JDe jOijdenspredi
Vrijheid en
ongebondenheid
jftxelaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
NEGENDE JAARGANG No. 35
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 26 FEBRUARI 1954
Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
De tijd breekt weer aan, dat het lijden
van Christus speciaal door de prediking
onder de aandacht der gemeente komt.
Nooit genoeg kan het geloof zich be
zig houden met het middelpunt van het
verzoeningswerk, de offerande des He
ren. Paulus spreekt in Gal. 6: 14 de wens
uit, er voor bewaard te blijven om te roe
men, anders dan in het kruis van onze
Here Jezus Christus. Zelf heeft de apos
tel de verlossende kracht van het kruis
ondergaan. Zijn levenstaak, waartoe hij
sindsdien geroepen werd, is niet anders,
dan de zegen der verzoening uit te dra
gen.
Het zal nooit anders worden.
In de loop der eeuwen heeft de kerk
de schare rond het kruis vergaderd. Wel
is er in het leven van de kerk veel ver
basterd en gedeformeerd. Rome plant het
kruis zichtbaar op alle kerkgebouwen, en
stelt het Christusbeeld voor de gemeente
maar de prediking van het kruis behield
helaas niet die centrale plaats, waarop het
recht heeft. Ook wordt het mysterie dei-
éne en algenoegzame offerande, eens voor
altijd geschied, in de practijk in de scha
duw gesteld door de voortzetting van de
offerdienst der kerk, welke levenden en
reeds gestorvenen ten zegen moet zijn.
Verder is, sinds de Reformatie de le
vende prediking van de gekruisigde Chris
tus weer op de voorgrond bracht, het ge
nade-wonder der. verzoening opnieuw aan
getast door een theologie, die de kracht
van de verzoening uit het Evangelie vrij
wel uitlichtte. Nog is de invloed van deze
zienswijze niet verdwenen, en men kan
niet zeggen, dat het Evangelie der ver
zoening in Christus, het Evangelie van
de heilsfeiten, op alle kansels veilig is
Daarom moet de gemeente, die het
Woord Gods zuiver wil bewaren, bij het
aanbreken van de lijdensweken er van
doordrongen zijn, dat zij met de verkon
diging van deze boodschap der verzoe
ning een dienende en een protesterende
taak vervult. Zij dient de waarheid, die
alleen ruimte verschaft aan het hart van
de zondaaren zij getuigt tegen alle ver
donkering van het licht der waarheid,
waardoor het ontfermend ingrijpen Gods
niet op de rechte wijze tot de schare wordt
overgebracht.
Deze prediking van het lijden moet de
gemeente inzicht geven, in wat wel ge
noemd is: het Messiasgeheim. Het heilig
moetenen het liefdevol willen.
Van het heilig moeten heeft de Hei
land Zijn discipelen doordrongen, als Hij
hen gaat spreken over Zijn uitgang, die
Hij te Jeruzalem zal volbrengen. De bit
tere noodzaak van het lijden wordt van
twee kanten Hem opgedrongen.
Daar is eerst: de stem Gods, roepend
om recht. Hoe heeft de Heilige en Al
machtige het schepsel gezegend. God gaf
de mens het leven. In die rijke zin, zoals
het geen ander schepsel te beurt viel. Om
in heel zijn bestaan het beeld Gods te
vertonen. Opdat zijn leven zou zijn: een
loflied voor de Schepper, Die alles zó
heerlijk had gemaakt.
Maarhet schepsel, dat naar Gods
bedoeling: kind in Zijn huis zou zijn,
werd een tegenspreker.
De mens bleef niet in zijn koninklijke
waardigheid. Hij smeet zijn kroon ter
aarde, en boog zich voor duistere mach
ten
Waar bleef Gods eer?
Alles, wat God gemaakt had, kwam
door deze overtreding in gevaar. Dan ont
waakt Gods heiligheid, en wordt tot een
vlammend vuur. Zijn toorn ontsteekt, en
de God der wraak verschijnt, roepend:
doe Mij recht!
