De Schooldag
KERKNIEUWS
Uit dc getroffen Kerken
Christus, die te verheerlijken de Geest
zich ondernomen heeft. Daarom is het
't meest universele feest, want het breidt
zich nog steeds uit, overwint al verder
grenzen. In meer dan duizend talen is
het het meest individuele feest, want nie
mand afzonderlijk kan zeggen dat Jezus
de Heer is dan door de heilige Geest.
Hierin straalt uit de rijkdom van de
nieuwe boven de oude genade-bedeling.
O, ook onder het oud verbond werd
af en toe '11 roemen van de Here gevon
den. Raakte Gods Geest van boven een
David aan, dan lofzong hij„O, mijn
God, Gij koning! ik zal U verhogen, en
Uw naam loven in eeuwigheid en altoos".
En wie kent niet het „opspringen van
vreugd in de Here" van Habakuk, al zou
de vijgeboom niet bloeien en geen rund
in de stallen loeien Maar niet alleen dat
dit zeldzame momenten waren bij deze
hoogst begenadigden toen, temidden van
nog veel meer klachten, uit de diepte",
hoe arm, onkundigen in schemer liefde
feitelijk veelal de rest van het volk.
Wij bedoelen hiermee niet maar, dat de
grote massa van Israël keer op keer af
goden vereerde in geesteloze feesten.
Doch zelfs wie gelovig Israëliet was, 'n
priester, 'n Jakob, 'n David, wat hebben
zij nog weinig gewéten, weinig genóten
van de blijdschap van het eeuwig leven
„In de dood is Uwer geen gedachtenis",
klaagt David. „Wie zal U loven in het
graf?" En tegenover Jesaja's toekomst
woord: Hij zal voor eeuwig de dood ver
nietigen, mag ieder van de Geest vervulde
thans met rustige verzekerdheid spreken
van Gods grote daad„De dood is ver
zwolgen in de overwinning" en op zijn
sterfbed juichen: „Dood, waar is uw
overwinning? Dood, waar is uw prik
kel
Terwijl over heel dat oud-testamentisch
leven van Gods kinderen schemer en
schaduw hangen blijft, waarin alleen en
kele bevoorrechten op komend licht ho
pen, zonder echter dit duidelijk te kunnen
onderscheiden, wandelt nu elk gelovige,
groot en klein, in 't vrolijk licht van Gods
ontferming in Christus Jezus, werd er als
kind reeds in geboren en bij zijrr doop
ondergedompeld in de Geestesstroom van
Gods gemeenschap. Vroeg of laat wordt
elk zich daarvan bewust en vangt aan op
geheel persoonlijke wijs te spreken van
Gods grote daden aan hem zelf en aan
de wereld verricht.
Het 100-jarig bestaan van de Theolo
gische Hogeschool te Kampen is dan ge
vierd, en wij hebben dat, om met Ds P. D.
Kuiper te spreken, „gepast" gedaan. Tot
m'n vreugde ben ik er bij geweest, maar
tot m'n schande moet ik zeggen, dat dit
van al die 100 jaar nog maar de tweede
maal was, dat ik zo'n schooldag bezocht.
Voor de eerste halve eeuw is mij dat
niet kwalijk te nemen, omdat ik er nog
niet was, of nog niet in aanmerking kwam
voor zo'n festijn. Maar gedurende de
tweede helft van die eeuw had het beter
gekund. Maar ja, dat deed je vroeger nu
eenmaal niet als je van de „Vrije" was.
Waaróm niet, weet ik niet, maar het
kwam evenmin in me op als op een Pink
stermaandag naar de Jubo te gaan, of met
een reisgezelschap in een volle warme bus
naar de Eifel te reizen. Plet zal misschien
mee daaraan gelegen hebben, dat Kampen
en Amsterdam in de twintiger en dertiger
jaren verder van elkaar aflagen dan te
genwoordig, niet geografisch natuurlijk.
Dit is nu wat anders geworden, en Prof.
Koksma drukt dat tijdens een toespraak-
op de receptie zó uit, dat als nu de can-
didaten werden losgelaten in de hoge wa
teren van het kerkelijk leven men niet
meer kon merken of ze de „vrije" slag-
of de „school" slag beoefenden.
Vroeger was dat anders.
