Jeugdrubriek Passagiers naar Jeruzalem - overstappen UIT DE „GETROFFEN KERKEN" taalmuziek, welke door de poort der ziel laat klinken wat de mens doet juichen of schreien. En er zijn schoner dingen nog gehoord door 's mensen oor. Metterdaad, schoner dan deze is het blijvender, diepergr ij pende woord van de wijsgeer. Als wij denken aan hun levens wijsheid, waar zullen we beginnen, waar eindigen De tijd zou ons ontbreken, zou den wij verhalen van Plato en Aristoteles, van Spinoza en Leibniz, van Kant en Hegel, van Bergsch en Einstein en van zovéle edele denkers, die de één al ge durfder dan de ander, met de scherpte van hun denken zochten door te dringen tot in de diepste verborgenheden van aar de en hemel. Ja, dan is er veel, heel veel wat 's mensen geest tijdelijke bevrediging heeft geschonken van de voornaamste soort. Hoeveel heeft de mens gedacht! Hoe wijd, hoe diep, hoe hoog ging de vlucht van zijn denken en hoe geboeid heeft anderer oor toegehoord. En toch hóéveel zij ook mogen heb ben vernomen, het zinkt alles in het niet bij wat Paulus roemt. Dat heeft geen menselijk oor ontdekt! Wij komen tot zijn laatste, maar ook gewaagste vergelijking. Want wat is edeler dan het hart des mensen en de gedachten, die daarin zijn opgeklommen? Zeker wij vergeten niet, dat dit binnenste ook boos is van de jeugd af aan, dat daaruit soms opstijgt het de monische. Doch, het gaat hier, nu we ver- Onlangs had ik een gesprek met iemand die in vele verre en vreemde landen had gereisd. Op een van zijn tochten door Egypte was hy in Cairo terechtgekomen, en op het station hoorde hij toen een con ducteur afroepen: passagiers voor Jeru zalem overstappen. Nu was Jeruzalem niet in zijn reisroute opgenomen. Hij had ditmaal een andere reisbestemming. Hij was zelfs nog nooit van z'n leven in Je ruzalem geweest. Hij had wel graag even z'n reisroute willen wijzigen, want het is toch wel wat als je betrekkelijk zo dicht bij Jeruzalem bent, je hart heeft je er altijd heengetrokken, je hoeft maar even overstappen, en in vrij korte tijd ben je in de „heilige stad", maar het kón nu een maal nietveel dingen zouden er door in de war lopen. Hij had er trouwens ook geen geld meer voor. „Je kunt begrijpn", zo eindigde m'n vriend z'n verhaal, „dat er wel iets door m'n heen ging, toen ik dat hoorde roepen op het perron: „pas sagiers voor Jeruzalem overstappen". Ik ben daar zo eens over gaan naden ken, en als je over zo'n simpel voorval ROOMS WORDEN Af en toe wordt het protestantse ge deelte van Nederland opgeschrikt door dat een bekende persoonlijkheid van de gelederen van de Reformatie overgaat naar de Rooms Katholieke kerk. Uit de Ned. Herv. Kerk zijn zulke overgangen naar Rome voorgekomen, uit de Angli caanse Kerk. En evenzo uit de Gerefor meerde Kerken. Op zichzelf is dat niet iets nieuws on der de zon. Sinds de kerken van de Re formatie bestaan, zijn zulke overgangen altijd aan de orde geweest. Ik hoef je maar te herinneren aan een figuur als Vondel, die tenslotte geen andere rust kon vinden dan in de veilige schoot van de „moederkerk". Maar vandaag hebben de meeste van die „overgangen" een bijzondere achter grond: de schijnbare majesteit van de Roomse kerk, de éne ongedeelde moeder kerk van alle eeuwen, die zonder een zweem van aarzeling haar weg gaat in de verwarring van het moderne leven: pilaar en vastigheid voor alle zwervende zielen. Die haar pretenties niet opgeeft, en tegelijk haar brede schoot openstelt voor een bontgekleurde menigte met even bonte meningen. Die wel praten wil met anderen en met andere kerken, maar niet op hetzelfde vlak. Die alles of bijna alles accepteren kan, mits het zich buigt onder het gezag van de kerk der eeuwenRome, d.w.z. de Paus. Met deze majesteitelijke gestalte maakt de Roomse kerk haar grootste reclame. Vooral tegenover de Protestanten. Dat maakt indruk: die ene ongedeelde kerk. Want op dat punt van de kerk ligt juist de zwakheid van de Reformatie-kerken, met de handen te tasten en voor iedereen te zien: de versplintering, zegt Rome, is geboren toen Luther en Calvijn begonnen