Op de
eerste dag der week
De algemene
Openbaring
Uit dc getroffen Kerken
der liefde, dat is met het zoekend geloof,
doorlopen, wéét de hemel wie wij zoeken
en doet ons vinden en verlost ons beter
dan „ouderlingen" de krijgsknechten van
vrees hebben bevrijd, en schenkt ons bo
vendien positieve blijdschap.
Niet de ongelovige, geleerde of onge
leerde napraters, zijn de werkelijkheids
mensen.
Zij zijn vluchtende wachters, die zich
zelf wijsmaken dat zij van zonde en dood
en van de verrezen Jezus af zijn. Alleen
het geloof is nuchter en laat zich niets
voorpraten. Het stelt zich niet tevreden
met schijn-verlossing en schijn-blijdschap.
Het erkent de afschuwelijkheid dezer el
lendige, in zich zelf onverlosbare wereld
en in die gruwelijke wereld gruwt het het
meest van eigen hart, dat voor elk ge
lovige het méést werkelijk, het meest tast
baar is, de meest nabije werkelijkheid. En
van dié werkelijkheid verlost, bevrijdt de
groter werkelijkheidGod, die zijn Zoon
liet sterven aan het kruis, maar na het
kruis sprak, schiep de werkelijkheid der
opstanding in Christus Jezus, die gevon
den wordt door elk, die hem zoekt, blijft
zoeken, totdat hij, zij heeft gevonden.
D. J. C.
Wij kennen allen dat vrolijk bericht
van die eerste dag der week, toen de vrou
wen en de discipelen van de ene verba
zing in de andere tuimelden, die dag „toen
het begon te lichten", en de grafsteen
weggewenteld bleek, en de levende niet
meer bij de doden te zoeken was, en in
't wit geklede engelen in plaats van ge
storvenen de grafbewoners waren.
Dat is Pasen, die eerste dag der week.
Daar gaan wij nu weer naar toe.
Als u dit leest is die „eerste dag der
week" weer aangebroken, of die staat
morgen of overmorgen op u te wachten.
Na de weemoed en de beklemming van
de zeven lijdensweken treden wij deze
Paasdag binnen als iemand die na een
lange ziekte voor 't eerst even naar buiten
mag.
Deze eerste dag der week is niet alleen
Pasen, maar ook Zondag, onze „Sabbat"
zo gezegd.
Voor de Kerk is het niet éénmaal per
jaar Pasen, maar elke Zondag. Wij heb
ben niet enkele hoogtijdagen, maar wel
geteld minstens 52 hoogtijdagen per jaar.
De kerk is niet een stoet van geketende
ballingen, maar een feestvierende menigte
die het voorrecht heeft 52 maal Pasen
per jaar te vieren.
De wet van de Sinai schreef voor op
de zevende dag de sabbat te vieren, maar
de kerk van het N. Testament doet dat
op „de eerste dag der week". De „Sabbat"
der schaduwen is de „dag des Heren" ge
worden, d.w.z.de dag van des Heren
overwinning, de grote dag van Jezus
Christus, de dag van Zijn verrijzenis.
Wij vinden in het N. Testament geen
enkel positief voorschrift voor deze om
wisseling van de zevende dag in de eerste
dag der week.
Nooit heeft de Heiland of een der
apostelen met zóveel woorden gezegdgij
zult van nu af de sabbat niet op de ze
vende dag, maar op de eerste dag der
week houden.
Vanzelfsprekende dingen behoeven ook
niet nadrukkelijk te worden opgelegd.
De kerk heeft bij gelovige intuïtie ver
staan, dat het zó moest, en dat het niet
anders kon.
Zoals de doop in de plaats der besnij
denis gekomen is, en het Avondmaal in
de plaats van het Pascha, zo is de „dag
des Heren" als vanzelf op de eerste dag
der week gekomen.
De zevende dag behoort bij de scha
duwen.
Israël zag uit naar de Verlosser, die
de „rust" zou brengen.
