Met eerst nodige Opinie-Onderzoek Jftxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 16 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 16 OCTOBER 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Het is te merken, dat de tijd van actie weer is aangebroken. De pers heeft ons al weer heel wat verslagen gebracht over gehouden samenkomsten, waarin allerlei onderwerpen aan de orde gesteld werden. Zowel voor de jeugd als de ouderen is het vergader tijdperk weer aangebroken. Men zou haast kunnen zeggen: wie op elk terrein als metterdaad „meelevend" wil worden aangemerkt, en wie zoveel mogelijk aan de vergaderingen deelneemt, die is straks overal te signalerenbe halve thuis Nu is het allerminst de bedoeling, om een pleidooi te voeren voor het afschaffen van alle vergaderingen. Dit kan niet. Bo vendien kan niemand ontkennen, dat van vergaderingen een goede invloed kan uit gaan. Maar, wel mag men er elkaar op wij zen, dat wij, al vergaderende, ons zelf ènanderen voorbij kunnen leven. Want het is niet zó, dat wij, bij het ver menigvuldigen der vergaderingen, werke lijk zoveel dichter bij elkander komen en elkaar werkelijk leren kennen. Denkt u maar aan de kerkelijke wereld, met haar conflicten en „geschillen". Plet vergade ren loste tot heden geen enkele spanning opeerder kwamen er nog enkele bij Zal de ene mens de ander „benaderen", zodat ze werkelijk dichter naar elkaar toe schuiven, dan is het nodig, dat zij stilte om zich heen hebben. De ontmoeting van elkaar voor Gods aangezicht. Misschien is het goed, om dat eens naar voren te brengen. Nu wij de „werk-cam- pagne" weer zijn ingetreden, en ons in stellen op onze organisatie en cursus, moeten wij, als een niet te verwaarlozen punt van ons program, vaststellen: de persoonlijke ontmoeting. Het contact zoe ken vanuit onze eigen wereld met die van een ander. Hoeveel een mens op die ma nier voor een ander kan betekenen, is moeilijk onder woorden te brengen. Het „scherpe" in de verhouding kan verdwijnen, als wij elkaar in het oog ge zien, enin het hart gekeken hebben. Daarbij verdraagt zich niet de tegenwoor- Ook mode. Wanneer ik mij wat schprp heb uitge laten over de ongelovige psychiater, dan is het omdat hier 'n gevaar dreigt, groter nog dan bij de gang naar de ongelovige arts in het algemeennl. verkeerde ziele- leiding. 'n Voorzichtig geleerde als de Utrecht se hersenanatoom Cornelis Winkler, wiens glasheldere colleges ik wel eens het voor recht had bij te wonen, waardeer ik als 'n gave Gods. Zijn boeiende „Herinnerin gen" waren nog pas weer in mijn hand. Wanneer de Leidse Professor Jelgersma de invloed van de kleine hersenen op de spraak ontdekt, of het aan Golgi als eer ste gelukt de zenuwcel in zijn gehele om vang zichtbaar te maken, dan prijs ik in hen de Ontwerper en Schepper van de mens. Maar ik vergeet geen ogenblik dat achter hun ordenen, hun waarderen van de feiten èn van hun conclusie trekken, 'n wijsbegeerte schuilt, die onmogelijk de mijne kan zijn, omdat zij het allergrootste feit miskent: dat Jezus Christus als de Redder der wereld, en der afzonderlijke mensen, ziel èn lichaam, is verschenen Redder van de kosmos, van 't heel-al! En dus zijn ongelovigen, ten spijt van al hun kennis, juist voor Christenen, die on evenwichtig aan de rand van het normale zich bewegen, zo funest. Hun goedbe doelde zieleleiding is misleiding. Plato in zijn schone Phaedrus waarschuwt, dat al leen de echte wijze door zijn woord voor schijn ons kan behoeden. De ware wijze dat kon de heiden Plato nog niet we ten is alleen hij die het vleesgeworden Woord kent, zelf door Hem is bevrijd en daardoor op de rechte tijd en wijze het alléén bevrijdend woord kan