Het Adventsgebed
Jeugdrubriek
UIT DE „GETROFFEN KERKEN"
geestelijke luister, waarmee het rijk van
Salomo in al zijn uiterlijke heerlijkheid
nooit is bekleed geweest. De uiterlijke
schoonheid gaat reeds welken. Want ter
stond na Salomo's dood splijt plots het
rijk in twee!
Gods „wijze" van openbaring was tot
nog toe meer door daad dan door woord
geweest. Ook Elia en Eliza zijn nog weer
profeten van de daad. Na hen eerst over
heerst Gods openbaring door het woord
Het uiterlijke neemt af. Het innerlijke
gaat wassen. De nu volgende profeten ge
loven vooral niet minder vast in de vol
tooiing van het Godsrijk. Doch zij besef
fen eerst moet Israël in Gods smeltkroes.
Door lijden tot heerlijkheid.
Al dadelijk Obadja, de wraakprofeet,
We zijn dan weer in de Adventsweken
terecht gekomen, en daar horen vanzelf
sprekend de Adventsverwachting en het
Adventsgebed bij. De strijdende kerk in
de wereld zal altijd moeten leven vanuit
de heilsverwachting. Zij staat altijd met
de handen boven de ogen te turen naar
een betere toekomst. Dit geldt voor de
kerk na Bethlehem zo goed als voor de
kerk onder de schaduwen. Wij hebben
onze toekomstverwachting verlegd van
Christus' komst in het vlees naar Zijn
komst op de wolken. Zo is het feitelijk
niet goed gezegd, want de O. Testamen-
tische profetie heeft geen onderscheid ge
maakt tussen een eerste en een tweede
komst van Christus. Pas achteraf hebben
wij gemerkt, dat met Christus' komst in
het vlees de uiteindelijke vervulling nog
niet gekomen is. Daarom „verwachten
wij", "om met de Ned. Geloofsbelijdenis
te spreken „die grote dag met een groot
verlangen, om ten volle te genieten de be
loften Gods in Jezus Christus onzen
Here".
Wij hebben in het bovenstaande net ge
daan, of dat allemaal zo is, d.w.z. dat de
kerk inderdaad Maranatha-Kerk is, en
opstaat en slapen gaat met het gebed in
het hart: Kom spoedig, Here Jezus.
We zullen ook allemaal wel toestemmen,
dat het zo moest zijn. Wat te denken van
de bruid, die niet naar de bruidsdag ver
langt. Het waren de slechte vaderlanders,
die in de bezettingstijd niet uitzagen naar
de terugkeer van de koningin.
Het kunnen dus moeilijk goede burgers
van het koninkrijk Gods zijn, die niet
verlangen naar de terugkeer van de Ko
ning.
De nuchtere werkelijkheid is, dat er van
dit Adventsverlangen weinig of niets te
bespeuren is. We schrijven dit zo maar
neer, en het verschrikkelijke is, dat we
dit kunnen schrijven zonder vrees van te
gengesproken te worden. Dit is heel erg,
want het betekent ons oordeel. Het staat
er bij ons zó voor, dat we met z'n allen
zijn blijven steken in de toestemming, dat
het toch eigenlijk anders móést zijn.
Evenals we na een preek het roerend met
de dominee eens zijn, en gewoon door
gaan. Het staat te vrezen, dat het bij ons
alleen maar Advent is op de kanlender
van het kerkelijk jaar. En zelfs in die
vier simpele Adventsweken zien we nog
kans de Adventsgedachte te begraven, en
het Adventsgebed te doen verstommen.
Enquêtes zeggen mij in de regel niet veel,
maar ik zou toch wel willen weten hoe-
velen van ons de Adventsverlangens in
hun persoonlijk gebed meenamen. Die
geen dag laten voorbijgaan zonder ge
vraagd te hebben: Here Jezus, komt Gij
nu nog niet? Hoe lang moet ik nog op
U wachten?