gelijken, om het beste, om het meer adel lijke in de mens. En dan, wat is er dan een treffende mystiek uit 's mensen diep ste innerlijk opgerezenDe verheven ge voelens dier fijnste, peinzende, vastende wereldlingen, die niet als de scherp-ver- standelijken ontledend trachtten door te dringen tot in de hemel, maar de hemel saamvatten in hun eigen hart. In het in nerlijk dergenen, die zich afwendden van het uiterlijke en het vele, om in eigen binnenste het goddelijke, de eenheid te vinden, welk 'n hemelhoge gedachten zijn in die harten niet opgeklommen! Wan neer de lippen zwegen en de zielen ont waakten en als wiekten naar omhoog! Wat zou er hoger zijn dan de vroomheid dier grote mystieken Die zeggen de eeuwigheid niet met het verstand te ken nen, maar die eeuwigheid te beleven in de stille diepten van het hart? En toch wat Paulus roemt zijn lofzang jubelt het ons voor het is ver hevener, het is heerlijker, het is stouter, gevoeliger en intiemer tegelijk dan wat ooit in het hart dezer wereldwijzen is op geklommen Dat heeft géén menselijk oog, dat heeft géén menselijk oor, maar ook géén menselijk hart ontdektDe Wijsheid Gods, gegrepen door géén mens! Geopenbaard door God! D. J. C. Nog weer ontvangen per giro 2,50, gift uit collecte O. en W. Souburg. Zeer bedankt. C. aan 't mediteren slaat, kom je soms tot merkwaardige combinatie's en conclusie's. Het zal hier wel over een vliegtuig ge gaan zijn, maar wij denken nu voor 't gemak maar aan een trein. Jeruzalem was toen niet in het reisplan van mijn vriend opgenomen, maar dat hij reiziger is naar het „Jeruzalem dat boven is", daar ben ik zeker van. Dat heeft hij wel goed bekeken en als hij straks goed en wel aangekomen is, zingt hij ook mee „Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem". Daar dus niet van! Maar nu moet ik ineens aan die conduc teur terug denken, die in al z'n eenvou digheid er onbedoeld een geweldig evan gelie heeft verkondigd. „Passagiers naar Jeruzalem overstap pen", heeft hij geroepen, want hij was maar bang, dat er mensen zouden zijn, die bleven zitten en straks te laat tot de ontdekking kwamen, dat ze in de ver keerde trein zaten. Z'n ervaring zal hem wel geleerd hebben, dat dit nogal eens voorkomt. Er zijn altijd van die slordige, onattente reizigers, die niet uitkijken, en dan krijg je later de misère natuurlijk. Daarom riep die conducteur dat. Niet één maal, maar wel een maal of tien. Bijna tot vervelens toe, zodat sommigen gedacht zullen hebbenman, hou op, dat wéten we zijn met hun scheur-kerken. Dat is een principiële misstap geweest, om de een heid van de kerk los te laten. Plet begin van' het hellend vlak. En het is voor alle mensenlijk wel duidelijk geworden waar dat op uit moest lopenop een oneindige hoeveelheid kerken, die elkaar bekijven en bevechten, en het kleed zonder naad van onze Heiland in duizend stukjes hebben gescheurd. En daarom ziet de Roomse kerk maar één taakal die dwalende kin deren terugroepen naar de ware kerk. Er is maar één kerk: dat is de Roomse. En die pretentie geeft zij niet op. Buiten de éne, ware kerk, waarvan de Paus het hoofd is, bestaat er geen zaligheid. Nu wil ik deze keer niet een verhande ling houden over de Roomse kerk. Dat kost boekdelen. Maar ik moet er wel iets van zeggen. Om met dat laatste te begin nen: dat heeft de Reformatie inderdaad nooit willen zeggen. Er is nietéén kerk. Helaas, maar het is niet anders. Want niet de Paus vergadert de kerk, maar Je zus Christus. Calvijn heeft zelfs niet dur ven zeggen, dat Jezus Christus de Roomse Kerk verlaten had. Ik weet niet of jullie Calvijn lezen op de J.V., maar lees dan het vierde boek van zijn Institutie maar eens na. Anderen na hem hebben dat vrijmoediger uitge sproken, en gezegd: Rome is een valse kerk. Maar er was ook een Lutherse kerk, en een groep van Zwingli en anderen. In al die andere kerken hebben de man nen van de Reformatie Jezus Christus aan het werk gezien. En waar Jezus Christus werkt, daar is kerk. Wel hebben ze onderscheid gemaakt tussen meer en minder zuivere kerk. Dat was een zaak van