Stet gezin Jftxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE VRIJDAG 22 JANUARI 1954 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 NEGENDE JAARGANG No. 30 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. We willen het thans niet in rechtstreek se zin hebben over jeugdproblemen. Daar over wordt veel geschreven en gesproken. Tegenover enkelen, die als maar achter uitgang constateren, staan anderen, die de jeugd van thans met vertrouwen tegemoet treden. Zij hebben hoop wat het jeugd leven en zijn ontwikkeling aangaat, omdat zij geloven de belofte van God. Als er gekozen moet worden, dan blijf ik maar het liefst bij de laatste categorie. Ook al, omdat ik in boeken en artikelen van 50 of 60 jaar geleden dergelijke klaag tonen over achteruitgang tegen kom. En gaan we nog verder terug, dan zijn de jeremiades soms niet van de lucht. Het gaat nu eens over het gezin, het bolwerk, van waaruit de jeugd op het le ven wordt losgelaten. Daar, in het gezin, wordt de grondslag gelegd, waarop verder in het leven moet worden gebouwd. In zeker opzicht mag men zeggen, dat de jeugd in het leven zal zijn, wat het gezin er in de veilige omtuining van maakt. God laat daar het leven uit de ouders voortkomen. Met de bedoeling, dat het zich straks, zelfstandig, in de maatschap pij zal voortzetten. Daarom hebben de ouders de taak, van meet af aan te gaan werken in de richting van die zelfstandig heid. Opvoeden is de grote roeping tot zelfverloochening. U brengt het kind grootom het los te laten. In normale zin gaat het zó, dat het zich eenmaal uit uw armen losmaakt, om een ander in de armen te vallen. En met alles, wat het van huis uit heeft meegekregen, gaat het naar een ander. Ouders, die dit als iets „spijtigs" on dergaan, doen een beetje aan gevoelsover- drijving. We moeten er veel meer blij om zijn, éndankbaar, wanneer het gezin het kind zóveel heeft meegegeven, dat het in de mensenwereld kan staan én zich handhaven. Bovendien is het een aanbeveling voor het gezin, wanneer de jonge mens daar uittreedt met het ver langen, zelf een gezin te gaan vormen. Dan heeft de dienst der ouders in dat opzicht een begerenswaardig doel bereikt. Opvoeden is: dienstbaar zijn. In het belang van het leven der kinderen. Waar lijk niet alleen, om er flinke mensen in de maatschappij van te maken. Maar evenzeer, om ze in geestelijke zin te vor men tot mensen Gods. Het ja-woord bij de Doopsbediening is indertijd uitgesproken. Dan bindt het ons voor het verdere leven. Terwijl wij stellig geen enkel kinderhart in onze hand heb ben, om het te maken, zoals wij dat wil len, is het eveneens waar, dat God Zijn Br Jacob van der Valk. II. Wat zal de jonge Jacob met zijn nog pretlievender broers Rinus en Ton zich in de pastorie reeds vaak hebben geërgerd en vermaakt om spionnage en geroddel, die niet zullen hebben ontbroken in de kleine Christelijk Gereformeerde gemeen te van Delft. Opgevoed door volgens zijn eigen lof prijzing harmonisch saamlevende ouders, 'n vrouwelijk-zachte vader, gelovig opti mist en 'n nuchtere, zakelijke moeder, heeft hij als oudste van tien kinderen on getwijfeld het eerst en het meest de wel eens benauwende belangstelling onder gaan, die alle domineeskinderen van som migen in 'n kleine gemeente krijgen te lijden. Nog doen sterke verhalen de ronde van wat de jongens van der Valk mis schien uit wraak zich tegenover bezoekers hebben veroorloofd. Daar in de pastorie reeds heeft hij anders dan de naar buiten gekeerde Rinus, zich geoefend in zwijgende afweer en gewapend met spot tegen bemoeizucht en bekrompenheid, die zo dikwijls zich als vroomheid opdringt, om onverwacht van zich af te slaan met 'n hartgrondig: wat kan het me schelen! werk doet aan het kind door middel