Daarom staat die dag der „rust" nog
aan het einde van de rij der dagen.
De kerk van het N. Testament leeft uit
de vervulling. De rust is aangebracht, en
daar gaan wij van uit. Wij werken niet
naar de rust toe, maar wij werken van
de rust uit. Het evangelie van de eerste
dag der week geeft ons weer de kracht
om aan het werk te gaan, voornamelijk
om het werk des geloofs te doen en cle
strijd des geloofs te strijden.
Een teruggrijpen naar de „zevende
dag" zou een terugval naar de schaduw
betekenen, en een verloochening van het
volbrachte werk des Heren.
Het is nodig in onze tijd er weer met
enige nadruk aan te herinneren, dat het
elke Zondag de dag des Heren is, de dag
der overwinning, duselke Zondag Pasen.
Wij hebben er natuurlijk niets op te
gen, dat de „erkende christelijke feestdag,
de Paasdag, dit jaar vallend op 18 April,
met bijzondere luister gevierd wordt. Wij
behoeven daar niet toe op te wekken, want
wij doen dit al, en de kerken zijn op zo'n
dag altijd wat voller dan anders.
Vooral in Zeeland zijn deze „hoogtij
dagen" in ere.
Zoals gezegd, we hebben daar op zich
zelf niets op tegen, hoewel we er aan
herinneren, dat de bestemming van één
Zondag tot christelijke feestdag (laten we
ons nu maar bij Pasen houden) een men
selijke instelling is, en op geen enkel god
delijk gebod berust.
Met deze opmerking voelt u onze be
zwaren aankomen.
Want waar wij wél heel erg op tegen
hebben is dat de wekelijks terugkerende
„eerste dag der week" (welker viering
wél rust op een Goddelijk gebod) het met
vele lengten moet afleggen tegen de
„erkende christelijke feestdag", Pasen ge
naamd.
De luister van de wekelijkse feestdag
haalt niet bij de luister van de jaarlijkse
feestdag. De „dag des Heren" is minder
in tel dan de dag „des mensen".
Die „dag des Heren" is maar een „ge
wone" Zondag. Vaak een vervelende dag,
waar we eigenlijk niet goed raad mee we
ten.
U moet goed begrijpen, waar ik heen
wil.
Ik wil het Paasfeest niet van z'n luister
beroven, maar ik wil aan de „gewone"
Zondag, die schone eerste dag der week,
wat meer luister bijzetten.
Ik wilde, dat u een streep haalde door
dat „gewone", van die „gewone Zondag"
die wekelijks terugkeert, en dat u die dag
gingt houden als een buitengewone dag
de dag des Heren! Want anders lopen
wij gevaar dagen en maanden te onder
houden, maar het zwaarste der wet na
(i)
Wanneer wij Artikel 2 van de Neder
landse Geloofsbelijdenis opslaan, lezen
we, dat wij God kennen door twee mid
delen.
„Ten eerste door de schepping, onder
houding en regering der gehele wereld
Ten tweede door Zijn heilig en goddelijk
Woordr
Op deze twee manieren openbaart God
Zich aan ons.
Zo leren wij Hem kennen.
Als wij nu maar niet wijzer willen zijn
dan God en hier een keuze maken. Dan
brengen wij in de openbaring van God
een lelijke verminking aan. Zéér tot scha
de voor de kennis, die wij ons omtrent
God kunnen verwerven. Wij moeten n.l.
in onze Godskennis niet zo beperkt moge
lijk blijven, maar wij moeten alle moge
lijkheden ten volle benutten. En welin
hun onderlinge samenhang. Daarom ma
ken wij hier géén keus, maar, als het
goed is, buiten wij beide mogelijkheden
uit.
