'Voorbeeld
elaria
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
EEN GOED
VRIJHEID of WILLEKEUR
ZEEUWSE KERKBODE
NEGENDE JAARGANG No. 34
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff.
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 19 FEBRUARI 1954
Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Kampen deed een goed werk.
De kerkeraden van de Ned. Herv. Kerk
en van de Geref. Kerk hielden een ge
meenschappelijke vergadering. Niet om
een kerkelijke eenheid te gaan forceren,
maar om het gesprek met elkaar te voe
ren. Zij waren van beide kanten daartoe
voorbereid, door de bestudering van de
brochure van Dr H. BerkhofGods ene
kerk en onze vele kerken.
In beide kerkeraden afzonderlijk was
deze brochure van te voren besproken.
Men mag dus aannemen, dat de kerke-
raadsleden daarvan kennis genomen had
den.
Daarna is de gemeenschappelijke be
spreking ingeleid door Ds M. Hanemaay-
er, Ned. Herv. predikant te Kampen. In
het Geref. Kerkblad voor Drenthe en
Overijsel stond hierover een verslag.
Daaruit komt naar voren, dat er belang
rijke punten in discussie zijn geweest.
B.v. de vraag van de binding aan Schrift
en belijdenis, de tucht, het verlangen naar
Avondmaalsgemeenschap.
Tenslotte was de gemeenschappelijke
conclusie, dat we in nederigheid en gebed
nader tot elkander dienen te komen.
Het ligt in de bedoeling, om dit contact
te onderhouden, en de datum voor een
volgend samentreffen werd vastgesteld.
In ieder geval werd daar in Kampen
gewerkt naar de bedoeling, door Dr Berk
hof in zijn brochure aangegeven. Van
onder-op. Vanuit de gemeenten en de ker
keraden.
Dit spreekt ons op 't ogenblik te meer
toe, waar van verschillende zijden in die
richting wordt gesproken. Prof. Dijk op
perde de mogelijkheid van kansel-ruil.
Hij wilde daarbij speciaal 't oog slaan op
enkele predikanten van Geref. belijden in
de Herv. Kerk, zelfs met name genoemd.
Het blijkt echter, dat de Herv. Kerk
zulk een keur uit haar ambtsdragers niet
op prijs stelt. Ds Th. Delleman vertelt in
Calvin. Weekblad van het op gang komen
van het gesprek met de Herv. collega,
Ds M. A. Krop, alsmede van het offi
ciéél gespreks-contact tussen Hervormd
en Gereformeerd. De Hervormden heb
ben in duidelijke taal te verstaan gege
ven, dat het contact met hen moet ge
opend Worden als kerk, via de officiële
instanties, en niet via bepaalde personen.
In 't algemeen moeten we zeggen, dat dit
standpunt begrijpelijk is, en onzerzijds
erkend moet worden.
In Kampen is het zo toegegaan. Mis
schien zullen de „modaliteiten" van Herv.
zijde niet die moeilijkheden opleveren,
welke elders wel liggen. Maar, hier is in
derdaad een officiéél contact, van onder
op, tot stand gekomen. Gelukkig niet met
het resultaateens, maar nooit meer
integendeel, men scheidde met de wens,
elkander wederom te horen.
Wat dus in Zeeland in de noodtoestand
van vorig jaar op een enkele plaats ge
beurde, dat had in Kampen plaats, zonder
buitengewone omstandigheden. Wanneer
dan het gesprek over concrete punten
loopt, die het wezen der kerk raken, dan
kan dit naar beide zijden grote invloed
uitoefenen. De eigenlijke reden is dan
de onrust over de kerkelijke toestand in
ons land.
Men krijgt de indruk, dat het gesprek
„op hoog niveau" gevoerd is, en dat men
in die samenkomst wat aan elkander heeft
gehad. Daarvoor moeten wij dankbaar
zijn.
Inderdaad zal dit de weg zijn, die moet
worden ingeslagen. Er is zóveel histo
risch gegroeid, dat er tijden nodig zijn,
om elkander te benaderen. Dit is zeker
geen „start", die een spoedige uitkomst
doet verwachten. Maar, het kan wel een
teken zijn, dat er iets „wakker" wordt,
dat al te lang heeft gesluimerd.
Men kan terugschrikken, als men zich
indenkt, wat er op „de lange weg vóór
®ns", de revue zal moeten passeren.