van de ouders. Evenals God de ouders ver antwoordelijk stelt voor de richting, waar in zij het leven van het kind sturen. Zo begint dan uw taak als opvoeder, zodra de blijde gebeurtenis plaats vond. U zult het kind, vanaf het eerste begin, leren om aan vaste regels te gewennen. Het spreekt vanzelf, dat U dan zelf re gels hebben moet, om die na te komen. Als we iets begrepen van de gezonde in vloed van gewenning aan vaste regel, dan zouden we veel meer bevreesd zijn voor ongeregeldheid in ons gezin. In de vroeg ste periode is dit voor héél het gezin van het grootste belang. In later jaren kan het gebeuren, dat door arbeid of andere omstandigheden de regel niet meer als vroeger kan worden nageleefd. Maar dan heeft het kind toch het stempel van orde eenmaal gekregen. Hoe wij dat stempel er op zetten? Niet door harde maatregelen of gevoelige handreiking. Dit laatste is meer uiting van menselijke drift, dan van oudergezag. Tussen gezag en geweld ligt een grote afstand. Waar het geweld intreedt, ver liest het gezag aan kracht. Niemand, be- roeme er zich dan ook op, dat hij, of zij met harde hand de jeugd het regeren heeft bijgebracht. Hier is meer plaats voor „be schaamdheid des aangezichts". De gevoe lige aanraking wijst heel vaak op gemis aan innerlijke kracht. Hierdoor „leert" het kind weinig of niets. Mogelijk sluit het zich innerlijk op, of komt later tot ongewenste reacties. Voor de sfeer van het gezin mag toch zeker wel het Bijbels getuigenis gelden uit Psalm 133. Waar liefde woont.... Nee, verwart U dat niet met „lievigheid" of „zoetelijkheid", die alles maar op zijn beloop laat. Waarachtige liefde wil zich geven voor een ander, tot het welzijn van zijn leven. Zo put ouderliefde zich uit in die zelfopofferende leiding, waarbij het beste voor het kind niet goed genoeg ge acht wordt. Het zijn immers kinderen, door God ons toevertrouwd, opdat zij straks Zijn Naam in dit leven zullen kén nen ènbekend makenMet het oog op dit doel, zullen wij het kind onmoge lijk in alles zijn zin kunnen geven. We hebben het ook te leren, dat het bepaalde dingen beslist niet mag. Daarbij moet de geestelijke kracht der ouders zó groot zijn, dat zij zonder geweld-methoden het kind bijbrengen, zich naar de wil der ouders te gedragen. Zoals ik het eens af luisterde van een gesprek tussen kinderen, waarbij de één de ander verteldeals mijn moeder „nee" zegt, dan weten we, dat Dit ook was zijn blijvende houding. Maar 'n houding. Want, innerlijk raak te het hem wél wat er van hem werd ge zegd, gedacht. Graag in de contramine, ging hij er dan te krasser tegen in. Dat was zijn zucht naar onafhankelijkheid, geërfd van zijn moeder, die hij als 'n blij moedige heeft geroemd. Mogelijk was hij zelf dit van nature niet minder. Dan ech ter heeft levensgang en -gedrag hem om gezet wel niet in 'n verbitterd daar voor was hij te levenslustig toch wel in 'n onmiskenbaar teleurgesteld man, die bij tijden tegenwicht zocht in sarcasmen en satiren en soms wat geforceerde pret, Weinlaub im Haar. Elk jaar zocht ik, met vacantie in Rot terdam, hem tenminste éénmaal op. Dan boomden we uren achtereen tussen de vier van vloer tot zoldering met boe ken bezette wanden van zijn studeercel, terwijl ik zat en hij meestentijds heen en weer ijsbeerde en zijn kijk gaf op allerlei schrijvers en boeken. Wat had hij 't land aan de Utrechtse dominee Gunning als veelschrijver„Geen manEn de la Saussaye Jr met zijn vlotte portretten: Ibsen bijv. als „de dichter van den twij fel" „Deugt nooit zo'n etiket". Aan zijn pijp trekkend, telkens even halt hou dend, grimlachend omkijkend of je 't met hem eens was, doceerde hij en leerde ik, het niet magPrachtig Deze „gewenning" is een belangrijk deel der opvoeding, maar niet