Er waren lieden met een zeer fijn ge
hoor, die na een preek precies konden
vertellen of iemand van de „Vrije" of
van de „School" kwam. Dat was een soort
mystieke, ondefinieerbare intuïtie. Dat
hoorde je of je hoorde het niet. Onfeil
baar was deze „feeling" niet altijd. Dat
heb ik zelf eens ondervonden, ik weet
het nog goed in Blokzijl. Na zoveel jaren
mag ik dat nu wel eens vertellen, en de
bewuste ouderling leeft allang niet meer.
Het was in dat goede, oude Blokzijl waar
ik als candidaat voor het eerst van m'n
leven de kansel beklom. Met vreze en
beving, gelijk het te dezer dage is. Voor
al van zo'n eerste preek wil je wel eens
het oordeel horen van een bevoegde in
stantie, of het „pet" was, of dat het nogal
ging. In Blokzijl zweeg men. Ook na veel
onhandig gehengel mijnerzijds. Het heeft
mij toen verwonderd, maar later is mij
gebleken, dat er in alle Jacobssteden, van
Dan tot Berseba toe, van Roodeschool
tot Maastricht zwijgt over preken. Er zijn
belangrijker dingen, waarover gepraat
dient te worden. Alleen één ding kreeg
ik los. De ouderling waar. ik logeerde,
voorzitter van de kerkeraad, en dus een
wijs man, zei dat hij wel kon horen dat
Pinksterfeest herschiep daar met één
slag al die mannen en vrouwen, de jong-
sten zelfs, tot profeten, heerlijker dan
Abraham of David. Niet als dichters of
als denkers, doch als kenners en genieters
van Gods goedertierenheên. Terecht zal
de apostel Johannes aan 'n kring van zeer
eenvoudigen schrijven: „Wat u betreft,
de zalving die gij van Hem ontvangen
hebt, blijft op u, en gij hebt niet nodig,
dat iemand u lere; maar gelijk zijn zal
ving u leert over alle dingen...." Alle
dingen Metterdaad, hoeveel meer weet
thans elk gelovig kind reeds omtrent Je
zus' verzoening en wederkomst dan 'n
Jesaja zelfs. En waren er ook vóór Pink
steren soms diep verblijden, Paulus kan
daarna met reden al zijn Filippiërs en
ons opwekkenVerblijdt u in da Heer
te allen tijd; weer zeg ik u: Verblijdt u!
Tegenover één Mozes, één Asaf, één
Hosea staat en groeit nog iedere dag het
talloos leger, waarvan elk bewust strijder
zich profeet, priester, koning weten mag
met zoveel beter wapenen toegerust dan
'n Johannes de Doper, die de meeste was
onder van vrouwen geboren profeten Is-
raëls. De kleinste in het koninkrijk van
Pinksteren is meer dan hij
O, ook nu is er veel „vreemd" volk
zijn er velen, die „Christen" heten, zon
der van Christus te zijn. Maar onder elk
van meer dan duizend volken is er 'n
groter of kleiner kern, die mondig roemt,
in dood en leven, tegenover engelen en
overhedenwie zal ons kunnen scheiden
van de liefde Gods, welke is in Christus
Jezus, onze Heer?
Dat profeteren is maar niet het privi
lege van enkelen, verkoren tot één of an
der bijzonder ambt. Neen, men hoort dit
onmiskenbaar geluid des Geestes onder
rijk en arm, onder geletterden en onge-
letterden, uit alle ras en rang, onder allen,
wier grootste schat het is verzoening te
hebben door het bloed van Jezus en daar
van te mogen spreken, naardat de Geest
hun gééft te spreken. Zij schuilen onder
scholieren en catechisanten, onder geluks-
en Jobskinderen, onder „achterlijken"
zelfs die zekerder dan Jesaja geschouwd
hebben de Man van smarten en blijder
genieten de grootse vrucht van de zware
arbeid zijner ziel. Met Pinksteren ging
Mozes' bede in vervullingOch, of al het
volk profeten warendat de Here zijn
Geest over heivgave! D. J. C.
ik in Kampen gestudeerd had. Dit ver
baasde mij nóg meer dan het voorafgaan
de zwijgen. Ik meende aan de deugd dei-
eerlijkheid verplicht te zijn, dat ik zelfs
niet gehoord had, dat er een Kampen
was. Zo zei ik het natuurlijk niet, want
dat was te sterk gezegd, maar deze stad
had ik toch toentertijd nog nooit gezien.