Kwesties van kerkelijke organisatie, van
richtingen of modaliteiten, volkskerk
gedachten, belijdenis- en Schriftbeschou
wing, enz. Maar, wie op de wind ziet,
zal niet oogsten. Voor dit ogenblik is het
al mooi, wanneer kerkeraden elkanders
aangezicht willen zien, niet om te strij
den, maar om met elkander van gedachte
te wisselen, en samen te bidden.
Het is te hopen, dat meerdere kerke
raden deze gelegenheid kunnen vinden.
Een radiogesprek tussen een paar predi
kanten heeft zeker zijn betekenis. Maar,
als kerken zelf naar elkaar toegaan, dan
zegt dat véél meer.
Of er intussen tegelijk ook al verdere
stappen moeten ondernomen worden, als
kanselruil of Avondmaalsviering, is een
tweede. Van het laatste' kwamen enkele
voorbeelden door de noodtoestand van
1953. Gelukkig heeft men, na enkele ar
tikelen in de pers, begrepen, dat deze din
gen meer reden tot dankbare verrassing
gaven, dan dat men ze in de sfeer der
critiek moest behandelen.
Nu kan het gebeuren, waar men reeds
deze dis-gemeenschap beleefde, dat de
vraag daar blijft staan: waarom nu niet
verder Als God wegen mocht openen
dan moeten we immers vercfer?
Maar, daarbij ligt er dan nog véél,
dat eerst om een oplossing vraagt. Dit
kan niet alleen plaatselijk worden opge
lost. Wél kunnen steden en dorpen be
ginnen, naar elkander toe te groeien. In
welk een ander stadium zou het kerkelijk
leven komen, als deze vraag brandende
wordt in de hartenhoe zullen wij el
kaar kunnen vinden Dan komen we uit
de sfeer van de polemiek, in de sfeer
van het biddend zoeken naar elkander.
Het is mogelijk, dat daarbij onoverkome
lijke bezwaren blijven. We zullen daar
van het begin af aan mee hebben te re
kenen. De vraag van het belijden, en van
het Evangelie van Jezus Christus, zullen
hier van beslissende kracht zijn. Maar
het mag niet verhinderen om aan het ker
kelijk gesprek deel te nemen. Wie dit
van te voren wil afwijzen, die doet te
kort aan de kracht van de Geest, Die
wonderlijk werken kan.
Kansel-ruil zal o.i. pas reden van be
staan hebben, wanneer de kerkeraden als
gevolg van het gesprek, elkaar leerden
verstaan. Op dit ogenblik zou het de in
druk wekken, dat wij bepaalde predikan
ten uit het verband, waarin zij tot nu toe
leefden, min of meer wilden losmaken.
De Geref. Bond in de Herv. Kerk geeft
echter duidelijk te verstaan, dat zij daar
voor niet te vinden zijn. Dan zal er van
kansel-ruil op dit ogenblik weinig te ver
wachten zijn.
Mogelijk denkt iemand, bij het lezen
van dit artikel, aan de beweging: herstel
kerkelijke eenheid der Geref. belijders,
die nu over heel ons land graag overal
kringen willen, van waaruit de actie zal
uitgaan.
Op zichzelf is hier weinig tegen. Al
leen houde men er rekening mee, dat men
in een beweging toch altijd te doen krijgt
met gelijkgezinden, die door een bepaalde
„kijk" op het kerkelijk leven worden ge
dreven. En, het is vaak deze „kijk", waar
door deze mensen zelf de goede zaak, die
zij willen voorstaan, niet dienen, maar te
genhouden. Onbevangenheid, en een in
zicht in de kerkelijke verhoudingen, is
hier een eerste vereiste. Eén zwaluw
maakt nog geen zomer. Wie een Chr.
Gereformeerde spreekt, die het vrijwel
met ons „eens" is, die bedenke, dat de
Synode der Chr. Geref. een andere kant
uitwees, en on-onverkomelijke bezwaren
zag. Hetzelfde geldt ten opzichte van an
dere kerkelijke kringen. Als plaatselijke
kerkeraden er niet toe kunnen komen, of
vanuit de eigen gemeenten hiertoe niet
nadrukkelijk worden opgewekt, dan zul
len landelijke comité's het gewenste doel
niet bereiken.