alles. Want, het leven in het gezin moet ook een posi tieve inhoud hebben. Het moet er zijn als een veilig nestje, waar de kleintjes graag inkruipen. Waar het kind leert, zichzelf te wezen. Waar het zich kan uitleven in spel en vrolijkheid. Ook daarin wordt weer opoffering gevraagd van de kant der ouders. Als een ander de huiskamer binnenvalt, dan kan het gebeuren, dat de kinderen daar een zekere wanorde geschapen heb ben. Het was blijkbaar nodig voor hun spel. Enspel is voor het kind diepe ernst. U kunt er zelfs iets in terug vin den van de indrukken, die het kind uit het leven heeft opgedaan. Een spelend kind is druk aan het werkDaaromgeen rood hoofd tegenover de „indringer", die de kamer niet zó prachtig op orde vindt, als onze „netheid" dat zou gewenst heb ben. Betwist het kind het terrein niet, waarop het moet leren leven. Bekijk het met een gulle lach. Zo zal de binnengeko- mene het ook moeten doen. Enkan hij dat niet opbrengen, dan is het zeker, dat hij van het kinderleven weinig begrip heeft. Zeg ook niet tot het kind: berg gauw je rommel op.Stel je voor.rom mel! Als uw kasboek op tafel ligt, wat zegt U dan van de bezoeker, die dat voor „rommel" verslijt. Zó belangrijk als dat kasboek voor U is, of uw pronkjuwelen, zo belangrijk is voor het kind zijn „speel- wereld". Misschien nog belangrijker. Heerlijk, wanneer de kinderen zó in een sfeer groot worden, waar begrip is voor hun levensbelangen. Later nog zullen zij het over „thuis" hebben, en wat ze daar zo al met elkaar „deden". De kin derziel gaat blij open voor het leven, en de gelegenheid om het gunstig te beïn vloeden, is geboden. In deze weg kost het geen bijzondere moeite, om het goede zaad uit te strooien in het kinderleven. Als maar van jongsaf- aan de echte sfeer van het gezin gekweekt wordt. Dit vraagt liefde, en gebed. Gebed, om ons zelf te overwinnen, op dat wij voor het leven van het kind be schikbaar mogen zijn. Ook het gebed vóór het kind, en het bidden met de kinderen. Laat toch die kleine wereld thuis een glans van geluk spreiden op het kinder leven. Straks komt de tijd, dat zij het grote leven ingaan, waar ze menige wond moeten oplopen. Wanneer zij vanuit de warmte van het gezinsverband komen, dan krijgen zij een kracht mee, waardoor zij ook voor het grote leven enige reserve hebben. Ja, als de tijd van groot-worden komt, dan worden de zaken anders. Voor het gezin niet minder belangrijk. Daarover een volgende keer. C. St. leerde graag en veel van hem. Wanneer het mij na veel strijd lukt om het alle Gereformeerde studenten omvattend blad Fraternitas op te richten, dan ontstaat er ook 'n rubriekIn en om het studenten- gilde, geïnspireerd op de Terugblik van van der Valks Ons Tijdschrift en daarom anoniem gepubliceerd, maar geredigeerd door vijf studenten. Onze Rector genoot van zulke dingen mee. Het was echter eer 'n intellectuele dan 'n hartelijke vriendschap, gereserveerd zoals Cicero en van der Valk dat begeer den. Ongetwijfeld was hij er mee gecoif feerd, dat je als oud-leerling hem nog eens kwam bezoeken. Bij mijn weten bleef ik van mijn klas de enige. Hij hield van de jeugd. Precieser gezegd, hij ging er graag mee om ook om zelf niet te ver ouderen. Hij hield van jeugd en hun pret en spel in het algemeen. Of hij ook van bepaalde jongelui hield? Hoe graag zou ik althans hem nog eens willen zien en spreken. Maar, hoe lang is ook dit weer voorbij. Waarom ik zo breedvoerig over hem schrijf Omdat ik acht dat èn Wurth èn Derck- sen op het feest eenzijdig zijn geweest en ik toen maar gezwegen heb. Er spraken er al zoveel uit 'n bepaald vriendenclubje van later jaren. Doch ik schrijf ook om misschien deze of gene leraar of onderwijzer aan 'n christelijke inrichting 'n christelijke dienst te