3)e JCerstdag Het jaar 1953 J7xelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE Jaargang No. 2627 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 WOENSDAG 23 DEC. 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Als de Kersttijd aanbreekt, dan is men vrijwel in alle kringen bezig „sfeer" te scheppen. De uitstallingen moeten er van spreken; Kerst-programma's worden sa mengesteld, waarin van „Kerst", niet al tijd, veel te vinden is. Het blijkt, dat de samenleving dit feest aan 't einde van het jaar niet graag wil missen. Daar zit iets in, waarbij we kun nen aanknopen. Maar, het is toch wel dringend nodig, om zo luid als het maar kan, uit te roepen, dat het niet „de sfeer" is, welke het wezen van het feest tot zijn recht doet komen, maar het wonder Gods, eeuwen geleden geschied, waarvan de aarde nu nog de vrucht geniet. Daar zal de christelijke wereld, die met een menigte van Kerstwij dingen vaak voor de dag komt, toch vooral op moeten letten, en aandacht voor moeten vragen. Voor het wonder, dat God dit leven is ingegaan, om het uit de vernedering en schuld op te heffen en te brengen tot de heerlijkheid. Het Kerstgebeuren is de ontsluiting van de weg, waarvan de be loften sinds de val in het paradijs hebben gesproken. De weg, waarop de zondaar, vastgelopen, doodgelopen in de dwaasheid van de verlating van het Woord, door het genadig ingrijpen Gods voortgaat, naar het heerlijk einde van het wonen bij God. Waar in het leven zelf geen enkele kans aanwezig was, daar heeft het wonder Gods de grote verandering tot stand ge bracht. Als wij terugzien naar het geboorte-uur van Jezus in Bethlehem, terugdenken aan die inkomst in het menselijk vlees, dan mogen wij dat doen, terwijl wij daarbij in aanmerking nemen de reeks van heils- feiten, waartoe de geboorte heeft geleid. Dan is Bethlehem van het begin, waarop de voltooiing volgde; van de arbeid der verzoening, welke de Vader de Zoon had opgedragen. Van de overwinning van de macht der duisternis, waartoe de smarten- weg heeft geleid. Van de triomf van het leven over de dood, zoals deze in de Op standing is uitgekomen. Van de opname van „ons vlees" in het huis des Vaders, om daar te blijven, wat de rijke inhoud is van het hemelwaarts wonder. Van het „tabernakelen" Gods in het midden der gemeente, waarvan Pinksteren het begin sel bracht. Dit alles samen was het ontrukken van het leven aan de greep van de dood. De blijde zekerheid van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid zal heersen. De mogelijkheid van nieuwe maatschappij-vormen, van volkerenvrede. Het Kerstwonder heeft de weg ontsloten naar de volle zegen van het Koninkrijk Gods. Met dit alles voor onze aandacht, moet onze gedachte teruggaan naar Bethlehem. Dan wordt de danktoon zoveel te dieper, als wij dit wonder herdenken in het licht van de vervulling en de bevrijding, die het bracht. Hier ligt tegelijk de moeilijkheid voor menigeen, om de vreugde van het Kerst gebeuren te doorleven. Vanuit de levensverhoudingen, waarin wij staan, is het niet zo gemakkelijk. Want, wij zien zo weinig van een ontgin nen van deze aarde, in het blijde vooruit zicht van de nieuwe dag, die lichten zal. Volkerenvrede, arbeidsvrede, huiselijke vrede somsze verkeren voortdurend in een crisis. Waar is de overwinnende kracht van het wonder van Bethlehem, temidden van Christenen, die elkaar niet begiijpen en daarom passeren, temidden van volkeren, die met defensie-gemeen schap, atoomkracht en bewapening, het evenwicht in de verhoudingen zoeken te bewaren, en bij de tegenstellingen, die de maatschappelijke verhoudingen kenmer ken? Ja.... wie vanuit de ervaring tot de zegen van Bethlehem zoekt te komen, valt van de ene teleurstelling in de andere. Die begint van de verkeerde kant! Niet van de mens uit moeten wij tot het werk Gods komen, maar van Gods openbaring uit zullen wij