enkel woord willen we hier ook vermelden het feit, dat Nieuwerkerk weer een kerkgebouw bezit. Het oude bedehuis zal zeer waarschijnlijk niet meer voor gebruik geschikt te maken zijn. Door de beschikking van de Deputaten beste ding Watersnood-collecte is er nu, op korte termijn, een fris en aantrekkelijk hulpgebouw verrezen. Een kerkgebouw, dat een behoorlijke schare kan bevatten, dat goed licht ontvangt, en een sfeer van intimiteit heeft. Alleen wat de ventilatie betreft, mogen de broeders wel ijverig zijn, want bij grote toeloop op warme zomerdagen zou het er wel eens gauw benauwd kunnen zijn. Wie van de verkeersweg Nieuwerkerk binnenkomt, wordt vanzelf opmerkzaam op dit aardige gebouw. Het is te hopen, dat het ook velen naar binnen zal trekken, om onder het gehoor van het Woord te komen. Dichtbij het kerkgebouw ligt de be graafplaats, waar de gedenktekenen op de graven de smartelijke herinnering op roepen aan de ramp van 1953. Tegenover die smartelijke prediking der vergankelijkheid geve de boodschap in het huis Gods de vertroostende kracht, die Nieuwerkerk's gemeente bijzonder behoeft. Het is niet onmogelijk, dat door het stichten van dit kerkgebouw ook kerkpro- blemen in de omtrek tot een gelukkige oplossing zullen komen. Het begint weer te leven in Nieuwer kerk. Rondom zal het land nog lang de sporen tonen van wat er gebeurd is En in het hart blijft de gedachtenis. Maar, vanuit het punt van samenkomen der ge meente wil de Here weer opnieuw gaan bouwen. Deze reden tot blijdschap mogen wij niet voorbij zien. Ze was er ook, de dankbaarheid, in de dienst, waarmee het kerkgebouw in gebruik genomen werd. De prediking van Ds D. Bremmer ging er van uit. Namens Classis en Synode en eigen Kerkeraad is deze dankbaarheid ook vertolkt. Vanuit heel Zeeland bidden wij deze kerk toedat God haar leide, door de bediening der genademiddelen, op de weg der volmaking. Als straks daar een eigen dienaar des Woords mocht optreden, dan zal dat heerlijk zijn. C. St. Boompje verwisselen. In de derde plaats noemen wij de gro ter toegankelijkheid van de Ned. Iierv. Kerk, die menigeen uit ons midden weg lokt. Helaas niet steeds op prijzenswaar dige manier. Het zou 'n aparte studie vereisen en 'n zeer interessante kunnen worden, in hoever Christenen geschaad maar ook wel eens gebaat zijn met de pluriformiteit der kerk. Zij vormen onderlinge uitwijk plaatsen voor terecht, maar ook wel eens ten onrechte in eigen kerk achtervolgden. Hoe is het bijv. Kohlbrügge gegaan. Neen, niet ieder, ik weet het, zal het mij toestemmen, maar menigeen acht ik, ge let op het feit dat kerkelijke tuchtoefe ningen niet steeds verlopen overeenkom stig Woord en Geest, gebaat met de mo gelijkheid elders zijn geloof en liefde bin nen 'n gemeenschap te kunnen beleven. Steeds minder mensen weten of tonen begrip van het bewandelen van de „ker kelijke" weg. Maar al kennen ze die uit het hoofd, wie brengt altijd de kracht op om de lange en soms zeer vermoeiende weg naar de steeds „meerdere" vergade ring te gaan, waar zij bovendien vaak val len in handen van precies dezelfde „rech ters", die misschien al veeleer hebben ge recht of tenminste geadviseerd. Het zijn de vermoeiden en beladenen soms die het maar opgeven en rasechte querulanten, die volharden tot het bittere eind. 