Zendingstoogdag
SCHEPPING
cn HERSCHEPPING
deneertik ben toch vrij man, en daarom
kan ik doen en laten wat ik verkies, die
is al begonnen de vrijheid scheef te trek
ken, en te verwringen tot een soort on
gebondenheid.
Het wordt tijd, deze min of meer al
gemene beschouwing concreet te maken,
en daarom wil ik niet langer wachten met
u precies te zeggen, wat ik bedoel.
Ik zou willen beginnen met dit te be
trekken op God, om daarna iets te zeggen
over het hemelsbrede verschil dat er is
tussen menselijke, of nog nader bepaald
„christelijke" vrijheid en de on-christelij-
ke willekeur of ongebondenheid.
Wanneer dan eerst iets wordt gezegd
over de begrippen vrijheid en willekeur
in betrekking tot God, dan is dit wel hoog
nodig, omdat in ons goede Zeeuwse land
bij niet zo weinigen het geloofsleven in
ernstige mate wordt gedrukt door het
feit, dat de vrijheid die de Here Zich
voorbehoudt in Zijn handelen wordt ver
ward met een soort onberekenbaarheid of
willekeur in het goddelijk doen en laten.
Dat God vrij is in Zijn doen en laten,
zal bij ieder van ons gerede instemming
vinden. De Schrift leert ons dat trou
wens duidelijk. Overbekend is het beeld
van de pottebakker de mens is in Gods
hand als leem, en hij maakt daaruit een
vat ter ere of een vat ter onere, precies
zoals Hij het verkiest. Hij ontfermt Zich
wien Hij wil, en Hij verhardt wie Hij
wil. Hij heeft Jacob lief en Hij haat Ezau,
Hij beschikt souverein over alles en allen,
en geeft of ontneemt de koninkrijken aan
wie Hij wil. De Here geeft geen reken
schap van Zijn daden, Hij geeft ons geen
brede verklaring, waaróm Hij het ene le
vens zus leidt en het andere zó.
Wij noemen dit Gods vrijmacht.
En we bedoelen daarmee dat de Here
in de uitoefening van Zijn macht zó vol
komen vrij is, dat Hij vooraf niemands
instemming of toestemming behoeft te
vragen.
Wanneer wij nu uitsluitend eenzijdig
letten op dit vrijmachtig handelen Gods,
lopen wij groot gevaar deze souvereini-
teit Gods te devalueren of liever te cari-
caturiseren tot despotisme of tirannie.
Zo stellen zich verschillende heidense
godsdiensten ook inderdaad de godheid
voor.
De goden der heidenen zijn despoten.
Ze handelen naar luim en willekeur. Voor
de heiden is zijn God altijd een onbere
kenbare factor; hij is grillig in zijn doen
en laten. De heiden weet nooit precies
wat hij aan zijn god heeft. Het kan vrie
zen en het kan dooien. De heiden, die al
tijd op z'n goden toepast wat hij bij men
sen gezien heeft, schrijft ook alle mense
lijke qualiteiten aan z-'n goden toe. Daar
om zijn de goden van het heidendom
meestal ontzettend humeurig. Het is maar
net, hoe men z'n god aantreft: vandaag
kan hij vriendelijk zijn, maar morgen is
er weer geen huis mee te houden. Van
daar dat de heiden niet beter weet te doen,
dan er voortdurend op uit te zijn, z'n
goden te vriend te houden, en goede maat
jes met hen te blijven. Een uitstekend
middel daarvoor is het brengen van vele
en dure offeranden, want hij gaat uit van
het beginsel: hoe meer men god geeft,
hoe meer hij terug geeft. Vandaar dat de
heidense religie neerkomt op het drijven
van een levendige ruilhandel met de on
zienlijke wereld.
U ziet tot welke monsterachtige carica-
tuur het verdwijnen van de ware Gods
kennis in de heidenwereld heeft geleid.
