Het mandement
De
ander-Gods opdracht
Jeugdrubriek
die behouden moet worden! ontbreken
die niet nu en dan?
Ik begrijp, ik weet heel goed, dat niet
ieder hetzelfde temperament heeft. Maar
wees van nature 'n koude, doch indien ge
eenmaal zijt aangeraakt door de Pinkster
geest, dan moet toch uw spreken van
Gods grote daden in Christus 'n spreken
zijn met ontbonden tong, anders dan
vóórdien
Neen, de gemeenten moesten wat meer
hun dominees ontzien, minder zwaar be
lasten.
Het wordt de R.K. geestelijkheid nu
blijkbaar ook wel wat te grijs.
In een wat men noemt „bisschoppelijk
mandement", waarin gèhandeld wordt
over „de katholiek in het openbare leven
van deze tijd" wordt gezegd, dat met
name van de zijde van de socialistische
vakverenigingende socialistische pers,
en de radio gevaar te duchten is, en dat
dit „toenemende onkerkelijkheid, gods
dienstloosheid en verzwakking en verval
van geestelijke normen" in de hand werkt.
De bisschoppen zijn van mening, dat er
helemaal geen voldoende redenen voor de
katholieken aan te voeren zijn om, laten
we 't nu maar concreet zeggen: het Vrije
Volk te lezen, lid te zijn van het N.V.V.
of te luisteren naar de Vara. „Overal en
op alle terreinen zijn er immers katholieke
organisaties, waar de belangen veilig zijn,
en waar de plaats is van de katholieken
voor de opbouw van het maatschappelijk
leven in christelijke zin".
Dat komt, alweer concreet gezegd hier
op neer, dat volgens de mening der R.K.
geestelijken de R.K. arbeider lid moet zijn
van de K.A.B., de „Volkskrant" (R.K.)
moet lezen, en moet luisteren naar de
K.R.O.
Belangrijker dan het luisteren naar de
K.R.O. is echter het luisteren naar de
pastorale vermaningen, in het „mande
ment" vervat.
Doet men het niet, dan is het niet best.
Luistert u maar„Wij blijven van oor
deel, dat het voor een katholiek ongeoor
loofd is lid te zijn van socialistische ver
enigingen, zoals het N.V.V. en de daarbij
aangesloten verenigingen of regelmatig
socialistische vergaderingen te bezoeken,
regelmatig de socialistische pers te lezen
of regelmatig de Vara te beluisteren. Wij
handhaven de bepaling, dat de heilige
Sacramenten moeten worden geweigerd
en als hij zonder bekering sterft ook
de kerkelijke begrafenis aan de katho
liek, van wie bekend is, dat hij lid is van
een socialistische vereniging of dat hij,
zonder lid te zijn, toch geregeld socialis
tische geschriften of bladen leest of so
cialistische vergaderingen bijwoont".
Dit is duidelijke taal.
Minder duidelijk is wat gezegd wordt
van de-Partij van de Arbeid.
GOD OP DE STRAAT.
Dit is naar aanleiding van de discussies
die de laatste weken gehouden worden
over de opheffing van het z.g. processie
verbod. Tot nu toe mag de R.K.-kerk niet
zonder meer overal processie's houden.
Maar met een R.K. minister van Binnen
landse Zaken zijn we langzamerhand zo
ver, dat er pogingen in het werk gesteld
worden om dit verbod op te heffen.
Wat een processie is, hoef ik je niet in
den brede uit te leggen. Het komt er op
neer, dat in een grote optocht (processie
betekent letterlijk: optocht) het z.g. Al
lerheiligste door een stad of dorp wordt
rondgedragen. Dat wil zeggenonder een
baldakijn en in een gouden schaal dragen
de geestelijken van een plaats dat ver
anderde stukje brood, wat lichaam van
Christus geworden is, mee in de stoet.
Daar gaat onze Lieve Pleer, zeggen de
omstanders dan.
Vandaar dat de straat een loper krijgt.
Onze Lieve Heer mag niet op die ruwe
straatstenen. Vandaar dat de burger
knielt. En wee degene, die in een Roomse
streek vertoeven, daar niet aan mee doet.
