J£umor De tovenaar en zijn dochter AdreswijzigingenJ Jeugdrubriek Weekflad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 37 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacte/enDs D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. 'Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drul/ers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 12 MAART 1954 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cant per mm. Het is al weer heel wat jaren geleden, dat er een boek verscheen, waarin c/e op merking werd geplaatst, dat eigenlijk nooit iemand tot een kansel mocht wor den toegelaten, die geen zin voor humor had. De bedoeling was natuurlijk, dat iemand in de geestelijke bediening be hoorlijk moest kunnen onderscheiden tus sen ernst en luim. Dat hij niet alles voor minstens 100 kilo zwaargewicht moet op vatten, en dat hij in de methode van be handeling der zaken er niet telkens nog een gewichtig accent bovenop moet doen. God heeft ons als „mensen" geschapen, en het leven moet zó zijn, dat het mense lijke daarin niet te kort komt. Al behoe ven we nu niet uit te gaan van het rijmp je: als je lacht, dan ben je rijk. toch is het opmerkelijk, dat de ontspanning van de al te strak gespannen gelaatstrek ken zo'n gelukkige invloed kan uitoefe nen. Waarom blijft, om nu geen ander te noemen, de naam van wijlen Ds W. H. Gispen Sr. nog altijd leven in kerkelijke kringen? Omdat hij van God bij uitstek de gave ontvangen had, om met rijke hu mor het leven te kruiden. Een kerkeraadsvergadering, waar de praeses immer degelijk in de plooi blijft, en alles behandeld met een ernst, die voor de engelen misschien nog te zwaar zou zijn, is toch min of meer een beproeving. Zulke broeders worden allemaal een beet je kreupel aan de zware kant. Hetzelfde geldt voor alle kerkelijke samenkomsten. Misschien zouden er bij ogenblikken „brokken" voorkomen worden, wanheer iemand er in kon slagen, een lachsalvo op te roepen. We worden ineens milder, en.... de dingen hebben niet meer die verschrikkelijke afmetingen voor ons als toen we er zo donker tegen aankeken. Uit de bezettingstijd herinneren wij ons allen, als een akelige bijzonderheid, dat de bezetter geen zin voor humor bleek te hebben. Hij kon alleen maar woedend worden om alles. Dit is een gevaar, waardoor de samen leving steeds wordt bedreigd. Een ge moed, dat voortdurend gespannen is, wordt steevast overspannen. Wijlen Prof. Geesink kon het zo smakelijk hebben over de „problemensjouwers". Mensen, ook jonge mensen soms, die zo diep gebukt gingen onder de vragen, dat ze krom lie pen voor hun tijd. 't Gebeurt zelfs, dat er een enkele „jongere" is, die zelfs voor ouderling al te oud moet heten. Dat zijn de tragische gevallen van het leven. 'k Heb eens een bruiloft meegemaakt, waar verschillende gasten-niet-theologen achter elkaar het woord voerden. Elk deed bijzonder zijn best, om alle gasten te doen drijven in een brakke tranenplas. Alsof een bruiloft, waar stevig „gehuild" wordt, een degelijke samenkomst is. Totdat de pastor-loei opstond, die het zó van eieren maakte, dat de tranen van ontroering wer den afgewisseld door vreugde-tranen. Deze man was daar zeker de gewenste apostel. De Bijbel zegt nog altijdhoe goed is een woord op. zijn tijd Temidden van de kerkelijke beroerin gen viel dat ook telkens te constateren. De humor, dat gezonde levens-elixer, ont brak. Men ging zo „zwaar" van verbond en doop, dat men elkaar verleerde, om van blijdschap te springen over de rijk dom van beide. Bij sommige polemiekenstuit ge op hetzelfde verschijnsel. Ik denk aan wat er onlangs werd gesproken, in de hoogste regionen van ons land, over de Friese be weging. Een hoogleraar, wie de humor aangeboren is, had hierover heel aardige, en tegelijk diep-ernstige dingen gezegd. Maar, een andere senator moest daarop direct de waarschuwing lancerenmaak geen grapjes met onze taal. Waarom lach te de laatste niet mede om de verkwik kende taal van de eerste, die daarbij ze ker niet van onkunde sprak? Op die ma nier wordt alles even zwaar, en dan ligt in de regel de oplossing der vraagstukken héél ver weg. Het is misschien een bedenkelijk ding, wanneer we zo druk roepen om „ontspan ning". Georganiseerde ontspanning. Dit kon er wel eens op wijzen, dat we „de dingen van de dag" een beetje al te ge spannen opvatten en behandelen. Humor is de van God gegeven methode, om het „overdrevene" te kunnen afreageren, en de zaken te overgieten met een aantrek kelijke glans. Humor verlost van een be paalde „bazigheid", en brengt de harten dichter bij elkaar. U kunt weer over iets praten, zonder meteen akelig te worden. Het leven wordt weer mooier,en niet langer zo akelig grauw. Een man als Luther heeft door zijn humor heel wat „ontlading" gebracht, en.ook Calvijn heeft tot het lachen niet gezegd: gij zijt uitzinnig. De geestigheid ontbreekt in zijn geschriften niet, al was ze anders dan bij Luther. Ook in zijn preken was Calvijn daar niet helemaal vreemd aan. Deze edele vrucht, vaak uitgekreten voor oppervlakkigheid of lichtzinnigheid, .heeft de betekenis van bederfwerend zout. Het maakt de levensspijs smakelijk en be vordert de spijsvertering. Men kan er helaas geen cursus in vol gen, gelijk voor een middenstandsdiplo ma. Maar, er valt soms meer mee te be reiken dan met een academische graad. We mogen er gerust om bidden, dat deze gave van de humor ruimschoots in Christus' Kerk voorhanden zal zijn. Het komt aan de bevordering van het Konin krijk Gods ten goede. Het leert ons, als blijde kinderen zich met elkander verma ken. Het leven glanst er door, zodat het aantrekkelijk wordt. Is er groter weldaad, die wij elkaar kunnen bewijzen, dan dat wij de zonneschijn bij elkaar willen bin nen laten? C. St. Dit is het verhaal van de tovenaar en zijn dochter. Het merkwaardige er van is, dat het feitelijk noch om die tovenaar, noch om die dochter gaat, maar om een onbekende derde. Dit brengt er juist de spanning in. Het is lang geleden, dat ik die geschie denis van de tovenaar en zijn dochter ge lezen heb, en daarom durf ik er heus geen eed op te doen, of alles zich letterlijk zó heeft toegedragen, als het hier door mij wordt oververteld. Zelfs ben ik er niet zeker van, of het hele verhaal wel historisch betrouwbaar is'. Het zou dus heel goed kunnen zijn, dat het in werkelijkheid nooit gebeurd is. Maar het is niet om het verhaal, maar om de strekking te doen, en daarom geef ik het hier door. In elk geval had het gebeurd kunnen zijn. Een en ander speelt zich af in de tijd dat het christendom voor het eerst in Europa komt. In die steden waarin het Evangelie in gang vond, moest natuurlijk een radicale breuk met het heidendom komen. Gemak kelijk is dat nooit, en daarom was het niet te verwonderen, dat er aanvankelijk hele resten heidendom bleven zitten. Ook was het gevaar van terugval tot het heidendom niet denkbeeldig. In Corinthe, waar ook een kerk geves tigd was, leefde een heidense priester, die de faam had, dat hij ook wonderen kon doen. Het een ging toen dikwijls met het andere gepaard. Denkt u maar aan Ely- mas, Simon de tovenaar en anderen. Deze priester stond dus ook als tove naar bekend. Hij had één dochter, een beeldschone jonge vrouw, en een veelbegeerde bruid. Nu wilde het geval, dat er in Corinthe ook een jonge man woonde. Dit is dan die derde, waarvan boven sprake was. Toen daar in Corinthe het Evangelie gebracht werd, kwam hij zodanig onder de bekoring der prediking, dat hij zich aansloot bij de christelijke kerk ter plaat se. Maar reeds vóórdat het Evangelie in Corinthe bekend werd, had hij kennis ge kregen aan deze heidense jonge vrouw. Ook nadat hij tot het „christendom" overgegaan was, wilde hij graag met haar trouwen. Dus vroeg hij haar vader de toestem ming tot een huwelijk. Deze antwoordde: ik ben een heidens priester, en ben niet gewend, belangrijke beslissingen te nemen, zonder eerst mijn goden te hebben geraadpleegd. Kom dus morgen terug, en ik zal u van bescheid dienen. In die nacht vroeg de priester het ora kel zijner goden. En de volgende dag keerde de jonge man terug, vol spanning, hoe het ant woord zou luiden. De vader antwoorddemijn god heeft mij het volgende gezegd: gij zult deze man niet tot schoonzoon nemen, want hij is een christen. En ik kan niet dulden, dat een christen familie wordt van een mijner dienaren". Toen ging de jongeman diep bedroefd heen. Na een halfjaar ongeveer keerde hij echter terug. Hij zei: ten tweeden male vraag ik u de hand van uw dochter. Ik heb lang over uw antwoord nagedacht. En ik ben nu tot een conclusie gekomen. „Welke is die conclusie?" vroeg de priester. „Zij in deze", zei de jonge man, „dat ik uw dochter liever heb dan mijn geloof. Ik heb daarom het christendom afgezwo ren. Ik keer tot mijn oude godsdienst te rug." „Jonge man", antwoordde de priester, „ook nu kan ik geen beslissing nemen, zonder eerst de godheid te hebben geraad pleegd. Keer dus morgen terug. Dan zal ik u van bescheid dienen." In die nacht ging de priester weer het aangezicht van zijn god