Het is in geen enkel opzicht „vroom"
te noemen, wanneer wij ons op de Schrif
ten zouden terugtrekken, alsof alleen
daarin God Zijn stem laat horen. De stem
des Heren is óók „op de wateren, de God
der ere dondert". De hele natuur verkon
digt zijn heerlijkheid (Ps. 29). De schep
ping, onderhouding en regering der ge
hele wereldwat een interessant
„boek" is dat, zegt onze belijdenis: „een
schoon boek, in hetwelk alle schepselen,
grote en kleine, als letteren zijn, die ons
de onzienlijke dingen Gods geven te aan
schouwen
Beklagenswaardige „christen", die het
„boek" van de schepping ongelezen laat.
Op die wijze verstaat hij de diepe zin
van zijn „geliefde bijbel" niet. Want die
bijbel kan nooit bedoelen hem tot een
wereldvreemd schepsel te maken. Die
bijbel wil juist belangstelling wekken om
dat „boek" van de schepping, onderhou
ding en regering van de gehele wereld
te gaan „lezen".
Nergens zegt God in de Schrift, dat de
werken Zijner handen Hem onverschillig
zijn geworden. Integendeel, overal getuigt
zij dat Gods Naam „heerlijk" is „op de
ganse aarde". Wie dat niet wenst te zien,
moet zijn bijbel maar dicht laten, want
daarvoor worden juist in de bijbel zijn
ogen geopend.
De bijbel laat zich niet lezen zonder
de achtergrond van de algemene openba
ring Gods, die, juist door het lezen van
de bijbel, voor ons weer op de voorgrond
komen moet. Neen, wij mogen deze ken-
bron, Gods algemene openbaring, niet
veronachtzamen. Wie zichzelf blinddoekt
voor Gods openbaring in schepping, voor
die wordt de bijbel een „gesloten" boek,
zelfs al zou hij haar stuk lezen. Want de
te laten, de liefde, ook de liefde tot de
dag van God. Zijn eerste dag der week
Het is voor een mens van groot belang,
een gezond hart te hebben.
Iemand die aan hartzwakte lijdt, is niet
te benijden.
De Zondag is het hart der week.
De kerk kan alleen maar een goede
geestelijke gezondheid genieten, als zij
dat „hart der week", de „eerste dag dei-
week" gaaf en gezond houdt. Want uit
dit gezonde hart van de eerste dag der
week moeten wij de rest van onze dagen
leven.
Er worden tegenwoordig heel wat aan
slagen gepleegd op de dag des Heren. Er
wordt van alle kanten aan geknabbeld.
Wij zien deze dag niet meer als de „dag
des Heren", maar al meer als de dag van
onszelf. Wij gaan onszelf afvragen, waar
om we op die dag persé naar de kerk
moeten, en dan liefst tweemaalOver een
jaar of twintig zullen onze kinderen en
kleinkinderen elkaar als curiositeit ver
tellen, dat er „vroeger" in de kerk twee
maal dienst op een Zondag werd gehou
den Op deze manier is de kerk aardig
op weg hartpatiënt te worden. Zij wordt
kortademig. Zij lijdt aan aftakeling.
Nee, wij willen ook hierin natuurlijk
niet terug naar de schaduwen, waar de
vragen van vuur aansteken en houtsprok-
kelen op de sabbat levensvragen waren.
Wij willen en mogen u niet terugvoeren
naar het gebod op gebod en regel op re
gel. Wij leggen u geen vragen voor, wat
mag of niet mag op Zondag, evenmin als
uw Catechismus dat doet.
Wij zeggen alleen maarKerk des He
ren, pas op uw hart! H. V.
bijbel werpt de vensters naar het volle
leven voor ons open.
Aan de andere kant: armzalige „hei
den", die wèl het „boek" van de natuur,
maar niet het boek der „schriftuur" wenst
te lezen. Met alle waardering voor de
goede trouw van zijn „natuurlijke religio
siteit" maar dit is géén religie, wan
neer de openbaring Gods wordt afge
damd. De werken Gods worden in hun
zin en betekenis niet verstaan zonder het
Woord Gods te horen. De werken Gods
en de woorden Gods verklaren elkaar en
hebben elkanders verklaring nodig, zullen
zij ons de ware Godskennis bijbrengen.