Nu moet u echter oppassen, daar niet
direct de staf over te breken, want er zijn
tal van resten van dit heidendom in het
z.g.n. christendom overgebleven.
En het eigenaardige verschijnsel doet
zich hierbij voor, dat hoe „zwaarder op
de hand" dit „christendom" is, hoe meer
heidens 't zich openbaart.
U kunt ze bij hele horden ontmoeten,
deze broeders, wier Godskennis zó ver
wrongen is, dat de Souvereiniteit Gods
is vervormd tot dictatuur, en die uit de
waarheid, dat God niet na te rekenen is
de leugen spinnen, dat God onbereken
baar en grillig is.
Dit komt vooral uit ten aanzien van de
verkiezing en de verwerping.
Wij gaan nu in dit verband over dit
leerstuk niet uitvoerig spreken.
We merken alleen maar op, dat niet
zo weinigen van dit aanbiddelijk wonder,
van dit laatste plechtanker van onze hoop
een voorstelling hebben, die zó scheef ge
trokken is, dat er niet meer dan een jam
merlijk gedrocht van overblijft.
Men stelt het dan zó voor, dat het al
of niet behouden worden een „troef" is.
Wie het treft, heeft reusachtig geboft,
maar wie het niet treft, moet dat gelaten
dragen, en hij kan er verder ook niets
aan veranderen. Er bestaat een grote
hoop mensen, en uit die hoop haalt God
er hier en daar een paar uit. Niet véél
trouwens, maar in elk geval zijn er zo
enkele gelukkigen. Wie die enkelen zijn,
dat moet men nu verder maar afwachten,
dat kun je evenmin vooruit zeggen, als
b.v. waar de bliksem in zal slaan, en waar
niet. Die bliksemschicht volgt een zeer
grillige lijn, en gewoonlijk slaat het net
in waar je 't niet gedacht zoudt hebben.
U proeft hier de heidense Godsvoor
stelling uit.
De goddelijke vrijmacht is verwrongen
tot willekeur. De souvereiniteit is verwor
den tot een gril. Er bestaat feitelijk geen
Vader in de hemelen, maar er bestaat wel
de een of andere duistere, onberekenbare
macht, waaraan men zich volkomen lij
delijk onderwerpen moet. Wat beslist is
het noodlot of het rad van avontuur!
Het is wel vreselijk, dat velen zó over
God denken, zoals de Mohammedanen
ook over God denken, maar dit jammer
lijk feit doet zich nu eenmaal voor.
Het resultaat hiervan is een troosteloze
blijdschaploze „godsdienst". Men kan ook
niet blij zijn, omdat men van z'n God
nooit zeker is. God is de grote onbekende
X, de verhulde, die niet te peilen is, en
waar men altijd anders, en meestal slech
ter mee uitkomt, dan men gehoopt had.
De oorzaak van dit alles is niet het to
tale gemis aan Godskennis, maar de een
zijdigheid waar men in verward geraakt
is. Men kent een gedeelte van de waar
heid, maar het andere gedeelte, dat even
waar is, laat men liggen.
Men leest de Bijbel wel, en men is ook
met diep ontzag daarvan vervuld, maar
men leest alleen die gedeelten van de Bij
bel die men voor z'n „theologie" kan ge
bruiken, om al het andere eenvoudig te
negéren.
Om nu maar bij het stuk van verkie
zing en verwerping te blijven, men ver
geet in die kringen, waar de souvereiniteit
of wil men het welbehagen Gods is ver
stard en bevroren tot grenzeloze wille
keur, dat er óók nog zoiets bestaat als
verbond en verbondsgehoorzaamheid.
Dit verbond, waar de Bijbel ook vol
van is, maar waar men (vreemd genoeg
niet van horen wil, betekent zoals het
woord verbond zelf zegt, dat er ook nog
een zekere ge-bond-en-heid is.
God is wel volkomen vrij in Zijn han
delen, maar deze vrijheid is zó weinig on
gebondenheid of willekeur, dat God Zich
zelf aan Zijn vérbond heeft gébonden.