zoeken. Deze zeide tot hem: „Gij zult ook nu deze man niet tot schoonzoon nemen. Want de zaak staat nog even gevaarlijk". „Hoe dan", vroeg de priester, „hij heeft zijn geloof toch afgezworen? Welk gevaar kan er dan nu nog zijn?" Toen antwoordde de godheid: „De God der christenen is een zeer vreemde God". Deze jongeman heeft zijn God wel losgelaten, maar zijn God heeft Item niet losgelaten!" Ik heb u reeds gezegd, dat het mij niet ging om het verhaal, maar om de strek king. Daar zullen nu niet veel woorden meer over behoeven te vallen. Het is in de eerste plaats wel heel be schamend, dat een heiden geen enkele be slissing neemt zonder eerst de goedkeu ring van zijn goden te vragen. En dat vele christenen maar plannen maken, besluiten nemen, buitelen van het ene avontuur in het andere, zonder ook maar de moeite te hebben genomen om te informeren, of het wel „in Gods gunst was". „Ken de Here in al uwe wegen", schijnt een zeer verouderde stelling. Veel jongelui die willen trouwen, en daarbij, zoals te doen gebruikelijk is, ook „mee overgaan", kijken of ze 't in Keulen horen donderen, als u informeert of zij over hun beslissing de goedkeuring des Heren hebben gevraagd Is dat ook nog nodig? Ze hebben toch de goedkeuring van hun ouders Dat is dus dat. De tweede les uit dit verhaal is van geheel andere aard, maar niet minder be schamend dan de eerste. Ze is deze dat God, de God van het Verbond, ons niet zo gauw loslaat als wij Hem loslaten. if»" ff Wil men er aan denken bij f| H opgave van adreswijzigingen eerst If II het oude adres en de naam te j§[ vermelden zoals deze op het s adresstrookje voorkomen en dan Jf Jf het nieuwe adres te vermelden. H H Mochten er nog adresseringen M zijn, die niet juist zijn, wil ons |j| dan op de bovengenoemde wijze M hiervan in kennis stellen. f|[ H De Administratie. Jf l'^'IIIIIUIIIIIlll'lllllllllllllll'lHl||||||llll''llll||lll!lllll'llll||||lilllll'H||||||||||l!l^'l Daarvoor neemt God het met het „Ver bond" te secuur. God weet, dat „Verbond" betekent wat iemand bindt. Daarom weet God Zich altijd gebonden. Hij staat niet vrij meer tegenover de bondeling. Er moet heel wat gebeuren, voordat God het opgeeft. Wee de mens, die 't daarop laat aan komen. H. V. VERTROUWEN EN WANTROUWEN. De aanspraak „Mijn zoonver tolkt dus de stem van de Vader. De Va der, Die het maar weer eens probeert of zoon en dochter nog eens willen luisteren. De „vreze des HEREN" of de „eer bied voor de HERE" moest toen het eer ste zijn, want we gaan luisteren naar de wet van God en dan is het belangrijk, dat we niet voorbijgaan aan die bekende inleidende woorden„Ik ben de Fiere uw „God, Die u uit Egypte, uit het dienst huis, uitgeleid heb". We hebben altijd een inleiding nodig. De HERE stelt zich aan ons voor, voordat de bekende tien woorden weer klinken. Dat is belangrijk, want meestal begin nen we eerst zelf ons een voorstelling te maken van God, voordat we naar Hem luisteren, en dat is niet eerlijk. Laten we het ons nu zo voorstellen, dat de HERE je ontmoet, zich aan je voor stelt en nu het gebaar maakt„ga maar zitten, we gaan eens even praten. Intussen zit je er over na te denken, wat er eigenlijk met die vreze of die eer bied bedoeld wordt. Daar zit een geschiedenis achter. Dat is de gebeurtenis, die op de Israë lieten een geweldige indruk gemaakt heeft, al lang voordat je geboren bent: dat ze eens ontzettend in de knoei zaten, in een dodelijke verdrukking door een vreemde tyran en dat Diezelfde HERE, Die nu bij je zit hen bevrijd heeft. Je kijkt de FIERE nog eens aan en je gaat verder met de geschiedenishet ging toen niet alleen om Israël, want later is gebleken, dat de HERE nog veel groter plan heeft uitgevoerd. Flet leek wel veel op dat Joodse natio nale gebeuren, maar het was veel breder en veel ingrijpender. De HERE en nu kan je zeker niet nalaten Hem weer aan te zien de HERE heeft een reddende greep gedaan naar de hele wereld. Je ziet het als het ware voor je: De HERE, Die Zijn enige Zoon naar deze wereld zendt. Die deze Zoon niet spaart, maar Hem overgeeft. „Eerbied voor de FIERE is het begin sel der wijsheid...." dit echoot nog na in je hoofd. En pal daarop klinkt het eerste woord „Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben". En de HERE knikt goedkeurend als Hijzelf dit eerste gebod hoort klinken, dit woord dat aaii kwam daveren van de berg IForeb, de eeuwen door en nu op dit mo ment weer hoorbaar werd. Dan zie je ineens dat Spreukenboek

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1