Die loopt kans om als spotter of als hei
ligschenner door de bevolking gemoles
teerd te worden. Ieder, die wel eens in
Limburg geweest is, en dit meegemaakt
heeft, weet daar wel van.
Waarom het overtuigd-Protestantse
gedeelte van ons land zich nu zozeer met
hand en tand verzet tegen dat opheffen
van het processie-verbod, is nog niet al
lereerst vanwege die overlast als je niet
meedoet. Dat is een uitloper van het hele
principe wat daarachter zit. En vergele
ken bij het principe is zo'n uitwas betrek
kelijk ondergeschikt.
Wat achter die Roomse processie-drang
schuilt, is een typisch Roomse machts
politiek, die in wezen niet verschilt van
Maar de dominees moesten allen, zon
der één uitzondering de heilige geestdrift,
de liefde gevoelen om de Sqhoonste der
mensenkinderen aan te prijzen in 'n we
reld, die nog altijd slechts door Hem kan
worden gered.
Laat de christenboekhouder, uit het ge
loof boekhoudend, onder het cijferen niet
aan God denken, wie zijn preek voorbe
reidt, vooral wie zijn preek houdt zonder
van ogenblik tot ogenblik God voor ogen
te hebben, die is onbekwaam tot de dienst
Gods. D. J. C.
Wel wordt geschreven, dat in deze
Partij „een levenshouding overheerst die
niet wil weten van beginselen en idealen,
welke voor de christen heilig zijn", maar
voor de katholieken die lid zijn van de
P.v.d.A worden toch geen sanctiemaat
regelen aangekondigd. Zij worden m.a.w.
niet uitgesloten van de Sacramenten en
van een christelijke begrafenis. En dat
geschiedt met dit merkwaardige argu
ment, dat het tenslotte maar een betrek
kelijk kleine groep geldt, en in de tweede
plaats weten zij ook zonder sanctie heel
goed wat mijnheer de bisschop en mijn
heer pastoor bedoelt.
Dit herderlijk vermaan is een typisch
Rooms stuk en daarom zijn er tal van
dingen in, die vreemd klinken in onze
Protestantse oren. Zo b.v. die sanctie
maatregelen. Wij zijn in onze gelederen
meer aan „vrijheid" gewend, waarbij we
nu willen afzien van de vraag, of die
„vrijheid" niet dikwijls een vlag is om
de minder mooie lading van willekeur en
losbandigheid te dekken. Hoe het ook zij,
wij voelen dit als een zekere dwang, hoe
wel we er een beetje huiverig zijn hier
direct het woord „gewetensdwang" te
gebruiken. In de socialistische pers is dat
woord natuurlijk allang gevallen. Maar
daar moeten we een beetje voorzichtig
mee zijn. De mentaliteit in de R.K. we
reld is nu eenmaal heel anders. Dergelijke
„sancties" zijn daar schering en inslag,
en men voelt dat helemaal niet als gewe
tensdwang. Dit past volkomen in de stijl
van de R.K. kerk, en het prijsgeven hier
van zou betekenen, dat een van de voor
naamste pijlers waarop dit kerksysteem
berust, zou gaan wankelen.
Wat ons in de tweede plaats opvalt en
vreemd aandoet, is de inconsequentie van
het in dit „mandement" ingenomen stand
punt.
We wezen er al op, dat de vakvereni
ging, de krant en de radiogids wel onder
de sanctie's valt, maar het lidmaatschap
van de P.v.d.A. als zodanig niet. Wel
krijgt de P.v.d.A. een paar rake opstop
pers, maar „knock out" geslagen wordt
ze niet. De argumenten, waarom het bij
die opstoppers blijft, lijken nogal zwak:
't is tenslotte maar een handjevol en ieder
begrijpt wel wat we bedoelenPlet komt
ons voor, dat de R.K. bisschoppen ook
moeilijk verder konden gaan. In de poli
tiek is de Rooms-rode samenwerking zo-
hun politiek ten tijde van de martelaren
der Reformatie. Het is een beetje hard
gezegd, maar wij moeten dit weten. Als
de vrijheid van processie wordt afgekon
digd, is de vrijheid van godsdienst in
principe aangetast.