spreken. Jezus dénkt zelfs dat wat zijn Vader voor digheid van een derde. Iets, waarbij op huisbezoek wel terdege moet gerekend worden. Het is best mogelijk, dat een huisbezoek volstrekt onvoldaan laat. De vraag is wel de moeite waard, of men, terwijl ouders en alle kinderen bij elkaar zijn, zulk een openheid kan verwachten, dat ieder werkelijk met zijn vragen en moeilijkheden voor de dag komt. Wie dat beslist niet kan ofwil, mag daarom nog niet als een beetje boosaardig worden voorgesteld. Het kan best zijn, dat het huisbezoek de ontdekking brengt: er ha pert iets bij dié broeder of dat kind waarop dan later het zoeken van persoon lijk contact moet volgen, zal men werke lijk mogen spreken van de uitoefening van het herdersambt. Zó „raar" is het nog niet, wat onlangs gemeld werd uit een gemeente, dat de wijkouderling er „op zijn ééntje" uit trekken zou, om als vriend binnen te tre den bij de gezinnen. Althans een moge lijkheid, om het gezin op gang te zien, gelijk het werkelijk is. En, wanneer er dan de taak en de liefde is, om het ge sprek te voeren, dan kan men daarvan nog wel iets goeds verwachten. Naast „de roep om de herder", die van „de schapen" behoort uit te gaan, en de toevlucht bij hem met alles wat ons in de war bracht, moet er ook zijnde gang van de herder naar de kudde. Plet binnen treden als vriènd, wat meer dan alle of ficiéél gedoe, het hart ontsluiten doet. Willen wij samen „het huis Gods" hel pen bouwen, dan is het nodig, dat wij als bouwlieden op elkaar zijn ingesteld. Dat kan maar in één wegdat wij van elkan der leren, waarin onze kracht schuilt, enwaar onze zwakke punten schui len. Hiervoor is de sfeer van vertrouwen een vereiste. Dat we in de kerk ons hierop vóór alles moeten toeleggen, moet onze gemeenschappelijke overtuiging worden. Wellicht zal de kerk vandaag hierdoor het meest aan kracht kunnen winnen. In tweeërlei opzicht. Allereerst, doordat zulk persoonlijk contact de verhouding kerkeraad-gemeen- „verstandigen" verborgen houdt, Hij dit aan kinderen heeft geopenbaard. Daarom schreef ik dat zelfs de onhan digste predikant altijd nog vóór heeft: het verlossend woord van God Ik bedoel natuurlijk niet, dat hij op elke vraag 'n passende bijbeltekst weet te vinden. Dat kan juist wie uit Gods Woord lééft niet. Maar hij wéét van zonde èn genade. Hij gelóóft aan de betrouwbaar heid van de practische spreuken of wen ken van oud en nieuw Testament even goed als van de principiële uitspraken in die geschriften, waardoor hij geestelijk te onderscheiden leert. Terwijl hij de geesteszieken doorzendt naar de psychia ter niet die „van christelijke huize" slechts, maar naar wie de grote Heel meester bleek te kénnen zal hij als herder zelf iets trachten te zijn voor klein en groot in acute noden. Hoe vreemd evenwel, de mode zou ik moeten zeggen, ja, de mode van onze vertwijfelende tijd hèm juist doet passe ren, daarvan moge ik hier 'n sterk, haast humoristisch staaltje vertellen. In één van mijn vroegere woonplaatsen werd '11 bureau voor gezinsmoeilijkheden opgericht en ook ik werd mèt enkele art sen, 'n paedagoog en wat dominees uit verschillende kerken, uitgenodigd daaraan deel te nemen. Per advertentie werd uur en man elke week aangekondigd en zo zat ook ik daar dan op vaste uren achter 'n bureau midden in 'n echte volksbuurt en wachtte wie zich bij mij meldde met zijn moeilijkheden. Het bureau was, zoals van zelf sprak, bedoeld voor buitenker kelijken, die ten einde raad door de ad vertentie aangelokt, bij één onzer om kos teloos advies zouden aankloppen. Men wist tevoren althans naam en kwaliteit van de zittende adviseur. Hoe verbaasd keek ik die middag op, te, predikant, ouderling en