Enrecht wordt er slechts gedaan,
wanneer de zonde met al haar gevolgen
wordt uitgedelgd, en wanneer opnieuw de
mens staat onder het gebod Gods, om het
te volbrengen. Anders gaat Zijn toorn
niet weg, en wordt de verhouding tot God
niet gezuiverd.
Daarom moet het offer komen, dat ver
tering van de schuld betekent.
Naast deze roep om het offer, vanuit
de hemel, blijkt evenzeer de noodzaak van
de kant van de gevallen mens. Hij bééft
bij het stellen van de eis Gods. Want,
hij beschikt niet over de kracht, om het
in die vuurgloed van Gods toorn uit te
houden. Hij durft niet blikken in dat
vlammend oog, dat om recht komt vra
gen. Toch moet het kwaad ongedaan ge
maakt worden, en het werk des Heren
moet zijn loop hebben.
Daarom zoekt de zondaar een Ander,
Die zijn plaats kan innemen in het ge
richt van God. Een betaling, die vóór
hem geschiedt, waartoe hijzelf niets bij
draagt. Tot zichzelf gekomen, wordt de
zondaar, onder Gods roep om Zijn recht,
een smekeling om genade.
Hemel en aarde, God en de zondaar,
roepen beide om het offer, dat voldoe
ning en redding brengt.
In 't licht van dit moeten wordt het
heerlijk, om het liefdevol willen bij Jezus
Christus op te merken.
In dat teken heeft Zijn leven gestaan.
Al dadelijk in de tempel, als Hij Maria
verwijtwist gij niet, dat Ik moet zijn
in de dingen Mijns Vaders? Straks, te
Kana, blijkt het, dat Jezus rekening houdt
met het uur, dat zal aanbreken, maar nu
nog niet gekomen is.
Het kruis stond voor Zijn aandacht,
gedurende al de dagen van Zijn leven op
aarde. Hij wijst Zelf in die richting, wan
neer niet één op de gedachte komen kan,
dat het zal uitlopen op Zijn dood. En,
na de voorbereiding van Zijn discipelen
gaat Hij, in de richting van Golgotha.
Hij geeft Zich overin de bange nacht
in de hof, als de krijgsknechten komen
opzetten, voor de Hogepriester, en voor
Pilatus. Tot op de weg der smarten wijst
Hij elk menselijk medelijden van de hand,
begerig om de drinkbeker te drinken,
door de Vader Hem in de hand gegeven.
Zó wordt het hele leven van de Messias
openbaring van het geheim, waarvan Hij
tot de discipelen sprak: niemand heeft
meer liefde dan deze, dat iemand zijn
leven zet voor Zijn vrienden.
En in deze volmaakte wil is Hij ge
heiligd geworden, oorzaak der eeuwige
zaligheid geworden voor verlorenen.
Wanneer zó het Messias-geheim de
prediking van het lijden vervult, dan mag
daarbij gewezen worden op het doel, in
de weg van lijden bereikt. Petrus getuigt
daarvan in zijn eerste brief, als hij het
heeft over de heerlijkheden, die daarop
volgen.
Het kruis wordt gezien in het licht
van de Opstanding, en van de hemelvaart,
die daarop volgen. Deze verzoeningsdood
leidt tot overwinning van het leven op
de dood voor altijd. En.als zó in het
vlees het lijden volbracht wordt, de schuld
wordt uitgedelgd, dan brengt God in de
weg der opstanding het vlees weer op de
plaats, waar Hij het wilde hebben.
Voor Zijn aangezicht, om daar te blij
ven.
Ontrukt aan de vergankelijkheid, ge
dekt met de krans der heerlijkheid.
Alleen het lijden van de Plaatsvervan
ger kon het vlees, het menselijk leven,
zóver brengen.