Met zo'n processie brengt de Roomse
Kerk God op straat, en wel op een dwin
gende manier. Die straat, die eerst voor
het publiek open stond, voor Mohamme
danen en Turken en Gereformeerden en
wat niet al, wordt plotseling afgesloten
en alles moet wachten op God, die voor
bij gaat. Gedwongen wachten.
Dit alles nog afgedacht van het absurde
in een gemengde bevolking, waar het niet
maar voorkomen kan, dat God voor de
verkeerslichten of voor de spoorbomen
moet wachten zoals iemand al eens
schreefmaar waar het even gemakkelijk
voor kan komen, dat een andere kerk ook
„God op straat" brengt, en dat die beide
processie's elkaar tegenkomen. Met alle
gevolgen van dien
Het is dus heel eenvoudig te zeggen
de straat is niet meer vrij.
Dat wil zeggen, dat het publieke leven
niet meer vrij is.
Vrij in die zin, dat men daar niet ge
dwongen wordt om aan de godsdienst van
welke kerk ook, een plaats in te ruimen.
Deze dwang strijdt met het principe van
vrijheid van godsdienst.
Het is de moeite waard, dat we van
daag daar wat voor over hebben en er
warm voor lopen.
Nog een opmerking. Komt God dan
niet op de straat? Moet God daar zeifs
niet komen? Is dat niet een leuze van
Kuyper geweestgeen duimbreed van
heel het levensterrein, of Jezus Christus
zegt „Mijn"?
Natuurlijk moet dat gebeuren. Maar
dat mag geen dwingen zijn. Zoals Karei
de Grote in opdracht van de Roomse
Kerk de Saksen dwingend, d.w.z. met het
zwaard ging bekeren.
Het mag een oproep zijn om vrijwillig
te kiezen. Ik denk aan een openlucht
ver gegaan, en monseigneurs van naam
hebben daar dermate hun „sanctie" aan
gegeven, dat het nu wel moeilijk aanging,
direct heel de P.v.d.A. in de ban te doen,
en „sancties" aan te kondigen tegen het
lidmaatschap van een politieke partij die
de sanctie officieus totnogtoe had.
Niet minder inconsequent is, dat de
toorn der bisschoppen alleen ontstoken is
tegen de socialistische organisaties. Men
mag het Vrije Volk niet lezen, maar de
Telegraaf, het Handelsblad, de N.R.C.
enzovoort gaan er bij onderdoor.
De radiogids van de Vara komt op de
index, maar die van de Avro niet. Het
N.V.V. mag niet, maar van allerlei neu
trale werkgeversorganisaties wordt niet
gerept.
De R.K. geestelijkheid heeft men
kan zich moeilijk aan die gedachte ont
trekken toch wel heel erg naar één
kant gekeken, d.w.z. naar de kant van de
arbeider.
Ieder ander kan rustig z'n nette neu
trale krant blijven lezen, en naar de bonte
Dinsdagavondtrein van de Avro blijven
luisteren, maar die in de socialistische Or
ganisaties terecht komt, staat buitenspel.
Dit lijkt ons niet consequent.
„Toenemende onkerkelijkheid" en „ver
zwakking van geestelijke normen" is niet
slechts te duchten van socialistische, maar
evenzeer, zo niet meer van humanistische
zijde. Het is op z'n zachtst gesproken,
eenzijdig, als in dit herderlijk schrijven
niet heel de z.g.n. „neutraliteit" onder de
loupe genomen is, maar men zich uitslui
tend heeft beperkt tot de arbeider en zijn
roodgekleurde organisaties en kranten.