Hier raken we wel een zeer grote ge
bedsmoeilijkheid, namelijk dat we als re
gel niet bidden om wat een grote plaats
in ons gebed móést hebben. De grote
moeilijkheid hierbij is, dat velen het hier
nog nooit moeilijk mee gehad hebben.
Er zijn misschien enkelen die dit nogal
overspannen gedachten vinden, en die
van oordeel zijn, dat het practisch onmo
gelijk is om gedurig in deze spanning van
de toekomst des Heren te leven. Wie dat
gaat proberen is voor het leven een ver
loren man. Het is in deze moderne tijd
niet meer mogelijk om verticaal te leven.
Men kan dit alleen maar meer horizon
taal doen. Wie niet uitkijkt, en niet om
zich heen kijkt, wordt in het moderne ver
keer verpletterd. Het is dus een levens
gevaarlijk bedrijf om naar boven te kij
ken. Wie nog over Adventsmotieven
droomt kan het tempo van nu niet meer
bijhouden, en kan zich in deze keiharde
maatschappij niet meer op de been hou
den. De dingen van de dag slurpen ons
eenvoudig op, en er zijn zóveel dingen
die onze volle aandacht vragen, dat het
eenvoudig onmogelijk is het iemand kwa-
die waarschuwt dat „de dag des Heren"
nabij is. Dan zal de heidenen vergolden
worden wat zij aan Israël misdeden.
Want, zo besluit hij triomfantelijk: het
koningschap zal aan de Here zijnHet
laatste doel van God is dus niet herstel
van Israël, maar de heerschappij van
Jahvè zelf
Obadja heeft bij zijn woorden wel al
lereerst gedacht aan het heidens Edom,
dat zou gestraften aan de tastbare berg
Sion, die Heilanden ten gericht zullen
bestijgen. De draagwijdte zijner profetie
reikt echter veel verder. Gelijk alle pro
feten heeft hij niet ten halve de omtrek
zijner woorden overzien, juist omdat niet
hij zelf, maar de Here in hem sprak.
(Wordt vervolgd)
lijk te nemen, dat hij niet voldoende na
denkt over die kwesties die niet regel
recht bij de race naar een behoorlijk be
staan betrokken zijn.
Ik hoop niet, dat iemand er mij van
verdenkt, het pleit te willen voeren voor
een Adventschristendom, dat geen reke
ning houdt met de werkelijkheid van het
leven.
Evenmin wil ik de kant uit van: „er
moest toch wat meer „geestelijk leven"
zijn". Op de manier van ambtsdragers op
huisbezoek, die van verre en vreemde om
wegen ten laatste komen op de vraag: en
hoe staat het nu met uw geestelijk leven
Dat riekt mij te veel naar het kookboek.
Men neme één ons van dit en twee ons
van dat. Mengde u wel een voldoen quan-
tus „geestelijk leven" bij uw natuurlijk
bestaan, weet u wel, zóveel scheutjes Bij-
bellectuur en zoveel gram gebed, dan
wordt het wel een smakelijk geheel. Heel
dit cocktailchristendom is uit de boze. U
leeft niet voor zoveel procent een natuur
lijk bestaan, en voor zóveel procent een
geestelijk bestaan; u is niet een mengsel
van aardse en verheven gedachten, voor
de helft uit de aarde en voor de helft
geestelijk, maar u is een „geestelijk mens"
of u is het niet. U is een Adventschristen
of u is het niet. Is u het wel, dan is u
het in hart en nieren en tot in uw nagel-
punten. U staat dan niet vreemd tegen
over de dingen van de dag, maar u draagt
uw geestelijke energieën er in. Precies
zoals zij die het vurigst uitzagen naar de
terugkeer van de koningin, de meest harde
en onverschrokken werkers waren, de
brekers èn de bouwers van een nieuwe
staat van zaken, die helaas niet kwam,
want de terugkeer van het koninklijk huis
was de terugkeer van Jezus nog niet!
Deze geestelijke mens ziet de werke
lijkheid niet voorbij en loopt niet als een
dromer met gesloten ogen door de wereld.