het leven moeten doorgaan. Alleen de weg van het geloof is hier de uitkomst. Het Kerstevangelie overtuigt U daar van. Elisabeth sprak daarvan, bij het be zoek van Maria, die met volledige over gave de wondere boodschap van de engel had aangenomen. „Zalig is zij, die ge- „loofd heeft, want wat vanwege de Here „tot haar gezegd is, zal volbracht wor- „den", Luc. 145. Dit is het wonder, in Maria te prijzen. Dat zij met al haar vragen, waarvoor de openbaring Gods haar stelde, zich heeft overgegeven. Al zou het daarom „stor men" in haar vrouwenleven. Als het Woord Gods maar zijn loop kreeg...., dan wil Maria opzij gaan, en aanvaar den, dat de weg des Heren het licht zal brengen. Daarin blijft Maria tot een getuigenis in de kerk, de eeuwen door. Op de drem pel der nieuwe bedeling, terwijl zij zelf instrument voor God is, waardoor Hij Zijn gave tot het leven brengt, staat zij daar met volledige aanvaarding van het mysterie. Alles in haar is tot zwijgen ge bracht. Het geloof had de overhand. En de feiten hebben de bekroning van haar geloof gebracht. Zonder aan „Maria-verering" te doen, is het nodig, dat wij haar gedenken in dit opvallend gelovig zich schikken naar Gods wil. Dat is de weg, waarop Gods verrassingen niet uitblijven. Als wij nu denken aan het wonder van Bethlehem, in het licht van de vervulling, welke de Gods-openbaring in het vlees ons heeft geschonken, dan klemt voor ons nog meer de vraag, of wij met deze kracht van geloof, in deze tijd blijmoedig durven wachten op de voleinding, welke op de vleeswording zeker volgt. Dan wordt de Kerstdag voor ons een dag, waarop onze kracht vernieuwd wordt, onze" hoop levendig is. Dan geloven wij de werkelijkheid van het Koninkrijk Gods, dat er is, in de gebrokenheid dezer samenleving, en dat komen zal, om over alle ongerechtigheid te triomferen. Vanuit deze geloofsblijdschap zal het Kerst-evangelie ons helpen, om onze taak op aarde te vervullen, onze strijd te strij den, terwijl wij „het lichtend einde" vóór ons hebben, waar alles zich naar toe be weegt. We benaderen de problemen van het leven té veel, zonder dat de overtui ging van de komende „blijde dag" ons sterk maakt. Omdat wij vaak meer men sen van de ervaring zijn, dan van het ge loof. Dit geeft armoede in het persoonlijk leven, en in de kerk. En, daardoor is de kerk in de wereld niet genoeg een licht- spreidende-gemeenschap. Daarom moet de vraag van ons geloof hét grote onderwerp van ons Kerstfeest zijn. Waarom zou de stoutmoedigheid en de verrukking van de kerk in Jeruzalem, niet opnieuw de kracht der gemeente zijn Wij staan met haar achter de voltooide cyclus van heilsfeiten, wachtend op de uiteindelijke bekroning van allesWij staan er zoveel dichter bij dan die kleine schare, omringd van vijandschap. Temidden van de levensraadselen is dit Gods vingerwijzing naar het geheim der waarachtige Kerstvreugdezalig is zij, die geloofd heeft. Een kerk, die gelovig het levende Woord ontvangt, en daardoor ze ker is van het verloop der geschiedenis, dat is de kerk, die het wonder van Beth lehem vasthoudt, en hoopt op nieuwe won deren. Als deze kracht ons vervult, dan zullen wij zegen brengen in deze wereld. In de maatschappelijke en politieke verhoudin gen. Temidden van een schare, die de uit zichten voor het leven belangrijk ziet in gekrompen. Dan zal, van uit de kerk, die in geloof de Kerstdag doorleefd, het volk worden aangegrepen, en de heerlijkheid van het levensuitzicht overvleugelt de ver twijfeling van de dag van morgen. Zo wil God, dat ge uw Kerstfeest te gemoet gaat. Zo doet de Kerstdag u met vernieuwde kracht voorttrekken. Als erfgenamen van de nieuwe wereld, die daarom een voort durend protest zijn in hun optreden tegen het boze, dat in elke verhouding de zegen van Bethlehem durft tegenhouden. Maar, het wordt dan een indringende vraag, of wij daartegenover de zegen van