gehoorzaamheidwat vraagt Jezus Christus van Zijn kerk, wat moet ze doen, en hoe moet ze er uit zien. Dat is het probleem van vandaag. Het probleem van meer en minder zuiver. Een geweldig probleem, waar van alle kanten aan gedokterd wordt. Want dat „helaas" blijft staan. Helaas is er dat probleem in nu al welEn die warempel tóch nog ver geten over te stappen, en in de verkeerde trein terecht kwamen. Die conducteur heeft precies, hetzelfde gezegd, wat de Bijbel ook nooit moe wordt te zeggen. In een ietwat andere vorm na tuurlijk. Daar staat: bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Dat „bekeer" betekentrechtsomkeert maken. Van reisroute veranderen. Niet blijven zitten, en niet gewoon doorgaan, want dan kom je er niet. Overstappen dus, passagiers naar Jeruzalem over stappen Hebt u ooit gezien dat van de ene plaats naar de andere, zeg van Zwolle naar Amersfoort, twee treinen naast el kaar parallel lopen? Natuurlijk-nietEn zo leidt de route naar Jeruzalem (de smalle weg) niet evenwijdig naast de weg die u (van nature) loopt, maar ze gaat precies in de tegenovergestelde richting. Overstappen betekentde andere kant uit gaan Hèbt u wel eens in de verkeerde trein gezeten Nu, ik wel En dat is een alleronaangenaamste ont dekking, vooral als de trein al in beweging is. Je kunt er natuurlijk niet meer uit springen. En dan haal je je spoorboekje voor de dag, en je zit uit te kienen, hoe je zo spoedig mogelijk, en met zo weinig- mogelijk tijd- en geldverlies toch nog de plaats van je bestemming bereiken kunt. Het is een meewarig gezicht, zo'n ver dwaalde en onrustige reiziger. En het valt mij iedere keer weer op, dat iedereen dan bereid is, zo'n mijnheer of dame goede raad te geven en allerlei instructie's, om toch nog goed uit te komen. Weet u, waar ik mij echter over ver baas Over twee dingen. Of eigenlijk over drie. In de eerste plaats, dat er zoveel „rei zigers naar de eeuwigheid" zijn, die weten dat ze in een verkeerde trein zitten, en die helemaal niet onrustig zijn. In de tweede plaats, dat hun heel dui delijk en bij herhaling was gezegdu moet overstappen, en ze deden het toch niet. Ze bleven gewoon zitten. En in de derde plaats, dat hier alle hulpvaardigheid der mede-passagiers zoek is. U hebt een buurman, die niet „aan de godsdienst doet" (overigens een nette man), dat wil zeggen: naast u in de coupé zit een medereiziger, waarvan u pertinent zeker weet, dat hij verkeerd reist, en u neemt zelfs de moeite nietom deze .man daar op attent te maken! Dat is toch wel raar! Waarom doet u dat eigenlijk niet? Hebt u er wel eens aan gedacht, dat deze man, mee door uw schuld, verkeerd uitkomt Iemand die op weg van Zwolle naar Amsterdam, in Amersfoort niet overstapt, omdat de trein waarin hij zat naar Utrecht de kerken van de Reformatie. Helaas zijn ze niet allen gehoorzaam. En één ding kan hier maar helpende grote Dokter moet er bij, met zijn Woord en met zijn Heilige Geest. De eenheid is een zaak van Jezus Christus, en daarom een zaak van gebed om Zijn Geest. Totdat Jezus Christus deze zaak voor ons oplost, moeten we de last van het ge scheurd zijn dragen. Nietéén kerk (ook niet: onze kerk) is de ware kerk. Dat hangt samen met de Reformatorische vi sie, dat niet de Paus, maar Jezus Christus Zijn kerk vergadert en bestuurt. En tot die tijd moeten wij voor de een heid bidden en werken. Het dilemma is niet: Rooms worden (of Rome nadoen) of anderzijds omko- OOSTERLAND. Broeders en Zusters Het is haast niet te geloven, dat het nu al een jaar geleden is, dat we die on vergetelijke en onvergel ij kele rampnacht hebben doorgemaakt. Er zal wel niemand onder ons zijn, die met zijn gedachten niet teruggaat tot die bewuste datum en verschillende dingen weer in zijn geheugen terugroept. 