bewijzen. Want ik kom tot mijn conclusies. Door zijn bezieling won hij mijwon hij velen voor het Latijn, ook voor de studie der wijsbegeerte, waarover hij in de hoogste klas 'n beknopt dictaat met brede toelichting gaf, telkens onderbroken door zijn twijfelvraag: Snap jullie 't nu of niet Hij rustte niet voor hij duide lijk was geweest. En hij vond zeker, dat we nogal béte zaten te kijken tegen al die oude wijsheid. Door zijn ontnuchterende critiek heeft hij mij de waarde van de inhoud boven de vorm doen beseffen, om daardoor juist ook de vorm te verheffen. Onze aarzeling tegenover de mode van „de kunst óm de kunst" heeft hij in de goede richting doorbroken. Door zijn als angels hakenblijvende aphorismen heeft hij mij critisch en te gelijk waarderend in ruimte gesteld. Doen verstaan hoe juist de vakman al minder van zijn vak „weet", in tegenstelling met de amateur. Paradoxaal kon hij wel eens antwoorden: „Nee, daarover kan ik niet spreken, want dat heb ik bestudeerd. Maar over dat andere heb ik wel 's wat gelezen, dus dat zal wel gaan". Heerlijk kon hij soms overdrijven om je de waarheid van iets miskends in te prenten: „Wanneer je je straks aan de universiteit de één of ander voorstelt en je merkt, dat hij van je eigen faculteit is, dan zeg jega jij maar weer door; dat studeer ik zelf al en je klampt 'n ander aan van 'n tegenoverliggende faculteit. Pas op voor eenzijdigheid en verbeeld je nooit dat jullie alleen alles weten. Eerst met elkaar wordt het misschien iets." Wanneer ik nu nog na zoveel jaren als leraar geschiedenis mondeling repetitie geef volg ik in hoofdzaak zijn eerlijke vergelijkende methode, die ieder, zelfs de stomste en de luiste, het hele uur 'n royale kans geeft. Ik begin bij de minste der broederen of zusteren en ook als alles mis is geweest, houden zij 't héle repeti tieuur het recht om ook op 'n aan 'n ander gestelde vraag te antwoorden. Ieder weet, hoe „ongelukkig" de beurten verdeeld kunnen zijn, vooral bij repetities van „woordjes" ook. Bij deze methode klimt soms 'n jongen van 'n 1 toch nog tot vol doende; maar stelt ook de hele klas vast dat degeen, die 'n heel uur zwijgt, terwijl hij dat hele uur de kans hield om zich te herstellen, dan toch wel dubbel en dwars zijn 1 heeft verdiend! Heeft van der Valk mij etisch of re ligieus kwaad gedaan? Dan zou ik eer één of twee andere Heren kunnen noemen. Mèt Dercksen zeg ik: van schade, die hij mij zou hebben toegebracht, ben ik mij niet bewust. Wel heeft zijn gedrag mij bevreemd en zijn zwijgen over het evangelie doen nadenken, voor het eerst, over Christelijk onderricht zonder Chris tus! Ik voelde dat te dieper, omdat ik vooraf twee jaar op 'n openbare H.B.S. was geweest, waar de nobele Directeur mij wel eens aan wat thuis werd geleerd, heeft herinnerd. Minder stellig dan Wurth acht ik het mógelijk, dat hij bepaalde jongelui in hun reeds meegebracht scepticisme geen goed heeft gedaan. Ik heb er zelf gekend, die zijn afgeweken. Maar het „spotten" be hoefde Jaap hèn niet bij te brengen. Toch hoorde m.i. deze knappe docent op 'n Christelijk gymnasium niet thuis, ook al heeft hij de school wetenschappe lijk 'n uitnemende naam bezorgd, die ech ter wat zijn onderricht aangaat, eer die van hem zelf of Erasmus dan van Marnix van St. Aldegonde had kunnen dragen. Het verleden prijzen ten koste van het heden is wel actueel. Wat de Rectores van het vijftigjarig Marnixgymnasium betreft, zie ik echter juist 'n rustig stijgende lijn van bekwame geleerden, die steeds beter aan 'n Christe lijke inrichting van onderwijs thuis beho ren en zich voor het evangelie van Jezus Christus niet schamen. In dit opzicht al thans prijs ik het heden boven het ver leden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1