Hij ziet de dingen juist veel scherper,
omdat hij nieuwe geestelijke ogen heeft.
Er is ook buiten het christendom een
Adventsverlangen, en er zijn idealisten
genoeg, die met het corrupte „heden" niet
tevreden zijn. Ze maken geniale plannen
en bouwen stoutmoedige systemen op om
de wereld van haar kwalen te genezen.
Zij geloven in de verbroedering der mens
heid, maar zij missen één ding: het nieu
we oog, en zij zien daarom één „kleinig
heid" voorbijde zonde
Goed beschouwd is het drukke, gejaag
de leven, dat ons geheel in beslag neemt
geen instrument, waardoor „de gebeden
verhinderd worden", maar juist omge
keerd een sterke prikkel, om het Advents
gebed Kom Here Jezus, te verdiepen en
te vermenigvuldigen.
Want die met klare nuchtere geloofs-
ogen de wereld inkijkt, ziet steeds duide
lijker en benauwender de angstwekkende
groei van de zonde. Hij ziet ook steeds
duidelijker het daemanische. Het daemo-
nische niet alleen en zelfs niet allereerst
in de neergang der moraalhet daemoni-
sche ook niet alleen in de openbaring der
geesten in boek en propaganda; het dae-
monische ook niet uitsluitend in een drei
gende oorlog, maar ook heel gewoon: de
daemon op de weg, het duizenden men
senlevens verslindende verkeer met daar
achter de rouw in de harten der tienmaal
tienduizenden. De Bijbel brengt meerma
len het een met het ander in nauw ver
band. Men kan natuurlijk bij z'n ontbijt
haastig de krant lezen, afgewisseld door
vrolijke ochtendklanken door de radio,
zonder zich van deze verwrongen wereld
en het onzegbare wereldleed al te veel aan
te trekken. Non stop recht door, naar
school en kantoor.
Men kan er ook kapot aan gaan.
Men kan tenslotte ook gaan bidden
Kom, Here Jezus, en maak alle dingen
nieuw. En intussen als nieuwe mensen
onder het licht dezer wereld dat reddend,
en dus ook vernieuwend verschenen is,
een beetje licht brengen in het donker om
ons heen. H. V. f
NOG EENS: ALTIJD ZONDAG!
Dat vorige artikel over de Zondag heeft
nog een staartje. We hebben elkaar nog
toegezucht: ,,'k Wou, dat het altijd Zon
dag was", en toen heb ik je nog kunnen
zeggen, dat het met deze wens in orde
zou komen, maar de rest moest ik voor
vandaag bewaren.
Altijd Zondag dat is n.l. niet maar
een vrome wens. Maar dat bestaat! Het
kan vandaag al gebeuren dat iemand al
tijd Zondag viert, en als je goed begrepen
hebt hoe feestelijk een Zondag is, dan
zal je dit reusachtig toelijken en het eind
van al je wensen: altijd Zondag.
Waarschnlijk denk je nu al weer: hij
trekt me in de pet, en als ik blij wordt,
loop ik er in. Nee hoor, het is beslist niet
een grapje of een woordspeling om het
wat aardiger te maken: het mag altijd
Zondag zijn. Dat is ernst, feestelijke ernst.
Je kunt het alvast wel narekenen. Het
feest van de Zondag was immers het evan
gelie van de blijdschap door Christus.
Maar natuurlijk: dat evangelie is er
Maandag t.m. Zaterdag toch óók En dan
maakt het je toch óók blij
Die kant heen moeten we dat „altijd-
Zondag" zoeken.
Dat evangelie van onze feest-gevende
God is het evangelie van de rust.
Niet de rust van het kerkhof. Of van
de luiaard. Of van datgene wat de jon
gens op Schouwen elkaar toewensen, als
ze van elkaar afscheid nemen met„De
rustGod kent niet de rust van het zalig
niets-doen. En zulk soort rust wordt ons
in het evangelie van de Here Jezus dan
ook niet voorgespiegeld.
