Is dit een oplossing
yjxelaria
Kerk-MuziekXatijn
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
NEGENDE JAARGANG No. 17
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée,.Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 23 OCTOBER 1953
Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 10 cent per mm.
Een belangrijk geschrift is verschenen
van de hand van Dr H. Berkhof, over
„Gods Kerk en onze vele Kerken".
Wat in deze brochure treft, dat is de
sympathieke manier, waarop de schrijver
dit onderwerp behandeld. Hij heeft zich
het probleem diep ingedacht, en tracht
een weg te wijzen, waarin de oplossing
kan komen.
Opmerkelijk is, dat Dr Berkhof naar
twee kanten gevaar ziet. Zowel bij het
standpunt, waarop de redenering aldus
luidtonze kerk is de ware kerk, als ook
bij de haast tegenovergestelde zienswijze,
waarbij elk kerkelijk leven in de sfeer
van het betrekkelijke gesteld wordt. In
beide gevallen ziet de schrijver, dat aan
de eigenlijke oplossing voorbij gegaan
wordt, dat men elkander niet bereikt, en
dat het vraagstuk van de eenheid geen
verontrusting meer zal brengen.
Het is althans zeer de overweging
waard, om hier ernstig over na te denken.
De practijk laat er wel iets van zien, dat
langs beide wegen de zaak der kerk geen
stap verder komt.
Wat Dr Berkhof dan positief wil, kan
men zó samen vatten: dat men de waar-
heidsvraag min of meer zal losmaken van
verkregen inzichten en uitgedrukte over
tuiging, om alles te concentreren op „dé
Waarheid", geopenbaard in een Persoon,
Jezus Christus.
De lezer begrijpt, dat hier het confes
sionele meer naar de achtergrond wordt
gedrongen, om daarvoor naar voren te
schuiven iets, dat niet zo gemakkelijk voor
te stellen is. Concentratie op de levende
Persoon des Heren. Wanneer dit vanuit
de verschillende kerkelijke kring gebeurt,
dan is Dr Berkhof van gedachte, dat „het"
waarheidselement der kerk zal toenemen
en samenbindend zal werken.
Er staat nog veel meer lezenswaardigs
in deze brochure. We willen voor dit
ogenblik echter hierbij blijven.
Het heeft er veel van, dat deze con
centratie op de levende Persoon des Pie
ren iets heeft van een mystieke unie.
Wanneer het gaat over gemeenschap
met de Here, dan ligt daar tegelijk naast
de vraag van de Openbaring. Want, de
levende Here openbaart Zich aan ons, en
is door Zijn openbaring onder ons. Het
echte, religieuze kénnen (niet alleen in
verstandelijke zin, maar in de diepe zin
van kénnen met volle overgave van ons
leven aan Hem, Die tot ons komt), is
volledig gebonden aan het levende Woord.
Als het over dit kennen gaat, kan men er
niet omheen, om zich ten opzichte van de
openbaring in het levende Woord uit te
spreken. Dan juist is men in gemeenschap
met de belijdenis der naderen bezig. Naar
onze overtuiging gaat dit gepaard met
overeenstemming met die belijdenis.
Waarom zegt Dr Berkhof, dat men op
die manier van de waarheid iets maakt,
waarover de mens kan beschikken Is het
niet zó, dat de Waarheid ons in deze weg
gevangen neemt, en de levende Heer Zelf
over ons beschikt en ons leidt door Zijn
Woord? Plet blijkt hier, dat het denken
van Karl Barth de kwestie van de Heilige
Schrift zó heeft beïnvloed, dat men de
theologie der Reformaties hier nauwelijks
meer kan verstaan.
Of. dit op de weg naar de oplossing
komt door de gespreksgemeenschap, waar
voor Dr Berkhof het pleidooi voert?
Men vergete dan niet, dat dit zware
eisen stelt. Niet alleen zal men aan de ene
zijde zich dan in de opvatting van Barth
moeten verdiepen, maar evenzeer zullen
zij, die van Barth uitgaan, zich weer ge
heel vertrouwd moeten maken met de ge
loof suitdrukking, zoals die in de Geref.
symbolen wordt gevonden. Eerst na zulk
een voorbereidende studie zal het mogelijk
zijn, in voor elkander verstaanbare taal
over het waarheidsprobleem te handelen.