't Is nog als de dag van gisteren, dat we opgeschrikt werden door het geroep van de dijkbreuk te Sirjansland; daarna door het wassende water, dat al maar ho ger, al maar hoger kwam en meedogen loos z'n slachtoffers opeiste. We spreken nu maar niet over mate riële schade, hoe erg, die op zichzelf ge nomen, ook was. Onze gedachten gaan toch hoofdzakelijk naar hèn uit, die hun geliefden moesten afstaan, op zo'n tragi sche wijze, aan de dood. Hoe zullen we al deze dingen en de na ging, komt uiteindelijk met wat narigheid nog wel in Amsterdam terecht. Daar hoeft u zoveel drukte nog niet voor te maken! Maar iemand die van de brede weg niet overstapt Op de smalle weg, komt in de buitenste duisternis, en daar is in alle eeuwigheid niets meer aan te doen, als hij tot z'n grote schrik bemerkt, dat hij „ver keerd" is. Het wordt toch wek hoog tijd, dat u zo iemand eens waarschuwt. Nu kan het nog. En als u dit nalaat, hebt u eigenlijk een misdaad op uw geweten hebt u daar wel eens aan gedacht? We hebben nu almaar aan die mede passagier gedacht, maar zou het niet goed zijn, ook eens aan onszelf te denken? We hebben het nu toch over die reis en daar wil ik nog even bij blijven. Er zijn mensen, die heel de reis slapen. Niet zo'n prettig gezicht, zo'n slapende passagier tegenover u. Nu, dat slapen in de trein kan er nog bij door. Slapen in de kerk niet. Dat is niet alleen onaesthe- tisch, maar bepaald gevaarlijk. U kon eens vergeten over te stappen. Ik wil nog eens aannemen, dat u niet hoeft over te stappen. Dat u in de goede trein zit. Maar wat hebt u een hoop ge mist Vooral als je reist door verre en vreem de landen. Je zoudt het jezelf nooit ver geven, als je dan van al die mooie land schappen niets had gezien. De Bijbel opent ons de prachtigste vergezichten. De slapers komen uit de kerk, en hebben er niets van gezien. Ze hebben er alleen maar gezeten. Dit zijn de mensen zonder uit zicht. Mensenkijk toch uit! En verder heb ik het gevoel, dat er niet alleen buitenkerkelijken, maar ook een massa kerkmensen zijn, die allang hadden behoren over te stappen, maar het niet deden. En die er niet eens onrustig over zijn. Dat zijn de mensen, die van de conducteur (op de preekstoel) niet hardop maar zo stilletjes voor zich heen denken: man, hou toch op. Je verveelt me, dit weten wij allang! Wij horen in de kerk zeggen, dat het zus moet en niet zó, en wij gaan gewoon door. We blijven zitten, waar we zitten, en verroeren ons niet. Een leuk verstop pertjes-spel. We zijn vandaag nog even weinig vergevensgezind als tien jaar ge leden. De geldduivel houdt ons nog altijd vast in z'n klauwen. Ons egoisme viert nog altijd z'n triumfen. De arbeid in Gods Koninkrijk laten we aan anderen over. Dit gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, horen we de Bijbel zeggen. Jawel, u kunt me meer vertellen, maar jezelf handhaven „is toch voordeliger". „Passagiers naar Jeruzalem overstap pen", roep ik nu al bijna 35 jaar, en Mul- tatuli zou zeggenhet verhaal wordt een tonig. H. V. men in het moeras van de veelheid der kerken. Er is maar één keuszonder Rome na te doen en onze kerk voor de kerk uit te geven, bidden en werken voor een ge hoorzame eenheid. En dan beginnen bij Hem, Die de kerk regeert. Wie over de kerk praat, moet altijd bij Jezus Christus beginnen, en niet een omgekeerde bewe ging maken. De kerk is „pilaar en vast heid", omdat en voorzover het evangelie van Jezus Christus daar heerst. Het is tenslotte niet onze kerk, maar Zijn kerk. En wie bij Jezus hoort, hoort bij Zijn kerk. Sch. H. M. K. sleep van wat de ramp met zich bracht kunnen vergeten? Toch moeten we en kunnen we deze ramp uit Hoger licht bezien. God, de Al machtige, heeft gesproken en laten zien, dat Hij alleen alles regeert en leidt. De nietige mens (wij ook) meende het zon der Hem te kunnen. De wereld wil uit het moeras komen en alle pogingen wor den daartoe aangewend, op zichzelf niet verkeerd, maarhet geschiedt zonder Hem te erkennen. Er is daar naast ook in allerlei levenskring een toenemende losheid en onverschilligheid te bespeuren, die ons doet huiveren voor de toekomst. We mogen wel de Psalmist op ons zelf toepassen „Wij hebben God op hoogst misdaan, Wij zijn van het heilspoor afgegaan, Ja, wij en onze vaad'ren tevens. Vergramden God, de God des levens, Die zoveel wond'ren had verricht".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 2