gezin, ten goe de komt. Daaruit leert een predikant met -de kerkeraad verstaan, in welke zin een gemeente 'door prediking en zielszorg moet worden geleid. Naar onze overtuiging worden in deze weg tal van „spanningen" weggenomen, en het grote doel van de toebereiding van de gemeente als bruid voor haar bruide gom, wordt zo bevorderd. Maar, pok in andere zin kan dat ge volgen hebben. Wanneer wij zó bezig zijn tot geestelijke gezondmaking van elkan der, dan komt ook een ander gezichtspunt naar voren. Dan zullen wij het op die manier bij ervaring leren kennen, hoeveel dit contact kan betekenen. Waaruit de be geerte kan voortkomen, om het niet tussen kerkeraad en gemeente te laten, maar om het zelf ook toe te passen als „gemeente naren" onder elkander. Dan wordt het voor ons een openbaring, dat God ons als gezinnen saambracht in een gemeentelijk verband, opdat wij wederkerig elkaar eni ge geestelijke gave zullen meedelen, ten einde wij zo door elkaar versterkt worden. Als dat eenmaal op gang is, dan geloof ik, dat vanuit de gemeente de greep op de naaste, die buiten ons verband leeft, meer binnen het bereik van de mogelijk heden komt. We hebben daar de term voor: onop zettelijke Evangelisatie. Het wil eenvou dig zeggen, dat wij ons verantwoordelijk weten, boodschappen van goede tijding te zijn voor een ander. Komt er helemaal geen afgedwaalde, die onze weg „kruist", ofkénnen wij geen enkel gezin, waar een woord op zijn tijd goed zou zijn Misschien moet het beginnen met een handje helpen, als er ergens enige moeite kwam. Bij het contact tussen mensen kan de vonk overspringen, waardoor God het licht ontsteekt. Daarom moeten wij daar op letten, als het eerst nodige, dat dit con tact er komt. Wanneer wij ons hiervoor wat ontzeggen, dan zal dit alleen maar winst betekenen. De klacht over „vereen zaming", die hier en daar gehoord wordt en soms terecht, zal plaats maken voor de kracht, die de gemeenschap zó de en keling brengt. En, wie zich hiertoe inzet, die zal de zegen daarvan zelf ondervinden. C. St. toen als laatste uit de wachtkamer één van mijn eigen parochianen verscheenIk kon eerst mijn ogen niet geloven. Ik liet echter de persoon in kwestie haar moeilijkheid vertellen. Inderdaad geen alledaagse. Maar, vroeg ik, na zo goed en zo kwaad als het ging 'n voor lopige raad te hebben gegeven in dit zeld zaam geval, maar hoe komt u er toe om in plaats van mij als gemeentelid in mijn pastorie op te zoeken, mij helemaal hier heen achterna te trammen om raad Is het niet wat nodeloze moeite? Als ik het goed uitreken, hebt U twee uur geleden mijn huis gepasseerdDit is 'n spreekuur voor buiten-\<Ler\<Le\\]ken. U weet toch wel 'n betere weg en plaats om mij te vinden Mijn bezoekster stemde alles grif toe. Wist eigenlijk zelf niet goed waarom zij mij opzocht, niet in mijn zoveel schoner en intiemer kwaliteit van haar eigen her der, doch in de zoveel koeler en vluchti ger verhouding van één of andere „raads man", verbonden aan 'n bureau, tegen over 'n willekeurig iemand. Ik voor mij begreep het wel. Zij was er niet in groot gebracht om met haar zwarigheden naar 'n predikant te gaan. Persoonlijk bezat ik blijkbaar haar ver trouwen wel, want ze was juist op mijn naam in de advertentie afgekomen. Maar dat ik als predikant, juist als haar herder, ook in de gegeven omstandigheden had kunnen helpen, was bij haar niet opgeko men. 