Zeker is de Naam van God heerlijk op
de ganse aarde, zeker is Gods stem óp
de wateren, zeker staat Gods glorie in de
sterren geschreven, maar het is het Woord
Gods, waardoor dit alles wordt geïnter
preteerd en ons duidelijk gemaakt, zó, dat
wij daardoor tot kennis van God kunnen
komen.
Trouwens ook vóór de zondeval gingen
de openbaring Gods in Zijn werken en de
openbaring Gods in Zijn woorden hand
in hand. Zij vulden elkaar aan en ver
klaarden elkander. Ook Adam in zijn
zondeloze toestand mócht tot geen prijs
het oor sluiten voor het woord, dat God
tot hem sprak; evenmin als hij het zich
kon permitteren voor de wérken Gods on
verschillig te zijn.
Wie naar God niet „horen" wil, mist
de „toelichting" die God op zijn werken
geeft. Zonder die „toelichting" heeft het
geen zin zich aan Gods „werken" te ver
gapen.
Dan klimmen we uit Gods werken
hoogstens op tot de erkentenis van een
„onbekende God". Maar deze onbekende
God wordt „bekend" wanneer Gods
„werken" gezet worden in het licht van
Gods „woorden".
Dat is het wat wij dus in de allereerste
plaats moeten leren, dat wij de openba
ring Gods niet mogen verminken. Wie
haar hal vér en wil en zich óf zich tot het
boek van de schepping óf tot het boek
van de Schrift beperken wil, snijdt zich
de weg af om tot ware Godskennis te
komen. Deze twee middelen, waardoor
wij God kennen, worden ons niet ter keu
ze aangeboden. Zij laten zich niet als af
zonderlijke kenbronnen verzelfstandigen.
Slechts in hun innerlijke samenhang moe
ten deze beide „boeken" gelezen worden.
Dan kan het resultaat daarvan zijn een
Gods-kennis die tegelijk diep en breed is.
Zodat wij leren bidden om de heiliging
van Gods Naam in heel het mensenleven,
in de zin, waarin de Catechismus ons die
bede leert verstaan: Geef ons eerstelijk,
dat wij U recht kennen en U in al Uw
werken, in welke Uw almachtigheid, wijs
heid, goedheid, gerechtigheid, barmhar
tigheid en waarheid klaarlijk schijnt, hei
ligen, roemen en prijzen. Alleen wie tot
deze diepe en tegelijk brede Godskennis
komt, zal zich geroepen weten al zijn ge
dachten, woorden en werken zó te schik
ken en te richten, dat Gods Naam om
zijnentwil niet gelasterd, maar geëerd en
geprezen wordt. A. V.
SCHARENDIJKE
Lieve broeders en zusters,
De gemeente-avond van 5 April j.l.
was er weer een die klonk als een klok!
Veel gemeenteleden „vergaard uit alle
streken", en veel gezelligheid. En dan het
speciale doel waarvoor we bij elkaar ge
komen waren: het gezamenlijk afscheid
nemen van br. Bij de Vaate en br. van
der Wekken met hun gezinnen, die bin
nenkort naar de N.O.P. vertrekken.
Ik denk, dat alle aanwezige broeders
en zusters wel even gevoeld hebben, dat
af scheid-nemen pijn doet. Tenminste, als
het gaat om mensen van wie je houdt.
En dat is op die avond wel duidelijk ge
worden, dat Scharendijke veel van deze
mensen heeft gehouden, en ze maar am
per kwijt wil. Ik hoop niet, dat die broe
ders er trots op worden, dat ik dit rond
uit neerschrijf. Maar we hebben echt het
idee, dat ze daar in de N.O.P. maar goed
af zijn met zulke immigranten. Overigens
mogen we ook niet klagen. Lange tijd
hebben beide broeders in de kerkeraad
gezeten, en op die manier de gemeente
gediend. En ze hebben in verenigingen
gezeten, aan vergaderingen deelgenomen,
in commissies gewerkt. Ik zal alles maar
niet opnoemen. Wij waren trouwens niet
de enigen die er zo over dachten. Het
was bijzonder aardig, dat ook de burge
meester van Duivendijke namens de bur
gerij nog enkele woorden sprak, en die
woorden vergezeld liet gaan van een klein
geschenk. Ook hét hoofd van de Chr.
school verzekerde nog eens, hoeveel de
school aan deze beide gezinnen zou mis
sen.