Afgezien van deze oneffenheden wil ik
wel zeggen, dat ik voor het standpunt op
zichzelf dat door dit mandement wordt
ingenomen, grote waardering heb. Hier
wordt tenminste klare wijn geschonken,
en dit is heel wat anders dan de halfzach
te eitjes die de Plervormde Synode via
z'n herderlijke brieven voortdurend haar
leden op het bord legt. U herinnert zich
dat nog welhet N.V.V. had toch ook
veel goeds, en tussen de openbare school
en de christelijke school wilde de Synode
geen keus doen, dat moest ieder zelf maar
bepalen.
Wanneer dit mandement al de niet-
christelijke organisaties, kranten e.d. in
clusief de „neutrale" had aangepakt, zou
den wij dit standpunt met vele argumen
tatie mutatis mutandis zomaar kunnen
overnemen. Dit neemt u wel aan. We
hebben daarover al duidelijk genoeg ge
schreven inzake de Z.L.M., de neutrale
krant enz.
Ik betreur het niet, dat de kerken dei-
Reformatie niet beschikken over de
machtsmiddelen, waarover Rome wél be
schikt. Uw volk zal zeer gewillig zijn ten
dage uwer heirkracht, en als dat volk ge
dwongen dienst moet nemen in miltia
Christi, dan is het feitelijk geen militia
Cliristi meer, maar een werelds geval.
Wat ik wél betreur is, dat ons volk zich
niet meer vrijwillig en spontaan stelt on-
evangelisatie. Daar wordt niet gedwon
gen. Iedereen mag doorlopen en het ver
keer hoeft niet omgelegd te worden enz.
De mensen worden alleen maar gevraagd,
om te blijven luisteren.
Ik denk ook nog aan wat anders. Een
oude Gereformeerde regel. God komt op
de straat door de goede werken der chris
tenen.
Plun godsdienst is niet allereerst een
godsdienst in ceremoniën die binnen of
buiten het kerkgebouw plaats hebben.
Maar een godsdienst in goede werken, in
het doen van wat God en de Here Jezus
welbehagelijk is. Juist in de straten van
het leven.
Sch. H. M. K.
Over dit onderwerp moest ik laatst
spreken. In een jeugd vergadering. Toen
heb ik mij beperkt tot de eerste, onder
linge verhoudingen.
Maar tevens gezien hoe rijk deze ge
dachte voor alle samenlevingsverbanden
is, voor ieeder levensteerrein.
Een van de grootste hinderpalen in de
verhouding tot de ander, is het verkeerde
zien. Ieder mens heeft de neiging om zich
zelf te aanvaarden, zoals hij is. Dat im
pliceert ongemerkt'het zich zelf stellen tot
de goede en juiste maatstaf, waaraan een
ander gemeten, beoordeeld kan worden.
Wij maken van ons zelf graag het stand
aardmodel, wij menen, dat wij zelf goed
uit Gods scheppingshanden zijn gekomen,
terwijl de anderen slechts „misbaksels"
zijn. Ik maak hier gebruik van dat lelijke
woord, omdat het zo vaak wordt gebezigd
in het onderlinge levensverkeer.
Intussen is dat een fundamentele fout.
Alle mensen derven de heerlijkheid Gods.
Derven het schone, het goede, dat in Gods
der de heerschappij van het Woord en
de ordinantiën des Heren, die er óók zijn
voor het maatschappelijk en organisatie
leven.
Christus is Koning over het gehele le
ven. Niet alleen over het geestelijk en
kerkelijk leven, maar over het leven in
al z'n vertakkingen.
Er is geen duimbreed grond (daar
hoort dan ook de pers en de organisatie
bijwaarvan Christus niet zegthet is
Mijn
In Zondag 11 van de Catechismus
wordt beleden, dat wij niet alleen onze
zaligheid, maar ook onze welvaart (dus
de stoffelijke belangen) alleen uit de hand
van Jezus Christus moeten verwachten,
en niet „van de heiligen, van onszelf of
ergens elders vandaan.
Wie dat laatste wél doet, zo wordt daar
gezegd, die verloochent Jezus met de
daad, ofschoon hij met de mond in hem
roemt.
Dat is scherp gezegd, maar niet te
scherp.
Onze gereformeerde belijdenis houdt
niet van in- en uitpraten, maar zet de
puntjes op de i.