Ik geloof niet, dat er iemand mag zijn,
die tegen dit „gesprek" opziet. Als wij
uitgaan van het Woord des Heren, dan
moet het ook mogelijk zijn, elkaar te ont
moeten, om elkander over de Waarheid
aan te spreken. Natuurlijk ligt daar nog
heel veel naast, b.v. de volkskerkgedachte,
de vraag van de Evangelie-verkondiging
en Sacramentsbediening enz. Maar, inder
daad zou het waarheidsprobleem in het
middelpunt moeten staan.
Nu wil Dr Berkhof die gespreksge
meenschap van onder op. Vanuit de plaat
selijke kerken. Zeg maar: de kerkeraad
van de ene kerk en de andere, ontmoeten
elkander. Dr Berkhof wil nog verder gaan
en denkt al aan kanselruil en Avondmaals-
gemeenschap. Hier kan men, hoe er ook
een diep begeren is naar meer zichtbare
eenheid, toch beducht zijn voor grote
spanningen. Stel dat plaatselijke kerken
het probleem „voor zich" oplossen, zonder
verder contact met de gemeenschap der
kerk, in welk een toestand zou dan het
kerkelijk leven komen? Bovendien is het
onjuist, om zo in plaatselijke zin oplossin
gen te bewerken, waarbij de band aan het
geheel wordt verwaarloosd. Hebben dan
de plaatselijke kerken niets te maken met
wat men tegenwoordig noemt: „modali
teiten". En, mógen plaatselijke kerken
zich hier van afmaken
We weten, dat in Zeeland, in de grote
nood, door de Februari-ramp ontstaan, op
kerkelijk gebied enkele verrassende din
gen zijn gebeurd. Waarover wij geen oor
del uitspreken, aangezien dit zó volkomen
samenhangt met de noodsituatie en de sa
menleving, die daarin ontstond, dat dit
geheel op zichzelf moet bezien worden.
Maar, wanneer zonder uitzonderlijke
aanleiding, kerken op zichzelf de oplos
sing van het kerkprobleem gaan forceren,
dan is te vrezen, dat hieruit schadelijke
gevolgen komen.
Iets anders is, de wederzijdse ontmoe
ting. In een enkele gemeente in ons va
derland is dat al gebeurd. Maar, 't is niet
onmogelijk, wanneer dat op grote schaal
zou worden geprobeerd, dat men op het
onuitvoerbare stuit. Wanneer het werke
lijk zó simplistisch ware op te lossen, zou
dan de kerkelijke kaart van Nederland er
niet héél anders uitzien
Intussen is het goed, dat deze brochure
de aandacht trekt, waarin op een voor
treffelijke wijze de zaken aan de orde
worden gesteld. De lezing brengt ons tot
tal van vraagtekens. Maar, dat de kerken
allen met ernst geroepen worden, zich op
de waarheidsvraag te bezinnen, is ook van
onze zijde toe te juichen. Naar onze over
tuiging zal het besluit zó zijn, dat het
voorstel van Dr Berkhof de oplossing niet
brengt. Wanneer het een schrede dichter
bracht tot het verlangen, elkaar van ver
schillende zijden te ontmoeten, en tot de
uitvoering hiervan, dan was dit op zich
zelf al een goed resultaat. C. St.
Wat ik nu ga zeggen, zal vele orgelisten
met ontzetting vervullen. Om niet te zeg
gen met afgrijzen. De amateurs-musici
en de Kunstenaars van professie zullen
het hoofd over mij schudden of zachtjes
voor zich heen woorden murmelen als
„muziek-imbeciel", en „kunst-analpha-
beetDe meer opgewondenen onder hen
het zijn er vele in deze sector der sa
menleving zullen naar de pen grijpen
en mij met ingezonden stukken stenigen,
roependeweg met hem het is niet
behoorlijk dat hij nog één woord in de
Kerkbode schrijft. Al deze afgrijselijke
mogelijkheden, geliefde lezer en lezeres,
heb ik mij van te voren klaar en helder
ingedacht. Niet zonder enige koelbloedig
heid heb ik alle consequenties onder ogen
gezien. Dit artikeltje werd niet ontvangen
en geboren in onbedachtzaamheid, het
werd niet aan de tijd ontwrongen en er
werd geen uur voor aan de nacht ontfut
seld, omdat er toch weer wat voor de
Kerkbode klaar moest. Het is allemaal
veel erger.het werd met voorbedach
ten rade gepleegd. Met open ogen tart ik
de lopen van het peloton der kunstcritici.