'n Overtuigd aanhanger van de volwas- senendoop, zoals Spurgeon was, 'n over tuigd Lutheraan of Anglicaan kunnen nu eenmaal geen lid ener gereformeerde kerk zijn. Zijn er geen uitnemende Christenen onder hen? Al dwalen ze naar mijn in zicht, op bepaalde punten? Was 'n man als ds Knap geen voortreffelijk Gods man, die nog dagelijks aan tafel menig gereformeerde bouwt in het allerheiligst geloof? Doch hij bleef binnen de volks kerk, omdat hij het als zonde gevoelde die te verlaten. Zo was het met dr Troel stra, met de beide Kromsigten en vele anderen. Doch die toegankelijkheid met name van de Ned. Herv. kerk heeft stellig ook 'n schaduwzijde. En 'n heel grote vooral daar, waar practisch 'n soms al te licht vaardige dominee regeert. Ik denk aan die trotse vrouw, die mij •beloofde 'n volgend-maal dat ik weer haar brug dorst over te komen, de hon den tegen mij op te zullen jagen. En die toen plots „over ging" naar de Hervorm de Kerk. Heel de plaats wist wat er aan de hand was. Maar de ultra zware domi nee, die elke Zondag bad dat „de breuke niet op het lichtst" genezen mocht, nam bij al de on-Schriftuurlijke dingen die hij zeide te verafschuwen en toch dagelijks maar slikte, nog bovendien onverplicht 'n onboetvaardige gereformeerde op in de al te ruim gemaakte schoot zijner kerk. Ik schreef hem dan ook dat hij geen slechter dienst aan 'n naar recht onder vermaan gestelde kon bewijzen dan door haar openlijk wijs te maken dat het met haar wel in orde zou zijn en haar als lid toe te laten tot het heilig AvondmaalEn dat zonder enige informatie bij die het konden weten Hoe dikwijls helaas hebben Hervormde collega's want hun kerkeraden staan hier practisch veelal naast totaal on christelijk levende Gereformeerden, wier gedrag soms zelfs in allerlei opzicht be paald berispelijk was, tot het lidmaatschap en de doop hunner, kinderen toegelaten. Ik denk aan iemand, die ik eindelijk voor het eerst rustig te spreken kon krijgen, omdat zij mij bij huisbezoek altijd ont lopen was en nu noodgedwongen bij mij kwam voor haar onmisbaar doopbewijs. Van enig begrip van de doop geen spoor. Hoe zal men het ook weten als men nooit kerkt of catechiseert en geen belijdenis van geloof heeft kunnen noch willen af leggen? Ik waarschuwde haar tegen pure gewoonte en bijgeloof. Maar niets baatte. Ze zou en wou ook haar kind gedoopt hebben en dat deden de gereformeerden nu eenmaal niet. Maar ook had ze nog nooit 'n voet in haar toekomstige kerk gezet! Tegelijk dat ik blij was, dat 'n spinnewebdraad nog aan de Christelijke traditie bond, heb ik mij bedroefd over 'n kerk, die al te toegankelijk, daarmee, evenals met menige plechtige trouwpartij, noch Christus, noch de Christenen dient. Waar blijft hier het dienen in Geest en waarheid En dit alles ontroert te meer, wanneer wij juist daar tegelijk tegenwoordig zó vele fulminaties horen tegen vormen dienst en onwaarachtigheid. Kierkegaards graf bouwend, past men zijn alles of niets bij huwelijk en sacra ment slecht toe. D. J. C. We gaan nu onze polemiek met „Trouw" beëindigen, het heeft ook al weer lang genoeg geduurd. De vorige week gaven we een overzicht van de wel zeer verschillende reactie's, en we beslui ten nu met ons standpunt oves Jubo II en eventuele latere Jubo's (die er om ons nooit mogen komen) te verduidelijken. Eerst moeten een paar kleine misver standjes uit de weg worden geruimd. 1°. In een artikeltje van dhr. Stufkens was de naam van Prof. Edelkoort ge noemd. De zetter van ons Kerkblad liet mij tot tweemaal toe hardnekkig Edelhout zeggen, wat de indruk gaf dat de roem ruchte Edelkoort mij onbekend was. Ik had toch eerlijk (hoewel misschien on duidelijk) Edelkoort geschreven. 2°. Uit de aanduiding „massa-regie" voor het tam-tam en de reclame van Jubo II hebben sommige scribenten een ver keerde conclusie getrokken. Stufkens schreef (voor 'n keer eens door „Trouw" geïnspireerd) dat je Edelkoort en Roos- jen toch moeilijk met Hitier en Mussert kunt vergelijken, en „Trouw" schreef „Ds Veldkamp houde het ons ten goede, maar hij begaat een fout als hij hier van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1