Wie dus aan die „neutrale" gevallen
verslaafd is, en op het terrein van de
„welvaart", de landbouw, de vakvereni
ging, het hogere loon, de pers, z'n boon
tjes gaat doppen buiten de Here Jezus
om, en alleen voor de Zondag en de ziel
Jezus nodig heeft, die versmalt het ter
rein van Christus' Koningschap, die ver
loochent Hem met de daad, ofschoon hij
met de mond in Hem roemt.
Het spijt mij, dat ik het zo zeggen
moet, maar zo is het, en niet anders.
Het zou wel zeer te wensen zijn, dat
iedereen dit inzag.
Maar we komen niet verder met aller
lei sanctie's, ook niet met een getuigenis
van de kerken der Reformatie, zoals
„Trouw" wil.
Er zijn al zovéél „getuigenissen" uit
gegaan.
We kunnen alleen verder, als ieder zich
in vrijwillige en blijmoedige gehoorzaam
heid stelt onder de tucht van het Woord.
Dat Woord, dat hoog bevel van de
Heer der heren aan Zijn Israël moest ons
toch eigenlijk voldoende zijn.
Als in het leger iemand de bevelen van
z'n superieuren aan z'n laars lapt, komt
hij voor de krijgsraad.
In het leger van koning Christus denkt
iedereen dat hij doen kan wat hijzelf ver
kiest.
U voelt wel, dat klopt niet!
En dat niet-kloppen is een ernstig ge
val.
Daarom eindig ik met een woord uit
het bisschoppelijk mandement, dat u nu
wel „gereformeerd" wilt lezen, n.l. dat
wij dit schrijven:
„uit grote bezorgdheid voor het ziele-
heil van hen, die tot nu toe aan ons (bis
schoppelijk) vermaan geen gehoor heb
ben gegeven en van wie wij hopen, dat
zij thans ons woord willen verstaan".
H. V.
scheppingsgedachte aan een ieder was toe
bedeeld. Wij zijn slechts carricaturen, van
wat we zijn moeten. Dwaas om mijn car
ricatuur als maatstaf te stellen. Dwaas om
een ander te meten met zulk een onzui
vere maatstaf.
Hoe vaak gebeurt het niet. We kunnen
het in de ander niet zetten, dat hij an
ders is, anders is dan wij zelf zijn. Zo
ontstaan de conflicten, zo groeit er vij
andschap.
Een geweldig ding is al gewonnen,
wanneer wij onze eigen carricatuur zien.
Het door de zonde vertekende beeld. Ik
ga daar even dieper op in. Wat is het
wezenlijke van een carricatuur. Dat is
niet een in alle opzichten onwaar, onjuist
beeld, maar een vertekend beeld. Iemand
valt op, omdat hij begiftigd is met een
forse neus, grote oren, een lange nek
heeft. De carricaturistvergroot en ver
graaft het. De gelijkenis blijft, maar is
tot in het absurde, het lachwekkende,
soms weerzinwekkende uitgetrokken.
Zo is het ook met ons. Wij droegen
allen het beeld Gods. Maar ieder op zijn
wijze. Aan allen gaf God het eigene. We
bezitten dat nog. Want we onderscheiden
ons allen van elkander. Dat is niet erg.
Alleen dat eigene is door de zonde, de
zelfzucht, de neiging tot zelfhandhaving
tot in het carricatuur-beeld vergroofd.
Dat zien we vaak niet en daarom blij
ven we het eigene aanzien als iets moois,
iets goeds, iets door God gewild, iets, dat
de ander mist en dat hij toch nodig heb
ben moest.
Helemaal ongelijk hebben we niet. De
carricatuur is niet het onjuiste, wel het
vertekende beeld. We hebben dat goede
wel, ook dat eigene, wat ons van een an
der onderscheidt, maar we houden er geen
rekening mede, dat de zonde de lijnen an
ders trekt, vertekent. Inplaats van wij in
dat eigene de heerlijkheid van Gods veel
vuldige wijsheid weerspiegelen is het een
openbaring van de geschondenheid en ge
brokenheid van ons leven.