Er bestaat geen teugelloze vrijheid.
Ook bij God niet
Elke z.g.n. vrijheid die alle banden en
alle teugels wegwerpt, is geen vrijheid
meer, maar is anarchie!
De hoogste vrijheid is de hoogste gé-
bondenheid.
En wij verstaan alleen dan Gods aan
biddelijke vrijmacht het diepst, als wij ons
tegelijk herinneren, dat God Zichzelf ook
gébonden heeft.
God is niet gebonden aan onze gebeden.
Hij is ook niet gebonden aan ons gé-
loof.
Maar Hij is gebonden aan Zijn eigen
Verbondsbeloften.
God is ook daarin vrij, dat Hij Zich
zelf wil vastleggen.
Zó, dat God niet zegt: Ik wil mij aan
mijn beloften houden, maar nog veel ster
ker: Ik kan niet anders, dan mij aan
mijn beloften houden.
Als God Zich evengoed van Zijn be
loften kan distantiëren, zou Hij geen
God meer zijn!
Deze gebondenheid van God aan Zijn
Verbond houdt ook in, dat er van enige
grilligheid of willekeur in Zijn verkiezen
de genade geen sprake kan zijn.
Gods verkiezing is niet, dat Hij zo
maar in 't wilde weg de greep doet en
degenen die toevallig in Zijn hand vallen,
dat zijn nu de uitverkorenen!
Zulk een voorstelling van zaken is Gode
geheel onwaardig.
God doet alles naar een vast bestek.
God volgt in alles een vaste lijn.
De vaste lijn van de verkiezing is het
verbond.
Dat verbond is de bedding, waardoor
de stroom van Zijn verkiezende genade
wordt "gestuwd.
Hij is de God van Abraham, Izak en
Jacob grootvader, vader en kind.
God is de God der geslachten.
Dat wil niet zeggen, dat'er nooit eens
een uit die geslachten wegvalt, en even
min, dat er nooit eens een van buiten af
bijkomt.
Maar de regel, die God gesteld heeft
voor Zichzelf en voor ons isIk ben uw
God en uws zaads God.
En zodra wij met dit verbond en de
daaruit voortvloeiende Verbondsgehoor
zaamheid gelovig werkzaam worden, gaat
het ineens aan alle kanten lichten. Het
troosteloze en uitzichtloze maakt plaats
voor de blijde zekerheid, dat God de God
des verbonds is. Die Zijn trouw aan Israël
nooit heeft gekrenkt, en die ons verlost
uit de duivelse list van ons te doen buigen
voor het altaar van de onbekende God,
een altaar dat niet alleen in Athene stond,
maar nog hoog opgericht staat in vele
dorpen en steden van onze provincie!
H. V.
Bij het vraagstuk van de verhouding
van schepping en herschepping staat
steeds de zgn. proloog van Johannes in
het centrum der discussie. In het voor
woord van zijn evangelieverhaal gaat Jo
hannes uit van het eeuwige Woord, dat
bij God was en Zelf God was. Van dat
eeuwige Woord getuigt hij dat het is
„vlees geworden" en dat het onder ons
woonde.
Hij heeft het dus over onze Here Je
zus Christus.
Het is kennelijk niet zijn bedoeling de
schepping te beschrijven; maar hij wil
zich met de /^r-schepping bezig houden.
En hij laat die herschepping zien tegen
de achtergrond der eeuwigheid. Gods.
Wanneer hij zijn „In den beginne.."
neerschrijft, geeft hij dus geen herhaling
van het „In den beginne" uit Mozes' vijf
delig werk. Hij heeft een nieuw begin van
God op het oog. Dat nieuw begin van
God, waaraan wij het herstel van een ge
vallen wereld danken.