Het wordt feitelijk nog erger. Ik ga n.l.
iets zeggen over orgelmuziek in de kerk.
Mijn opmerkingen gaan niet in de richting
van de kansel (dat zou te afgezaagd wor
den), maar in de richting van het instru
ment dat soms boven, meestal tegenover
de kansel staat: het orgel.
Dit is een heilig huisje, waar men z'n
vingers aan kan branden, alleen al door
er naar te wijzen. Toch waag ik het er
op, en dat nog wel terwijl ik van orgel
muziek weinig verstand heb. Niet ondanks
dit leek-zijn op dit terrein mag ik er iets
van zeggen, maar juist daarom. Zo is het
immers in onze kerken van de oudste tij
den af aan gebruik geweest. Week aan
week wordt onder ons door leken en on
bevoegden een oordeel uitgesproken over
het kanselwerk, en niemand heeft daar
ooit iets ongewoons in gezien. Waarom
zou dan nu 'n heel enkele maal een on
bevoegde niet eens een oordeel mogen
zeggen over het orgelspel Het zou meten
met twee maten zijn, als dat niet mocht!
De begeerte om hier eens iets over te
zeggen werd nog aangewakkerd door een
Rapporteren?
Wat is het nu per slot van rekening, dat
menigeen die ferme baat zou vinden eens
met zijn predikant te spreken, daarvan
weerhoudt
Naar mijn overtuiging vrees voor 'n
vermeende verplichting van hun predi
kant tegenover zijn kerkeraad.
'n Zieke vertrouwt zich daarom reeds
gemakkelijker aan z'n dokter toe, soms
juist nog meer aan 'n wildvreemde specia
list, omdat deze artsen niet omringd zijn
van één of ander collega, aan wie elke
week of maand moet worden gerappor
teerd.
Schrijven zij ooit over hun patiënten in
één of ander wetenschappelijk tijdschrift,
dan geschiedt dit altijd naamloos en op
foto's zijn de gezichten afgeschermd.
Vandaar de zoveel gemakkelijker gang
naar de dokter, die alléén staat en bij ede
zich tot zwijgen heeft verplicht.
De predikant evenwel, zo menen velen,
rapporteert alles aan zijn kerkeraad. Er
zijn zelfs wel ouderlingen, die te goeder
trouw van oordeel zijn, dat zij zelf even
als hun dominee daartoe van Godswege
zijn gehouden.
Is het wonder dat wie in deze veron
derstelling leeft, kopschuw wordt voor
zoveel benauwende belangstelling en reeds
bij huisbezoek begint met zich zelf te ver
bergen? Zulk 'n rapporteerwoede zou de
dood zijn voor alle echt herderlijk werk.
Gelukkig is het echter zo niet!
Al wat eenmaal openbaar geworden is,
mag en moet (niet eens altijdsoms ook
in volle vergadering besproken worden.
Hoewel ook dan op „kiese" wijze, zoals
vanzelf spreekt en het visitatiereglement
ten overvloede eist. Toch geldt ook dan
voor élk kerkeraadslid de plicht om over
het besprokene te zwijgen.
Niemand mag voor eigen vrouw gehei
men hebben. Tenminste geen geheimen,
die eigen man of vrouw of kinderen of
geldzaken raken.
Doch de heimelijke ziekte is niet het
geheim van de dokter en móét hij dus
zelfs voor zijn eigen vrouw verzwijgen.
Het is het geheim, het eigendom van zijn
petiënt!
Zo is ook al hetgeen 'n gemeentelid
vrijwillig aan zijn predikant openbaart,
volstrekt geheim.
Het geheim, het eigendom niet van de
dominee, maar van de man of vrouw, die
zijn herder vertrouwen schonk. En daar
om mag geen predikant daarover op zijn
kerkeraad rapporteren. Hij móét het niet
alleen niet. Hij mag het niet, van zijn
Zender
Dat broeder A. of zuster B. bij het ge
wone huisbezoek verklaarde het laatste
Avondmaal te hebben verzuimd, omdat
men op reis was of omdat men dit keer
geen vrijmoedigheid vond, mag in de
kerkeraadsvergadering meegedeeld. Of
schoon, zodra het over dat „gebrek aan
vrijmoedigheid" gaat, de toon reeds voor-
zichtiger behoort te worden. We raken
hier aan andermans binnenst heiligdom.