Van Blokzijl heb ik toen het beroep
niet gekregen.
Nee, discipel van de „School" ben ik
niet geweest. Althans niet plaatselijk. Van
de hoogleraren dier School heb ik via
hun geschriften gelukkig wel veel ge
leerd. Ik kon dus ook niet als Prof. Wisse
een telegram sturen
I11 Apeldoorn heb ik gedoceerd,
In Kampen heb ik het geleerd,
want ik heb nergens gedoceerd, en aan de
V.U. heb ik wel het een en ander ge
leerd, maar „het" leren doe je toch in
hoofdzaak in de school van de practijk, of
je leert het nooit, dat kan natuurlijk ook.
Maar discipel van de School of geen
discipel, ik wil toch wel eerlijk verklaren,
dat deze „School der kerken" de liefde
van mijn hart heeft, en het was ons (mijn
vrouw en ik) goed daar te zijn.
Ds P. L. Kuiper vertelde in zijn toe
spraak „de weg naar de kansel' dat de
Urker vissers, als ze vroeger naar de
Schooldag kwamen, en de IJssel opvoe
ren, begonnen te zingen
Jeruzalem, dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in.
Nu, zo hebben wij het niet gedaan
Maar wij hebben er wel genoten, en een
heerlijke kop koffie gedronken op het
terras van de „Stadsherberg". We merk
ten toen dat wij niet de enige waren, die
éven voor de slottoespraken het kerkge
bouw uitgeslopen waren, om van de mooie
IJssel te genieten vanaf het terras van de
„Stadsherberg".
Kampen ligt niet aan de grote lijn, en
wie zeggen zou, dat Kampen een centrum
is van de cultuur, zou overdrijven. Men
bereikt deze stad met een lokaaltje, de
„blauwe engel" geheten, en men moet dan
eerst de rivier de IJssel oversteken, om
in de stad Kampen te komen. Er zijn hier
goede herbergen en goede sigarenfabrie
ken wat van niet geringe betekenis is.
Verder heeft men er een IJsselkade,
daaraan evenwijdig de Oudestraat, en
daar achter weer evenwijdig de Burgwal,
en daarmee is het vrijwel gezegd. Of nee,
daarmee is nog niets gezegd, want in
déze stad staat de Theologische Hoge
school, en dat maakt alles goed in Kam
pen. Daar is honderd jaar theologie be
oefend, en daar zijn honderd jaar lang
studenten onderwezen, en onder veel
strijd en veel gebed is daar gezwoegd, en
het is niet met woorden te zeggen, hoe
veel zegen deze School aan ons volk, en
ik mag wel zeggen, aan heel Nederland
gebracht heeft. We hebben daarover lo
pen denken toen we door die goede oude
Oudestraat liepen, en we hebben God
daar oprecht voor gedankt. We zijn daar
even stil onder geweest, toen we het ge
bouw van de „School" betraden, waar
het gebouw van de V.U. zoals wij dat
gekend hebben in onze studententijd een
krot, een onbewoonbaar verklaarde wo
ning bij is.
Wat een gebouw, en wat een aula!
Stel eens, dat iemand het snode plan
zou smeden om die „School" uit Kampen
te willen verplaatsen, zeg naar Amster
dam.
Men zou geneigd zijn, zo iemand te
lynchen.
De School hoort bij Kampen, zoals de
IJssel, en de steur en de Kamper uien bij
Kampen horen. Als men niet beter wist
van die honderd jaar, dan zou men
iemand kunnen doen geloven, dat de
School van de schepping af in Kampen
had gestaan.
Kampen en de School zijn door bijna
mystieke banden verenigd, en wee hem
die zich de School denkt buiten de wallen
van Kampen.
Toch had die School evengoed ergens
anders kunnen staan, geliefden
Het is eigenlijk maar een kwestie ge
weest van een dom cijfer, een volstrekte
meerderheid van stemmen
Dit heeft Prof. Dijk ons onthuld. Er
is heel wat over te doen geweest in de
jaren vóór 1854, waar de School zou ko
men.
Behalve Kampen kwam ook Amster
dam, Utrecht, Zwolle, Groningen en Fra-
neker in aanmerking.