Bethle hem uitdragen, en zeker zijn van alles, wat het Evangelie aan het eind der tijden in uitzicht stelt. Nu zullen wij God hierom vragen, dat wij, meer dan voor het „sfeer scheppen", ons geven mogen in Zijn dienst, om de zegen van de Kerstdag duidelijk te ma ken. Kerstdag wordt dan vreugdedag, omdat het in het leven wordt ondervon den zalig is zij, die gelóófd heeft. Wie vreest nog, die een Heiland heeft, Die God, de Vader, Zelf ons geeft? C. St. Aangezien de Kerkbode voor dit jaar niet meer zal uitkomen, willen we nog even terugdenken aan het jaar, dat straks zal worden afgesloten. Een uiterst bewogen jaar, in ons land, en met name in onze provincie. Nadat 1953 éne maand telde, trad de ramp in, die zóveel rouw bracht, en zulke finan ciële gevolgen met zich bracht. We behoe ven dit alles niet breedvoerig op te halen. In de Kerkbode is er meermalen over ge schreven, en onze „watersnood-rubriek" heeft de lezers op de hoogte gehouden van het wedervaren in de verschillende ge meenten en van de geëvacueerden. 't Einde van dit jaar zal in menige fa miliekring de smartelijke herinneringen weer naar voren stuwen. Er is zoveel af gebroken, zoveel intiem huiselijk geluk in één nacht verwoest. Toch mag het ons besluit niet zijn, dat wij in droef gepeins eindigen met een hernieuwde klacht. Want, God was in alle omstandigheden toch nabij, en deed Zijn hulp en troost ondervinden. Ook, door wat mensen deden, in samenbunde ling van kracht. Er is geofferd in ons vaderland, en men heeft zich het lot der bezochten aangetrokken. Wat we hoorden van collecten op de Dankdag in gemeenten, waar het water dit jaar verwoestingen aanrichtte, doet ons verstaan, dat God krachtig heeft ge werkt dit jaar. Werkelijk zijn ze met of fers gekomen voor Zijn aangezicht, en was menige collecte een belijdenis, dat het alles „gave van God" is. Ook vergeten we niet de verrassingen, welke het dijkherstel op korte termijn bracht. Met mogelijkheden voor het nieu we jaar wordt dit rampjaar afgesloten. Zeker zal bij de terugkeer pas blijken, hoe erg de gevolgen zijn voor land en bedrijf. Maar, naar het eigen erf te kunnen we derkeren, geeft een dankbare voldoening op zichzelf. 't Was een jaar van grote en vreselijke Gods laatste Woord. II. Veel rijker nog is de profetie van Obad- ja's tijdgenoot Joël. Ook bij hem dreiging en belofte. Maar de „wijze" van zijn open baring staat in het teken van weelderige beloften. Ook hij blaast wel de bazuin. Want „de dag des Heren komt". Maar daarna o heerlijke beloftezal God zijn Geest uitstorten op al wat leeft en allen zullen profeteren, zoons èn dochters. „Uw ouden zullen dromen dromenuw jongelingen zullen gezichten zien." Zelfs vreemde slaven en slavinnen zullen vol zijn van Gods Geest! Rondom Sion zal een heilige gaarde Gods opbloeien, waai de Here in het midden der Zijnen woont, terwijl verzoening en zegening van daar ook op heidenen uitstroomt! Welk 'n wereldomspannende gedachten, waarvan deze dichterlijke profeet zelf niet het vol besef kan hebben gehad, schuilen in deze voorzegging in nationaal-beperkte gestalte. Is Joël rijker aan alle volken omvatten de ideeën en geestelijke verdieping van de Goddelijke zegen, Amos profeteert na drukkelijk, dat de aan David gedane be lofte nimmer vallen kan. En dat, terwijl hij het huis van David toch niet anders noemen kan dan een „vervallen hut". Ook Amos gewaagt nog niet duidelijk van een zuiver geestelijk Godsrijk, doch van 'n tast- en zichtbaar Davidsrijk, waarin ech ter wondelijker nog dan in dat van Salomo „de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad werken Gods. Wanneer wij allen de ge dachte daaraan bewaren, en het anders wéten dan voorheen, wat of de Here in één ogenblik doen kandan zullen wij uit deze les blijvende winst hebben, waarmee we de nieuwe jaarkring ingaan. Verder, in de vergankelijke wereld, op weg