Toch is het merkwaardig, dat Johannes
in dit verband óók van de schepping
spreekt. Met nadruk stelt hij voorop, dat
door het Woord, dat vlees werd, alle din
gen geworden zijnalle natuurlijke din
gen danken hun aanzijn aan Hem. En om
alle misverstand uit te sluiten, herhaalt
Johannes zijn zeggen in negatieve be
woordingen: zonder dat eeuwige woord
is geen ding geworden, dat geworden is.
Er is dus tussen de schepping en de
herschepping een onverbrekelijke band in
het eeuwige Woord. Het eeuwige Woord
is immers zowel bij de schepping als bij
de herschepping ten nauwste betrokken.
De wording van heel de geschapen na
tuur ging niet buiten Hem om. Integen
deel, zonder Hem, zonder Zijn toedoen,
is geen ding geworden, dat tot de wor
dende wereld de geschapen natuur
behoort.
En wat de herschepping betreft: ware
het eeuwige Woord niet vlees geworden,
hoe zou het ooit tot de herschepping der
wereld gekomen zijn
Een tegenstelling tussen de geschapen
natuur en de goddelijke genade ligt dus
zeker niet in de zin van het bijbels ge
tuigenis.
Er is in het werk Gods een innerlijke
eenheid, die ten diepste gefundeerd is in
de eenheid van het goddelijk Wezen zelf.
We moeten alle werken Gods zien te
gen die eeuwige achtergrondGod Zélf,
in Zijn drie-enig, volzalig Wezen.
Wie de genade wil roemen ten koste
van de natuur, wie ten gunste van de
herschepping Gods scheppingswerk wil
devalueren, tast daarmee de goddelijke
glorie aan van het eeuwige Woord, die
tussen beide grote werken Gods de scha
kel ter verbinding vormt.
Intussen, men behoeft omwille van de
eenheid der goddelijke werken de ver
scheidenheid niet uit het oog te verliezen.
Er is wel degelijk sprake van een „nieuzv"
begin. Als men maar niet vergeet, dat ook
dit nieuwe begin zijn oorsprong heeft in
Gods eeuwigheid.
Maar elke poging om 't ene werk Gods
tot het andere te herleiden, om de her
schepping tot de schepping terug te bren
gen of de schepping uit de herschepping
te verklaren, doet ons het uitzicht op het
pluriforme van Gods werk verliezen. God
heeft meer dan één mogelijkheid.
De genade Gods, waardoor het herstel
der schepping mogelijk werd en metter
daad door de vleeswording des Woords
wordt gerealiseerd, is het verrassend nieu
we, van welks begin Johannes getuigt. Dit
is inderdaad in geen mensenhart opge
klommen. Ook in het hart van de duivel
niet, zo hij al een hart heeft.
Men late deze meervoudigheid van de
werken Gods eerbiedig staan.
De nieuwere theologie heeft in dit op
zicht in de laatste tientallen van jaren
eerder verwarring dan verheldering ge
bracht, doordat men meende de genade in
Christus zo centraal te moeten stellen,
dat elke zelfstandige zin der geschapen
werkelijkheid daarmee kwam te vervallen.
De zin van de schepping, zo zeide men,
ligt in het gepade verbond. Wat God ten
diepste met Zijn scheppingswerk beoogde,
kunnen wij uit Zijn her scheppingswerk
te weten komen. In betrekking tot Chris
tus schiep God de wereld. Zijn niet alle
dingen „geworden" door het Woord
Zodat ze „in betrekking tot het Woord"
geworden zijn?
Dit laatste is kennelijk „dogmatische"
exegese, d.w.z. dat men in de Schrift in
legt, wat men er uit halen wil.
Om Christus alle eer te geven laat men
alle werken Gods zich afspelen „in be
trekking tot Hem". Wij spreken in dit
verband van het „Christomonisme", waar
mee men in de nieuwere godgeleerdheid
de verscheidenheid der bijbelse gegevens
onder één noemer brengen wil. Christo
monisme die uitdrukking wil zeggen,
dat men alléén van Christus weten, spre
ken en horen wil en in die éne naam alle
werken Gods gaat samendringen.