Daar is veel en herhaaldelijk over ge
stemd alsof het een moderamen van een
Synode betrof.
Eindelijk is, 11a vele stemmingen en
herstemmingen Kampen met de hakken
over de sloot gekomen.
Stel u eens voor, dat het Amsterdam
geworden was. PI eel het kerkelijk voca-
bulair vanik ben van Kampen en ik ben
van Amsterdam was er door in de war
gebracht.
Franeker heeft eerst ook nog vrij be
hoorlijke kansen gemaakt, maar het is af
gevoerd, omdat het te afgelegen lag en
te „provinciaal" was! Door deze tegenzin
tegen het afgelegene en provinciale is het
Kampen geworden, een soort kruising
van Zwolle en Franeker. Kampen met z'n
IJsselkade en stadsherberg, en Oudestraat
en Burgwal met het Kampereiland daar
achter, Kampen in tegenstelling met het
provinciale Franeker, verdroomd aan de
oevers van de IJssel, waar men een goede
kop koffie drinkt op het terras van de
Stadsherberg en waar sigarenfabrieken
zijn, toch de stad van mijn hart waar je
in 12 minuten van Zwolle met de blauwe
engel komt na eerst de IJssel te zijn over
gestoken
Stad van mijn hart, niet om die koffie
en die sigaren, niet om die oude poortjes
en ook niet omdat er evenals in Gronin
gen een Ebbingestraat is, maar Kampen,
stad van mijn hart, omdat daar in de
Oudestraat (vooral niet te verwarren met
de Broederweg) de „School" staat, de
School voor de kerken, ónze gemeen
schappelijke Hogeschool, die onder Gods
zegen zo onnoemelijk veel zegen heeft
verspreid.
In die stad heb ik op die mooie Juni
dag van 1954 vele vrienden ontmoet, en
behalve exotische (Bunschotense cos-
tuums heb ik er de Zeeuwen gezien, en
in hun ogen heb ik een blije glans gezien
en in hun harten een gebed vermoed, dat
God Kampen nog vele jaren met z'n
professoren en studenten stelle tot een
zegen voor ons volk, en ze beware bij de
oude beproefde waarheid. PI. V.
SCHARENDIJKE.
Lieve broeders en zusters,
Wie een week voor Pinksteren nog
even een kijkje kwam nemen in ons kerk
gebouw, liep hoofdschuddend weer naar
huis. Als dat nog allemaal in orde moest
komen, dan moest er wel wat bijzonders
gebeuren.
Nu, het is in orde gekomen. Dat hebt
U met Pinksteren gezien. En we hebben
voor het eerst weer in ons eigen kerk
gebouw gezeten.
Na maanden zwerven, na maanden
kerken in de school en in de noodkerk,
had je het gevoel, dat je eindelijk weer
thuis kwam.
Het was voor ons allemaal, die dit mee
maakten, een dubbele feestdag.
Niet, dat alles nu maar vanzelf goed
komt. Dat weten we allemaal wel beter.
Wat hebben we aan een mooie kerk, die
helemaal gerestaureerd is, als er bij de
mensen die in de kerk zitten ook niet zo
iets als „restauratie" plaats heeft. Daar
van heeft het Pinksterfeest ons wel ge
sproken. Met nieuwe banken en nieuwe
muren komen wc er niet. We hebben
nieuwe mensen nodig. Een gemeente, die
door de Geest vol van Jezus Christus is.
Dat wil ik U in de Kerkbode ook nog
een keer op het hart binden. Heel onze
mooie kerk is waardeloos, als God daarin
niet wil wonen. En waar woont God
Bij de verbrijzelde en nederige van geest.
Laten we dat samen onthouden. Dat komt
niet automatisch in orde. Dat komt alleen
goed, als wij als gemeente dagelijks vech
ten tegen onze eigen ongebroken geest,
en al die proppen en stoppen die de
stroom van de Heilige Geest tegenhouden,
wegdoen.
God woont bij een kerk, die zich door
het evangelie dagelijks laat bekeren. En
nergens anders.
Intussen mag ik ook nog wel iets zeg
gen over die laatste week voor Pinkste
ren. Toen is er werkelijk hard gewerkt.
Tot laat in de avond brandde het licht
in de kerk, en klonk het geklop van ha
mers of het sissen van de lasapparaten.