naar de toekomende. God bouwt Zijn Koninkrijk, temidden van alles, wat plaats grijpt. En, dwars door de ruïnes van dit leven loopt Zijn pad naar de voleinding. Daarop oog èn hart gericht. Dankbaar vermelden we, dat het ver loop van het kerkelijk leven voortgang had, dat er door de nood soms geestelijke kracht naar voren trad, die anders vaak verborgen blijft. Wanneer wij terugzien op de gang der kerkelijke zaken, dan zijn wij verwonderd en ontroerd, dat God ons de wegen tot herstel heeft gegeven. De aangename èn vruchtbare samenwerking met de Deputaten voor de evacuatie gaf ons gelegenheid om voor de getroffen ker ken te doen, wat mogelijk was. Daarnaast gedenken we, dat Breskens de feestelijke dag beleefde van eerste steenlegging voor een huis van samen komst, en dat Vrouwenpolder, door de (niet te verantwoorden), scheuring ge havend en berooid, weer een eigen bede huis in gebruik mocht nemen. Ook daar werden met andere Christelijke kring, hartelijke verhoudingen openbaar, die te meer weldadig aandoen, waar zonen van 't zelfde huis van elkaar vervreemden. Al met al was er „leven" in ons gewest. Zullen wij gaan taxeren Dit is een zaak voor God. Aan ons het arbeiden en het bouwen in Zijn kracht. Spanningen had het leven dit jaar ge noeg, in Europa en heel de wereld. Het eind van 't jaar laat niet zien, in welke richting de samenleving zich rustig zal voortbewegen. Maar, wij gaan immers verder naar de dag des Heren? Dan zal ook alles vervuld worden, wat beschreven is, en daaraan moet voorafgaan. Laat ons het nieuwe jaar straks aan vangen, geleerd door de grote werken Gods, meer nog door het Woord Gods, dat heel dit jaar door kwam tot ons hart. Als wij belijdenin Uwe hand zijn mijne tijden.dan hebben wij, gelovig, God te dienen, elke dag, ons toegemeten. De uitkomst is voor de Here. Ook 1954 wordt weer „een jaar des Heren". Laat Hij ons vinden, terwijl wij op onze Heer wachten. Alle arbeid moet daarvan het stempel dragen. Want, wij moeten blij moedig door de tijden „optrekken", naar Gods grote feestdag". Hij weet het uur, waarin ieder tot de feestzaal wordt toegelaten. Laat ons het jaar gebruiken, door vast te houden, flat wij de uitnodiging tot het feest ontvingen, en nu bezig zijn, om ons klaar te maken. Dan wordt 1954 een gezegend jaar C. St. strooit, de bergen van jonge wijn zullen druipen en al de heuvelen daarvan over vloeien". Bij Amos' „wijze" van Gods openbaring gaat de verkondiging van de voltooiing van het Godsrijk wat schuil achter zijn aankondiging van het gericht. Hij is een rauwe kreet voor Gods gerech tigheid. Dat is zijn manier van God ont hullen. Ook hier het licht beperkt. Maar het ochtendschijnsel rijst! Want ook zijn laatste woord geeft het blijde uitzicht op 'n door Gods genade gezegend bondsvolk in Kanaan. En toch hoe is zijn heer lijkst woord nog stamelen slechts van de veel heerlijker ontsluiering in Christus! Welk 'n contrast met Amos vormt Ho- sea, de minnezanger onder de profeten. Wel kondigt ook Hosea het gericht over het Noordelijk rijk aan ja ook Juda zal niet gespaard blijven. Doch hoe heeft deze zelf geplaagde man gehoopt op hoop tegen hoopHoe diep heeft déze ziener geschouwd in Gods grondeloos erbarmen Zijn strafrede breekt hij telkens af om te zingen van Gods ontfermen. Hosea komt daarvan niet uitgejubeld! Dieper dan wie ook vóór hem dringt hij, de smartelijk ervarene, door in het geheimenis van Gods trouw. Het van God afvallig Israël is ge lijk aan 'n overspelige vrouw. En nu déze trouweloze zal de Here lokken! Hij zal haar ondertrouwen als was zij nog 'n rei ne bruid! Ziet, hoe met dit hooglied der onverdiende liefde het licht rijst! Niet al de „wijzen" van Gods spreken in de telkens elkaar opvolgende profeten kunnen wij u herinneren. Maar van nog één, van de bijzonder ste, mógen we niet zwijgen. Hoe zouden wij Jesaja, de evangelist en