Want „de kerken" moeten naar elkaar
toegroeien, niet enkele personen. Daarom
zal alle nadruk moeten vallen op kerke
lijke pogingen, om tot het gesprek te ko
men.'-Waar dit mogelijk is, neme men
Kampen tot voorbeeld. In het vertrou
wen, dat de Heer der éne kerk over dit
zoeken vanuit de vele kerken Zijn zegen
zal willen geven. C. St.
Lofzang op de Wijsheid Gods.
III.
De Goddelijke wijsheid werd dus ge
grepen door géén mens. Maar geopen
baard door God, door zijn heilige Geest.
Ook aan ieder?
Neen, antwoordt de heilige Schrift op
allerlei plaats. Zo ook hier: wat God be
reid heeft voor hen die Hem liefhebben!
Paulus wijizgt Jesaja's woord„wat
Hij doen zal" in het verledene„wat Hij
bereid hééft". Vanzelf't geen de Here
onder het oud Verbond nog doen moest,
is onder het nieuw Verbond vervuld.
Maar bovendien verrijkt Paulus de ge
dachte door in plaats van 't weer alge
mene „doen" het veelzeggende „bereiden"
te schrijven. Immers dit duidt aan de
toerusting, de voorbereiding van 't geen
God gaat aanbieden. Het is hetzelfde
woord, dat Jezus bezigt in 't bekendeIk
ga heen om u plaats te bereiden. En wan
neer Ik.„plaats bereid heb" of wan
neer hij spreekt van „het Koninkrijk, dat
u bereid is van de grondlegging der we
reld af".
Aleer God iets schiep, was het bereid.
Reeds toen lag het als plan gereed, dat
wat God eens wilde openbaren in volle
heerlijkheid. Zoals Paulus ook vooraf ge
waagt van „de verborgen wijsheid Gods,
die God (reeds) van eeuwigheid voorbe
schikt heeft tot onze heerlijkheid."
In de eeuwigheid, waar geen menselijk
oog of oor of hart kan doordringen, heeft
de Almachtige, zijn plan vastgesteld tot
redding van verlorenen in en door zijn
Eengeborene, de vlees te worden Wijs
heid Gods, die bij God was en zelf God
was.
„Bereiden" houdt echter nog meer in.
Voorbeschikken zegt enkel dat het plan
werd vastgesteld. Het lag in God gereed.
Als plan had het begin noch aanvang.
Boventijdelijk, doorliep het geen ontwik
keling. Het groeide niet, zoals elk men
selijk ontwerp. Plet werd ook niet gewij
zigd. Toen de Here het had uitgedacht,
had Hij het daarmee tegelijk ten einde
gedacht.
Doch daarmee hield nu juist het „be
reiden" niet op. Dit zette zich juist in
heel Gods bijzondere openbaring voort in
de successie van de tijd.
Niet onmiddellijk verscheen het zaad
der vrouw, de profeet naar wie het volk
zou horen, de Davidszoon, de Vrede
vorst, de God met ons, de Engel des ver-
bonds, die plots tot zijn tempel komen
zou. Het was 'n lange weg, waarlangs de
Here zijn komst bereidde. Die weg, dat
was het zoeken van God naar de mens.
En zou de Alvermogende niet vinden?
Dit juist is het verschil met de alge
mene openbaring.
Want in de heidense religies is het de
mens, die naar God tast. Daarom tever
geefs. In de bijzondere openbaring is het
initiatief aan de Almachtige. Daarom
moest die slagen. Godzoekt de mens
Hij zoekt hem in wonder en visioen, in
droom en in verschijningmaar het meest
intiem in de inspraak van Gods Geest in
's mensen hartEn toch was dit alles nog
slechts voorbereiding van de eigenlijke
openbaring, waarin al 't voorafgaande
zijn hoogte- en middelpunt bereikte: Je
zus Christus, de hoogste verschijning, het
ten volle uitgesproken Woord van God.
De geopenbaarde Wijsheid Gods, van
eeuwigheid bereid, voor degenen, die
Hem liefhebben!
Ook hier heeft Jesaja 'n ander woord
„die optreedt ten behoeve van wie op
Hem zvacht".
Ook hier wijzigt Paulus om de wisse
ling van bedeling. De Christen geniet im
mers reeds gedeeltelijk het Messiaanse
heil, dat de Israëliet nog als geheel toe
komstig wachtte! En zij, voor wie het
moeilijk wachten althans ten dele uit
heeft, hebben dankbaar lief.