Gunnen we hun deze grote stap dan
niet? Och ja, natuurlijk wel. Het is eigen
lijk zoals br. Bij de Vaate zei in zijn af
scheidswoorden die hij namens beide fa
milies sprak: wij verlaten niet op eigen
houtje onze geboortegrond, maar wij zien
in de loop van deze gebeurtenissen ook
weer Gods leiding in ons leven. En wij
hebben deze grote stap niet anders dan
biddend gedaan. Met die woorden heeft
br. Bij de Vaate het goed uitgedrukt. En
dan zal er ook niemand wezen die ze hier
tegenhoudt.
Maar missen, dat doen we ze welEn
dat mogen ze ons niet kwalijk nemen.
We hebben op die avond nog Psalm
1214 aan hen allen toegezongen. En na
zijn afscheidswoord heeft br. Bij de Vaa
te nog Gez. 300 laten zingen.
Laat ik er nog één ding aan toevoegen.
Die mooie groet, die we meestal gedach-
tenloos gebruiken: A Dieu! Dat bete
kent: aan God toevertrouwd!
Laat dat het afscheidswoord voor el
kaar wezen.
Op die gemeente-avond is overigens
nog over iets anders gesproken. Verschil
lende broeders opperden het plan, om de
luidklok in de kerktoren weer in zijn oor
spronkelijke vorm terug te brengen. Voor
de oorlog schijnt dat n.l. een fikse klok
geweest te zijn, en niet zo'n scheepsbel-
letje als er vandaag in hangt. We hebben
er als kerkeraad onmiddellijk werk van
gemaakt, en de offerte's zijn al binnen.
We moeten echter eerst eens kijken wat
er van de oude klokkestoel is overgeble
ven. Het mag allemaal niet te duur wor
den. U moet dus nog maar even geduld
hebben. Straks volgt wel meer nieuws
hierover.
Verder kan ik U nog mooiere dingen
vertellen. Door de kerkeraad zijn onder
zocht en toegelaten tot het H. Avondmaal
van onze Here Jezus Christus: Marina
Cornelia Kloet, Auk je Krol en Cornelis
de Munnik.
Door de omstandigheden, waarin onze
gemeente verkeert, is het maar een klein
clubje. Maar we zijn er toch niet minder
blij mee. En de feestdag wordt er niet
minder om. Die feestdag is bepaald op
Zondag 25 April D.V. in de noodkerk
van Scharendijke. Dan zullen Ina Kloet
en Kees de Munnik hun Heiland belijden
„voor God en Zijn heilige gemeente".
Aukje Krol zal dat dezelfde Zondag doen
in Rinsumageest, haar geboorteplaats.
Oorspronkelijk zou ook Magda van der
Sluys bij ons belijdenis afleggen. Maar
dat plan is veranderd, en nu heeft zij het
in Haamstede gedaan op Zondag 4 April.
We konden er wel niet allemaal bij zijn,
maar we hebben toch ook met haar mee
geleefd. De God van alle genade moge
ook haar bevestigen en versterke en fun-
dere ook haar.
In de laatste brief vertelde ik U over
enkele leden van onze gemeente, die in
het ziekenhuis zijn opgenomen. Daar is
helaas weer iemand bij gekomen. Br. L.
van der Bijl is opgenomen in het zieken
huis te Alblasserdam. Laat ik er nog bij
mogen zeggen wat ik vorige keer al zei:
maak uw gebeden niet waardeloos door
altijd alleen voor uzelf te bidden en niet
voor een ander.
Over de eerste Paasdag ook nog een