koning onder de profeten kunnen voorbijgaan Scherper dan allen vóór hem schouwt hij de persoon des Middelaars, de enige Spruit uit Davids huis. Onderwijl de verbonden koningen van Syrië en Ephraïm tegen Juda storm lopen om aan de heerschappij van Davids huis voor eeuwig 'n eind te maken, juicht hij Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon barenen zij zal hem de naam Immanuël, d.i. God met ons, geven". In profetische verrukking ziet hij het Kind als reeds geborenWant een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Ster ke God, Eeuwige Vader, Vredevorst!" Terwijl Jesaja moet toegeven, dat Da vids huis meer heeft van 'n afgehouwen boomtronk, bestaat hij het te geloven in de eeuwigheid van dat Huis! Doch, de koning zal een geestelijk koning zijn. De uitbreiding zijner heerschappij gaat niet door bloedige krijg. Deze „God met ons" zal met geestelijke wapenen de volken aan zich onderwerpen. Zijn wapenen zijn recht en gerechtigheid. „Op hem zal de Geest des Heren rusten. Hij zal de ge ringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid recht spreken, maar Hij zal de aarde slaan met de roede zijns tnonds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden." Heer lijker nog dan Hosea profeteert hij„Men zal geen kwaad doen noch verderf stich ten op gans mijn heilige berg.En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als 'n banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn." Tot op Jesaja bleven de gedachten van het gericht over de heidenen en hun toe brenging tot Gods Rijk gescheiden Jesaja verenigt ze. Zelfs de e. fvljand Egypte en het op dat moment nog cire gend Assyrië, waartegen hij/ zèkt heeft moeten verheffen, 'belooft hij heil God zal ook hun een F/eiland en Meeste zenden! Praeludiuny óp Jezus' laatst be vel: Maakt al de volken tot mijn disa pelen En toch, nóg heeHijker en troostrijker zijn de profetieën in het tweede deel v zijn schone boek. Onbegrijpelijk scherf, tegen lichte horizont bij ochtend, ziet hij de donkere, gebogen gestalte van Jahvè's knecht, de man van enkel smarten, die door zijn lijden ook de verste heidenen Gods heil zal doen zien. Hij zal zijn leer niet met geweld opdringen. „Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven." Blinden zal hij de ogen openen, gebondenen uitleiden uit hun gevangenis. En dan breekt Jesaja Here, een nieuw liedZijn lof van het eind der aarde!" Zelfs de woestijn moet de stem verheffen om eer te geven aan Jahvè In Jesaja bereikt de profetie haar hoog tepunt. En dat, terwijl de vernietigende ballingschap dreigt! Andere profeten mogen nog enkele bij zonderheden onthullen, zoals Micha, die voorspelt dat de Messias in Bethlehem geboren zal worden. Maar hoger rijst het licht niet meer. Ja, straks zal het geheel verdwenen lijken, wanneer de profetie vier donkere eeuwen zwijgt. Kijk, zó sprak God in de profeten véle malen en op velerlei manier. Hoe staan zij allen in klimmende rij, als met uitgestrekte vinger, wijzend naar die éne en allergrootste, in Wie God het allerlaatst zou spreken. Maar zij allen blijven in de scheme ring. Nog is de dag er niet Doch zij hijgen naar het Licht. Het Licht gaat komen! Nu móét het komen! Lof, zij de God van Israël, Die met ons lot bewogen. om ons van zond' en ongeval 't ontslaan, een ster in Jakob op doet gaan, de zon des heils doet aan de kimmen staan. De Zon des heilsDe koning des lichts, Gods Zoon, in wie God in deze laatste tijd gesproken heeft tot óns Hoe is bij Zijn spreken alle profetie slechts stamelen geweest, een stame1 van hèm, die nog veel heerlijker n de schoonste en stoutste profef' cc,- künnen spellen! Hoe heeft hun ai klaarder morgenschemering getuigd van het rij zend Licht der wereld-! Hoe hebben zij gehoopt op hoop tegen hoop en he! ben zijn heerlijkheid toch nimmer aanschouw

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1