De echte rust, dus de rust waar de Bij
bel over spreekt, heeft wat te maken met
de afschaffing van de zonde. De zonde
brengt de onrust in de wereld. Het maakt
de mens tot een zwerver, die zijn thuis
Aan de gemeenteleden van
KRUININGEN.
Hoewel ik voor Kerstdag een eigen
Kerkblaadje wil uitgeven, toch nog een
stukje in de Kerkbode deze week.
Er gaat namelijk zo'n mooi verhaaltje,
door het dorp. Was het waar, dan zette
ik het met dikke, vette letters in de Kerk
bode, zodat ieder het wel lezen moest.
Maar, het is helaas niet waar.
Er wordt namelijk verteld, dat de kerk
van Kruiningen een gift gekregen zou
hebben van niet minder dan 150.000,
Nu zijn er, zoals U uit de verschillende
verantwoordingen hebt kunnen zien, wel
veel mooie giften binnengekomen, maar
toch niet van zó'n groot bedrag. Was het
maar waar! Dan begonnen we direct al
met de bouw van een nieuwe kerk.
Mocht er evenwel iemand zijn, die zo'n
mooie bron weet, dan houden we ons ten
zeerste aanbevolen, want, die nieuwe kerk
U weet wel, die komt er alleen maar,
als we het grootste deel krijgen. We
wachten dus maar geduldig af
Inmiddels zijn we dankbaar voor alles,
wat er gedaan wordt. De Dankdagcollecte
stemde ook tot grote dankbaarheid. Met
nagiften mee was die ƒ1126,De ge
meente heeft hierin zeker zijn roeping
verstaan en we hopen en vertrouwen, dat
ze dit ook in de toekomst zal blijven doen.
Ongemerkt zijn we weer de Advents
weken ingegaan. Het feest van het grote
Licht, schijnend in de duisternis, is weer
op handen.
Laten we niet enkel opgaan in materiële
dingen van schade-uitkering en vergoe
ding (want dat gevaar is er!), maar laten
we de komst van het Kind in de kribbe
tegemoet zien in deze zielestemmingHoe
zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ont
moet Opdat het werkelijk- Kerstvreugde
in onze harten moge zijn, zodat wij de
aardse beslommeringen even opzij mogen
zetten en in dankbaarheid getuigenHere,
wat zijt Gij goed, dat we ook in het jaar
1953 nog Kerstfeest mogen vieren
Kerkelijke stand: Overleden: Wed.
LeysGlerum, 87 jaar; gehuwd: Pieter
Jasperse en Cornelia Maria Leendertse.
Verantwoording: van gemeenteleden
ontvangen giften respectievelijk van
ƒ100,—, 200,—, 35,—, 20,— voor
de kerk en voor de nieuwe kerk 2 giften,
n.l. van 25,en 200,Van de kerk
van Zaamslag ontvingen we 10,ter
wijl van de classis Kedu op Java een be
drag van ƒ80,— werd toegezonden. Dit
bedrag van onze broeders en zusters in
Indonesië, die het zelf zo heel goed kun
nen gebruiken, mogen we zeker onder
grote dank aanvaarden, niet zozeer als
kwijt is. Misschien kan ik nog beter zeg
gen: een zwerver die zijn God kwijt is.
De onrust van ons eigen hart is de onrust
en de ellende van de verloren Zoon, die
zijn Vader kwijt raakte.
Met het evangelie van Christus legt
God die onrust bloot, en brengt Hij de
zwerver weer thuis.
De Here Jezus „vernielt" de zonden,
zeiden ze vroeger.
Niet enkel op Zondag! Ben je mal, we
krijgen niet maar één dag in de week die
rust, maar alle dagen.
En daarom vieren we maar niet één dag
Zondag, maar, zegt de Heidelb. Catechis
mus „alle dagen" mogen we „van onze
boze werken rusten".