Wie zijn nu deze liefhebbers van God
Wie geldt het heil des Heren?
Plun, die wel eens liefelijk gestemd
zijn
Of, die zo luchtig, zonder zelfs te den
ken, zingen'k Heb Jezus lief
Neen, dit woord „liefde" vraagt niet
naar uw wisselende stemming, maar naar
uw hart. Niet naar uw doen het eerst,
maar naar uw zijn. Het is de overgave,
de grote overgave: het restloos verliezen
van eigen ziel! Het is precies dat, waar
aan ónze tijd van vele, doch van weinig
grootse hartstochten zo arm is. Onze
slappe tijd, rijk aan religieuse woorden,
stemmingen, maar arm aan dienst van
God!
Maar, zo werpt ge tegen, is het dan
mijn schuld, dat ik God niet lief heb?
Ik kan mij zelf daartoe toch maar niet
eens opwinden?
Neen, probeer dat vooral niet!
Opwinding blust de Geest. Het is geen
maakwerk. Doch werk des Geestes in uw
hart. En dat wij ménsen elkaar niet altijd
liefhebben, is voor 'n deel althans de
schuld van het weinig beminlijke in de
mens. Maar dat ons hart niet aanstonds
uitgaat naar de God der wijsheid en des
levens, dat is alleen omdat ons hart boos
is en vaak onbewuste vijandschap tegen
Hem verbergt.
Gods Naam horen moest onze ziel on
middellijk stemmen tot 'n lied van lof.
Gods liefde horen prijzen moest in ons
wekken spontane wederliefde.
Slechts troebel water weerkaatst het
smetteloos blauw des hemels zwart.
Of wie aarzelt 'n roos schoon te vin
den dan de blinde, die zich ergert aan
de doorn, die hem bij het schenden stak?
En God hééft doornen
Wee wie Hem, de Heilige, wil schen
den
En toch heeft God de scherpste door
nen laten drukken in de slapen van zijn
eigen Kind. Om in dat ondoorgrondelijk
handelen te tonen hoe lief Hij had!
Om u te zeggen, hoe weinig lust Hij had
in uw gerechte dood, maar daarin dat ge
u zoudt bekeren en ook leven!
En zoudt ge nu toch willen volhouden,
dat het uw schuld niet is, wanneer ge
zulk Ene, die zich op het vaderhart liet
treden en toch niet versaagde in zijn lief
de tot de mens, wanneer ge zulk Ene niet
lief hebt met uw ganse hart Zoudt ge nu
toch willen overstemmen, overschreeuwen
wat de stem van uw onderdrukt geweten
blijft fluisteren? De stem van Hem zelf,
die staat en klopt en waaraan Hij u in
de dag der dagen zal herinneren in het
verpletterendgij hebt niet gewild
Of er dan geen hoop meer is?
O, bij Hem, de Wijsheid, is altoos
raad, zelfs voor u, liefdeloze. Maar er
ken dan eerst de kille leegheid van uw
hart. Armen die het willen weten, dat
zij arm zijn, zendt Hij nimmer ledig heen.
Ga dan uit, als de vorstin van Scheba,
om Hem, de opperste Wijsheid, met raad
selen te beproeven, d.w.z. om Hem te kla
gen de noden van uw onbevredigd hart.
Doch dat uitgaan moet zijn 'n volharden
en ondanks twijfelingen het gerucht van
Hem toch vasthouden en volgen, volgen
zó lang totdat ge staat vlak voor Jezus
Christus zelfEn van wat uw oog nooit
heeft gezien en uw oor nooit heeft ver
nomen en in uw hart ook nu nog steeds
niet opklimt, zal dan uw verloste ziel
zingen: Wie heb ik nemens U in de he
mel Nevens U begeer ik niets op aarde.
Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken,
mijns harten rots en mijn erfdeel is God
voor eeuwig. (Wordt vervolgd)
Het is wel erg noodzakelijk, dat we
hier eerst over gaan nadenken, want be
wust of onbewust worden deze twee:
vrijheid en willekeur nogal eens met el
kaar verward, terwijl ze toch in wezen
niets met elkaar te maken hebben, ja zich
zó weinig met elkaar verdragen als vuur
en water. We zouden 't ook zó kunnen
zeggenwillekeur is de caricatuur van
de vrijheid, en wie bij zichzelf aldus re-