'n Dominee is er voor te preken en te catechiseren, zieken- en huisbezoek. Maar. Toch is dit niet alléén de mode van de tijd. Er is nóg 'n factor, die bewust of on bewust aan dokter, specialist of neutrale raadgever er op neutrale grond menigeen de voorkeur geven doet boven eigen pre dikant. D. J. C. Men hoorde daar vroeger zo niet van, maar tegenwoordig wordt nogal wat werk gemaakt van opinie-onderzoek. Aan be paalde groepen van mensen worden dan verschillende vragen voorgelegd, met het verzoek of zij eens willen meedelen, hoe ze over deze of die bepaalde kwestie den ken. De gevraagden geven daar dan al of geen gehoor aan, en het resultaat er van wordt gepubliceerd. Dat is dan „opi nie-onderzoek. Vooral in Amerika is men daar wild van. Men vindt daar de „pu blieke opinie", hoe „men" over verschil lende vraagstukken denkt, niet alleen bij zonder interessant, maar die publieke opi nie is daar ook maatgevend. Ze geeft de toon aan. Voor een groot deel wordt dat grote land niet door staatslieden, maar door de publieke opinie geregeerd. Van Amerika is dat „opinie-onderzoek" naar ons werelddeel en ook naar ons land overgewaaid. Onder de vele slechte din gen, die wij uit Amerika kregen zoals kauwgum, jazz, genezing-op-een-afstand, methodisme (en ook de dollar, waar de mensen wel rijker, maar niet beter van werden) behoort ook dit opinie-onderzoek. Wij houden niet van dit opinie-onderzoek. Wij hebben er ook niet de minste behoefte aan. Niet uit eigenwijsheid. Niet van een hoogte van ik héb mijn gevestigde opinie, en daar brengt niemand me van afNee, dat niet. Wij stellen het altijd bijzonder op prijs, de opinie te horen van bevoegde mensen over een vraagstuk, waar wij geen verstand van hebben. Maar daar zit nu juist de kneep. Bij zo'n opinie-onder zoek hoort u nu juist niet de opinie van de bevoegden en deskundigen. Wel van de rest, die er overblijft, en dat vinden wij nogal onbelangrijk. Hoe talrijk die opinie gevers dan ook mogen zijn, want de wijs heid schuilt (nog steeds) niet in het getal. Als u dit gelezen hebt, weet u meteen, welke waarde wij hechten aan het resul taat van een onderzoek, dat „het Neder lands Instituut voor de Publieke Opinie" (let u op de hoofdlettersheeft ingesteld bij een - zoals er uitdrukkelijk bijstaat „representatieve" groep van de mannelijke bevolking. Gevraagd werd: „men hoort wel eens zeggenals ik mijn leven over kon doen, zou ik alles heel. anders aanpakken". Wat zou u doen?" Het resultaat is geweest, dat 42 procent het inderdaad anders zou aanpakken. Dat is dus bijna de helft. Op de vraag, wat zij dan anders zouden gaan doen, heeft een groot aantal geant woord, dat ze meer wilden leren (15 pro cent). Sommigen zouden een ander be roep kiezen (11 procent), vervolgens is er drie procent dat minder fouten zou ma ken, en eenzelfde percentage dat minder zou verkwisten, geen bier en borrels drin ken en geen sigaren roken. Tenslotte is er één procent dat aardiger, vriendelijker en behulpzamer zou zijn." De perspectieven, die hier geopend wor den, zijn dus nogal somber. De vraag, wat iemand zou gaan doen, als hij z'n leven kon overdoen, laten we nu maar voor wat ze is, want dit kan niet. Daar zit dus geen perspectief in. Het enige, wat we terecht zouden mogen en kunnen verwachten is, dat zij die het beter zouden doen, als ze nog eens konden be ginnen, dit alvast in practijk brengen voor het korte restje dat ze nog leven. Dat zal wel niet gebeuren, want deze mensen hebben alleen maar gezegd, wat hun voornemen was, als.en ja, dan weet u het wel. Maar gesteld al, dat die voornemens van meet af werkelijkheid werden, dan veranderde het gelaat des aardrijks geen zier. Want, geliefde lezer (es)slechts één procent zou aardiger, vriendelijker en behulpzamer worden. U had misschien gehoopt op minstens 90 procent, want we leven nu niet bepaald in een aardige, vriendelijke en behulpzame wereld. Maar ziedaar. Slechts één procent is van plan

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1