Daar komt het om de hoek. Zelfs in die
oude getrouwe Catechismus! Altijd Zon
dag, want altijd de echte rust vieren door
mee te doen in die afschaffing van de
zonde. Met de Here Jezus meedoen!
Je zal door-de-week pas goed kunnen
zien, wie er echt Zondag viert.
Want bij echt Zondag vieren loopt de
Zondag zomaar in de Maandag over, en
de Maandag in de Dinsdag enz. Totdat
het op 't laatst in de hemel overgaat.
Zondag is een stukje hemel. Een stukje
van de eeuwige rust, wat alweer niet be
tekent: eeuwig nietsdoen, maar afschaf
fing van de zonde, voor eeuwig.
Zondag vieren is: een voorproefje van
die hemel genieten. Dat wil zeggen: het
smaakt naar meer
Het smaakt naar het grote feest bij Va
der, thuis. Als kind aan huis, en blij om
dat Vader zo blij met je is.
Het is daarom zo onvergeeflijk, dat we
van onze Zondag zo'n dooie dag maken.
En hem hoogstens vullen met allerlei
kwesties van wat wel en wat niet mag.
Dat gemier vindt God verschrikkelijk.
Hij had je blij willen maken met Zijn
dag, zoals Hij je straks blij wil maken
met Zijn hemel.
Wellicht kan dat alsnog bij jou ver
anderd
Sch. H. M. K.
een gift dan wel als een offer. Er zal een
blijvende herinnering voor gekocht wor
den.
U allen een gezegend Kerstfeest toe
wensend en hartelijk gegroet, Uw
J. Koolstra.
NIEUWERKERK
Waarde Broeders en Zusters,
In het menselijke leven komen er ogen
blikken voor, die men momenten noemt.
Noem b.v. het uur van uw openbaar
belijdenis des Geloofs en de dag van uw
eerste Avondmaal.
Zijn deze momenten van persoonlijke
aard, weer andere zijn van meer gemeen
schappelijke aard. Noem het geboorte-uur
van onze kinderen, of ook wel de sterfdag
van een, die ons zeer lief en waard was,
doch wat een verschil van uitwerking is
er op te merken tussen deze.
Het ene moment veert en heft de mens
op, geeft hem blijdschap en stralende
vreugde in het leven, het andere drukt
diezelfde mens neer in ravenzwarte don
kerheid en rouw.
Broeders en zusters, aan deze en veel
meer andere momenten dacht ik, toen ik
pas in de plaats onzer inwoning rondwan
delde, en met méér dan gewone belang
stelling neerzag op onze ineengestorte hui-
zenreien. Doch als men bij zo een
wandeling de ruïnes links en rechts voor
bij gaat en je staat tenslotte aandachtig
stil op de puinhoop van wat eens je huis
was, dan heeft het hart en hoofd opeens
veel werk.
Nu heeft de Here ons het vermogen
onthouden, om vooruit in de toekomst te
schouwen, en wij danken Hem daarvoor;
want zagen wij van tevoren alle leed en
ellende, dat in de komende dagen en jaren
voor ons is weggelegd, wij zouden geen
gelukkig uur meer beleven, alle blijdschap
zou verbleken door de blik op zoveel moei
lijkheden en zorgen op alle gebied.
Maar God heeft ons wel het vermogen
geschonken, om het verleden te overzien.
De gave der herinnering, dat is één der
rijkste gaven die wij van Hem ontvangen
hebben. De wondere rijkdom van het ge
heugen stelt ons in staat alle blijde en
smartelijke ervaringen uit het verleden
nogmaals en opnieuw te doorleven en in
eeuwigheidslicht te bezien.
Het is heerlijk het boek der „gedachte
nis", dat wij in hoofd, hart en geweten
meedragen, te kunnen doorbladeren.
Wie denkt hier niet met deernis aan de
velen wier geest krank is en wier gedach
ten verward zijn en wier geheugen niet
zuiver werken kan en daarnaast aan de
zovele geschokte overspannen levens, die
alle inspanning en arbeid van hoofd en