Dit is een vereenvoudiging, "die ontoe
laatbaar is, omdat daardoor de verschei
denheid van de werken Gods niet tot haar
recht kan komen.
Tot deze verklaring van de schepping
vanuit de herschepping de genade in
Christus kwam men, doordat men niet
scherp onderscheidde tussen schepping en
zondeval. Men wil de schepping alleen
als van zonde doordrenkt erkennen en
geen ernst maken met het feit, dat God
van de schepping zeide: En zie, het is
zeer goed!
Wie de breuk niet ziet, die door de
zondeval in Gods scheppingswerk gesla
gen werd, wie geen oog heeft voor de
scherpe insnijding van onze schuld, wie
schepping en zonde als twee woorden
voor dezelfde zaak beschouwt, die kan
uit de aard der zaak maar één werk Gods
erkennen. Voor die is de genade het één
en het. al.
Nu staat onmiskenbaar in de Schrift
de genade Gods in het centrum. De bijbel
is geen kosmogonie, geen verklaring van
de oorsprong der wereld. Wat de bijbel
over de schepping en over de zonde
val zegt, is inderdaad slechts aanlei
ding om tot haar eigenlijk thema het
evangelie der genade Gods te komen.
Dat stellen we met nadruk voorop.
Maar intussen blijft de schepping als
daad Gods als het werk waar ook het
eeuwige Woord ten nauwste bij betrok
ken is het grote „begin". Het „origi
neel", waarin ook de grondlijnen van de
verhouding tussen God en mens, als een
„religieuze" verhouding, getrokken zijn.
Dat deze religieuze verhouding door de
zondeval het stempel van de afval opge
drukt werd en in de moedwil van onze
zonde alles tussen God enmens werd
scheef getrokken, is hierbij geen tegen-
instantie.
De grondstructuur der religie is als zo
danig onaantastbaar in de schepping -ge
fundeerd. Niet eerst sinds de kerstnacht
of sinds de ontmoeting tussen God en
mens na de val maar reeds in het pa
radijs worden de absolute Souverein en
de totaal afhankelijke en onderworpene
met elkaar geconfronteerd. Hier ligt het
„aanknopingspunt" voor 'de erkenning
van onze schuld en het w^gangspunt voor
de verrassende mogelijkheden van Gods
genade.
Niet alleen in de /^rschepping, maar
óók in de schepping triumfeert het „Soli
Deo gloria". A. V.
Morgen zal het dus zijn. Wij nodigen
U allen hartelijk uit om deze vergadering
mee te maken. Helpt deze dag te doen
slagen. U zult er een zegen wegdragen.
Dat geve God.
Agendum
Middagvergadering Zaterdag 20 Febr.
Aanvang 3.15 uur.
1. Opening door de Voorzitter van de
-Zuiderzending, Ds P. van Til.
2. Referaat van Dr Verkuyl, miss. pre
dikant voor de Lectuurdienst met bespre
king.
3. Pauze.
4. Ds Richters vertelt over zijn ont
moetingen in Blora en brengt door mid
del van opname op een tape-recorder ten
gehore liederen gezongen door de ge
meente te Blora en gesproken groeten
van Ds Schut, Ds Tirtasoewarna, de
scriba van de kerk te Blora, br. Soejono
en van Mevr. Tirtasoewarna, alle in het
Nederlands; een toespraak van br. Soe-
ryohatmodjo in het Javaans (wordt ver
taald). Daarna vertoont hij kleuren-dia-
positieven over Blora en geeft hierbij toe
lichtingen.
5. Algemene bespreking.
6. Sluiting: plm. 6 uur.
Avondvergaderingaanvang 8 uur.
Ds Richters vertoont de geluidsfilm
door hem opgenomen tijdens zijn reis
over verschillende zendingsvelden
I. „Frontlinie Oost."
II. „Kleurenspel der tropen", geluids-
en kleurenfilm.
Sluiting plm. 9.30 uur.
P. van Til.