In recordtijd hebben de monteurs van de
fa. Tamse de centrale verwarming er in
gelegd. En hoe! Niets geen dradenwinkel
van buizen meer, zoals voorheen, maar
alles keurig weggewerkt onder de gang
paden.
En dan de bankenDinsdagmorgen
kwam aannemer Fraanje uit Lewedorp
en Vrijdagavond stonden ze er in. Met
de lambrizering, met de preekstoel, met
het achterschot! Nee, als alles zo vlot ge
daan werd als deze lieden het deden, dan
werd er op Schouwen lang zoveel niet
gemopperd.
Ik heb al heel wat verrukte stemmen
gehoord, die het een prachtig geheel von
den. Br.Ringelberg heeft wel eer van
zijn ontwerp. En nu is alles nog niet eens
af. De gordijnen moeten nog komen. Een
klankbord moet nog boven de preekstoel
aangebracht worden. De psalmborden
hangen nog niet enz enz. Het zal elke
week nog een beetje mooier worden.
•En klonk het zingen niet goed Er wa
ren een paar vreemdelingen in de kerk,
die ik later sprak, en die tegen me zei
den wat zongen die mensen tochNu,
dat is geen geheim. Die mensen van Scha
rendijke kunnen zingen, als ze maar wil
len. Hoe zouden we anders God moeten
loven, als we dat niet zingende mochten
doen
Dan nog een paar mededelingen.
In de vacature van 1 ouderling heeft
de kerkeraad als dubbeltal gesteld de
broeders J. den Boer van de Noordkant
en P. G. Boot van Noordwelle. In de
vacature van 1 diaken de broeders A.
Kloet Lzn en M. P. van der Weele, bei
den te Scharendijke. De verkiezing zal,
behoudens wettige bezwaren tegen deze
dubbeltallen, plaats hebbn D.V. Zondag
20 Juni na de morgendienst.
A.s. Zondag hopen we voorbereiding
voor het vieren van het H. Avondmaal
te houden. De Zondag daarop viering van
het Avondmaal.
De gemeenteavond, die we in Scharen
dijke zouden houden, is gesteld op 16-
Juni a.s. We zijn bezig om een bus te
laten rijden vanaf Westen-Schouwen-
Haamstede - Schouwse Boer - Renesse -
Ellemeet - Scharendijke en terug. U hoort
er wel van of dit definitief doorgaat.
Maar stel de kerkeraad niet teleur, nu
U zo'n prachtkans krijgt om er gemak
kelijk te komen. Kom maar met heel uw
gezin, ook de jongeren. Plet gaat er om,
dat we van elkaar als broeders en zusters
genieten.
Tenslotte nog enkele giften. Van een
vreemdeling, die overigens niet helemaal
een vreemdeling in Jeruzalem bleek te
zijn, ontving ik 10,in mijn vestzakje.
Zomaar, zonder naam en toenaam. Voor
waar, „pennies from heaven", hetgeen
vertaald luidtgeld dat uit de hemel komt
vallen.
Van een jonge broeder 10,Eigen
lijk ook een niet-gemeentelid. Mooi zo
Ook de collecte voor de kerk, die Zon
dag op het Pinksterfeest gehouden is, was
mooi. Ik zag er met een scheel oogje
zomaar een briefje van 100,in liggen,
en een menigte „vijfentwintigjes".
Overigens komt het met de finantiën
over het jaar 1953 in orde. We hebben
de commissie voor immateriële schade op
bezoek gehad, dat wil dus zeggen: de
commissie van het Rampenfonds dat toe
ziet of wij wel verder kunnen met alle
gewone dingen. Deze commissie heeft liet:
over 1953 keurig voor ons in orde ge
maakt.
De brief is weer lang genoeg.
Hartelijk gegroet van Uw
H. M. Kuitert.
Beroepen te Adelaide (Australië)
(Ref. Church), W. den Brave te Dord
recht te Balk, Giessen-Oudekerk-Gies-
sen-Nieuwkerk, Hoek (Z.), Krimpen a.d.
Lek-Krimpen a.d. IJssel, Nederhorst den
Berg, Nieuwerkerk a.d. IJssel en te St.
Poncras, C. L. Timmers, cand. te Heem
stede te Bierum, J. van Dalen te Den
Andel (Gr.) te Brouwershaven (mede
als geestelijk verzorger der arbeiders-