In bijzonderheden treden kan heiligschen
nis worden. En ieder kerkeraadslid, dat
het niet oprecht te doen is om de ander
geestelijk van dienst te zijn, past niet in
de kerkeraad. Wie zulke dingen 's avonds
met zijn vrouw bespreekt, verzaakt zijn
hoge roeping en maakt straks werkelijk
goed werk in de gemeente onmogelijk.
Ook deze dingen zijn geheimen. Niet óns
eigendom, maar enkel van de betrokkenen.
Dacht elk hieraan maar eens wat meer
reeds bij het opgeven van namen voor de
zogenoemde groslijst, bij 't candidaat stel
len en verkiezen! Géén babbelaars, géén
nieuwsgierigen, géén uithoorders in enige
kerkeraad
Veel sterker nog echter klemt de zwijg
plicht, wanneer iemand geheel vrijwillig
zijn hart uitstorten komt.
Dit juist is de kracht van Rome's
biechtstoel.
Dit moest ook de kracht weer worden
van ons eigen Gereformeerd samenleven.
De gemeente, de jeugd daaronder, moet
zekerheid hebben, dat haar geheimen bij
haar pastor volkomen veilig zijn.
Zij mag, móét weten, dat de echte „her
der niet maar. alles rapporteert. Zijn zwij
gen is één der zenuwen van zijn teder
werk. Onder géén voorwendsel mag Hij
zich door derden tot spreken laten over
halen. De overheid, de rechter erkent dit
ook.
Ter illustratie moge tenslotte nog 'n
voorbeeld volgen.
Bij zeker predikant vervoegde zich eens
'n jongeman, die zijn gemoed luchtte over
bepaalde misstanden in 't ouderlijk gezin.
Betrekkelijk kort daarop, te onzaliger ure,
werd de naam van het hoofd van dit ge
zin door 'n gemeentelid aanbevolen voor
de groslijst.
Odat klakkeloos maar namen noemen
voor die groslijst! Met hoe weinig wer
kelijke kennis van personen en zaken
somsMen kan iemand soms geen groter
ondienst bewijzen. Want nu móét de man
besproken worden. Misschien heel zijn
doopceel gelicht.
Vanzelf kwam ook de boven bedoelde
vader ter sprake in de volle kerkeraad.
Wat moest de predikant?
De R. Katholieke priester zou in zulk
'n geval niets „gewéten" hebben van wat
hem in de biechtstoel was toevertrouwd.
De dominee mocht vanzelf niet aldus re
deneren. Hij kon zich van zijn bijzondere
wetenschap noch van zijn geweten ont
doen. Hij mócht de aanbevolene niet aan
bevelen. Hij maakte daarom in algemene
termen bezwaar. Doch het geheim van het
gezin schenden mocht hij ook niet. Bij de
vanzelf geheime stemming behaalde de
bewuste, die uiterlijk zeker ook wel en
kele gaven voor het ambt vertoonde, toch
'n meerderheid. Hij werd verkozen en
benoemd.
Ten einde raad wendde de predikant
zich tot de verkozene zelf en zeials gij
u nu niet terugtrekt, mag ik niet langer
zwijgen. Mijn geweten verbiedt mij u te
bevestigen in het ambt. Hetzelfde gewe
ten dat tot heden over uw gezin gezwegen
heeft. De man vroeg en verkreeg inder
daad ontheffing. Was daarmee de zaak
maar af geweest! Doch dan is er altijd
nog 'n clubje „vrienden" van zo'n onge
lukkig mens, die naar de reden van zulk
ontheffing vragen vissen blijft. In plaats
dat de man zijn „vrienden" verzocht daar
mee te stoppen, liet hij hen begaan. Het
was alleen de predikant, die hem nu een
maal niet wilde. Daarop maakten de
„vrienden" de zaak aanhangig bij de
meerdere vergadering. Deze stelde de pre
dikant in 't gelijkalleen meende men dat
hij bij de nominatie althans twee ouder
lingen onder de roos had kunnen inlich
ten.
Ik ben het met dit laatste niet eens.
Geheim blijft geheim.
Dit mag alleen verbroken door betrok
kene, die in dit geval het tenslotte zelf
door eigen triest volharden en dat van
zijn „vrienden" aan de openbaarheid prijs
gaf. D. J. C.