Bij de overdenking van het mysterie
van het lijden mag deze uitkomst niet
worden vergeten. Dan draagt de lijdens-
prediking ons niet naar de sfeer van de
gevoels-aandoeningen. Maar, het roept
ons wakker, en wij zien de weg, waarin
het alleen mogelijk was, het verloren pa
radijs terug te ontvangen. Heerlijker nog,
dan het door de zonde ons was ontgaan.
Dan roept ons alles, om de zangen van
het kruis te zingen als overwinningslie
deren. Een hymne op de genade Gods,
die zó alles gaf, om het verlorene terug-
te winnen.
Zulke lijdens-prediking moet vernieu
wend inwerken op het leven der gemeen
te. Niet tot aanschouwing van feiten, die
de diepste aandoening teweeg brengen,
worden wij geroepen; maar tot de won
derlijke ontroering van het geloof, dat
alles terugkeert in Gods genade, wat door
onze schuld ons moest ontgaan. En nu
nog rijker, dan het eens is geweest.
Inplaats van het doemvonnisde vrij
making.
Inplaats van de dood: het leven.
Alles om de wil van die Ene, Die op
het moeten antwoordde met de liefdevolle
overgave: Ik kom, om Uw wil te doen,
o God.
Hierbij past maar één antwoord: laat
me in U blijven, groeien, bloeien, o Hei
land, Die de wijnstok zijt. En vertoont
in het leven de gedaante van een kerk,
die zó, uit diepte der ellende vrijgekomen,
het „roemen in het kruis" ziet als de grote
taak der dankbaarheid. C. St.
Lofzang op de Wijsheid Gods.
IV.
Wij keren terug naar ons uitgangs
punt: waar blijft het enthousiast gerucht
van onze hoogste Koning?
O, het is er soms wel, het luid geroep,
het hard gedraaf, alsof we de domme
roep der Efeziërsmoesten overstemmen
voor ónze kerk, voor ónze partij, voor
óns „Christelijk" belang.
Paulus is bij tijden zelfs uitzinnig.
Maar, hij is het Gode!
Dat betekent: niet allereerst aan de
buitenkant van zijn leven, maar in de een
zaamheid voor God!
Hoe is üw leven in 't verborgene?
Hoe is bijv. uw avondgebed?
'n Lege vorm 'n Haasten naar de
rust van bed en slaap óf, ware 't slechts
bij tijden, 'n hunkeren naar de rust van
Koning Jezus.
O, dat kan benauwen, dat wij met al
onze rechtzinnigheid nog recht in het
vuur der verlorenen zouden zinken. Die
per dan wie van Gods wijsheid en liefde
nooit had gehoord!
Daarom, de vraag dringthebt gij Hem
lief
Kunt je Hem nog missen?
Of is slechts 'n woord, 'n lied voldoen
de om uw hart te openen voor Hem?
Gij aarzelt?
Omdat ge van uw liefde niet steeds
'n levendig besef hebt?
Maar voeldet ge dan als kind altijd,
ieder ogenblik van de dag, dat ge uw va
der, uw moeder liefhadt?
Doch als uw vaders naam werd aan
gerand? Uw moeder zelf misschien be
dreigd Nu ge uw ouders mist Als kind
hadt ge misschien pas 'n grote mond ge
had tegen hen, om 't buiten voor hen op
te nemen. De liefde springt tegen de ver
sperring op!
Zoudt ge de gedachte kunnen dragen
voortaan zónder Hem te moeten leven en
toch gerust zijn? Of zou de liefde u doen
opspringen tegen de scheidsmuur, doen
rammelen aan de keten, die u aan nieuwe
zonde bond? Zijn deze vragen reeds vol
doende om u te doen zeggen: ja, ik heb
Hem lief?
Toch, bedenk wel: liefde is vooral niét
enkel zoeken te genieten, te ontvangen!
Het is allereerst gevenzich zélf geven,
zonder rest!
En zou bijv. Paulus niet ook daarom
zekerder zijn geweest, omdat hij dagelijks
lééfde in de grote overgave Want „hier
aan onderkennen wij, dat wij Hem ken
nen: indien wij zijn geboden bewaren",
getuigt ook Johannes: „Wij weten, dat
wij overgegaan zijn uit de dood in het
leven, omdat wij de broeders liefhebben".
„En, geliefden, als ons hart ons niet
veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid
tegenover God."
Werpt dan uw vrijmoedigheid niet
wegMaar gelooft het vast en zeker, dat
God het ook u bereid heeft!
Bereid heeft wat?
„Gij weet, dat Hij geopenbaard is, op
dat Hij de zonden zou wegnemen."
Nóg is die openbaring, dat bereiden
niet voltooid. De Wijsheid Gods rust niet
voordat het beginsel van eeuwige vreugd
is uitgegroeid tot volkomen zaligheid, tot
heerlijkheid
Want wèl zijn wij kinderen Gods.
Reeds nü.
Doch „het is nog niet geopenbaard wat
wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als
Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk
zullen wezen, want wij zullen Hem zien,
gelijk Hij is!"
Nog toeft de voltooiing dezer éne open
baring.
Nog blijft veel smart en teleurstelling
ook wie wie God liefhebben 't deel. Maai
de belofte blijft vast in Hem! Eens zal
ons oog Hem zien, ons oor Hem horen
en ons hart overweldigd worden door 't
geen ons is bereid in God
D. J. C.
Wij hebben de vorige week de begrip
pen vrijheid en willekeur betrokken op
het handelen Gods, en wij willen dat nu
bezien voor ons menselijk handelen.
We zijn maar al te zeer geneigd de
„vrijheid" uit te leggen als„ik zal doen
wat ik wil".
En dat laatste heeft met „vrijheid" nu
juist niets te maken.
We zeiden reeds eerder: de hoogste
vrijheid is de hoogste gebondenheid.
Zo is ook de „christelijke" vrijheid een
gebondenheid aan de wet des Heren.
We kunnen spreken van „zo vrij als
een vis in het water". Nu, dat visje zwemt
inderdaad vrij rond. Evenwelzolang het
in het water blijft. Dat water is tegelijk
z'n vrijheid en z'n gebondenheid. U moet
niet denken, dat het water z'n gevangenis
is. Als u het uit die „gevangenis" zoudt
halen, en op het droge leggen, zou het
sterven.
Dat water is z'n element.
Maar daaraan is het dan ook strikt
gebonden.
Zo is de wet Gods voor de christen ook
geen gevangenis, maar z'n element.
Hij weet zich geen slaaf van de wet,
maar die wetten zijn z'n gezangen.
Het wordt tijd, dat we deze klare, hel
dere waarheid weer duidelijk gaan zien.
Velen vinden wetten lastig. Ze belem
meren ons in onze bewegingen. Ze blok
keren onze begeerten. We hebben vaak
het gevoel, dat de tien geboden even zó
veel boeien zijn, die onze handen en voe
ten kluisteren, en ons de vrijheid ontro
ven.
Fout natuurlijk!
De wet des Heren is de grootste wel
doenster van ons leven. De tien geboden
zijn niet onze cipiers, maar onze bevrij
ders. Zodra we die geboden loslaten zijn
we visjes op het droge. Zodra we ons er
door laten „gevangen nemen" zijn we vrij,
in ons element.
Dat de wet des Heren een zegen is,
en dat daarin een liefdeselement ligt op
gesloten, is veel te veel over het hoofd
gezien, ook in de prediking.
Men laat dan de donder van de Sinaï
horen, inplaats van de wet te doen ver
staan als een zegenende dauw.
De wet fungeert als boemanin plaats
dat we haar zien als engel, die ons be
waart, opdat wij onze voet aan geen steen
stoten.
We kennen de versregelwat vreê
heeft elk die uwe wet bemint.
Nu dat is het!
Er is on vrede, als we eigen wegen gaan,