Jeugdrubriek
Uit dc getroffen Kerken
buiten gaat. Hier zouden wij, indien we
Rome wilden volgen, metterdaad op de
weg der speculatie geraken. We zouden
ons overgeven aan een dóórdenken van
de grote vragen, zonder rekening te hou
den met de beperktheid en zondigheid van
ons menselijk verstand.
Wij zien hier Rome verstrikt in de val
strik van een niét-aan-het-christelijk-ge-
loof-georiënteerde ménselijke wijsheid,
die ten diepste beoogt het onderscheid tus
sen God en mens te verdoezelen of, nog
liever, geheel uit te wissen.
w
Wij kunnen als christenen der reforma
tie met heel die gedachte van een zijns-
ov er eenstemming tussen God en mens
geen vrede hebben. Helaas moet toegege
ven, dat niet allen in het reformatorisch
kamp dit inzicht delen. Er zijn er, die in
dit opzicht Rome nog de hand willen rei
ken.
Ik denk bijvoorbeeld aan de bekende
theoloog Emil Brunner, thans professor
aan de onlangs gestichte Christelijke Uni
versiteit te Tokio. Onder meer op dit punt
heeft Brunner een ernstig conflict met
zijn vroegere vriend en medestrijder Karl
EEN DOOIE BOEL.
„Het is daar bij ons een dooie boel",
zei pas geleden een jongen tegen me.
Laat ik er gauw bijzeggen, dat het niet
een jongen van Schouwen was. Niet om
dat de zaakjes op Schouwen zo prima ge
regeld zijn. Maar je zou anders eens den
ken, dat ik het over onze buren had, of
over de overburen van Zierikzee. We
praten echter in Scharendijke nooit over
de buren. Alleen als iemand heel ver weg
woont, durven we wel eens wat van hem
te zeggen.
Dus, die jongen die dat zei (het kan
ook een meisje geweest zijn) woont ver
weg, en we kunnen onze gang maar gaan.
Wat hij nu precies met die dooie boel
wou zeggen, was me niet helemaal duide
lijk. Er kwam in elk geval van alles bij
te pas. De kerkeraad deugde niet, want
die was vreselijk ouderwets. Kwam overal
mee achteraan. Wist ook niets geen fris
heid en fleur in de dingen te brengen. De
dominee was navenant, kwam altijd bij de
oude mensen op bezoek, had voor het
grote vraagstuk van de jeugd veel te wei
nig oog, enz. enz. Ook de verenigingen
deugden niet. Wat een zanikpotten waren
het daar: uren achter elkaar over een
onderwerp zitten keuvelen wat met de
practijk niets te maken had. Nee, daar
zouden ze hem wel nooit zien, zolang dat
Aan de gemeenteleden van
KRUIN IN GEN.
J.l. Zondag vergaderden we weer in
eigen kerkgebouw, dat al aardig gevuld
was met teruggekeerde mensen.
Nu we volop aan de opbouw van ons
kerkelijk leven bezig zijn, is het ook zeer
gewenst de ledenregisters enz., die alle
maal verloren zijn gegaan, weer in orde
te krijgen.
Willen de leden, die al teruggekeerd
zijn a.s. Zondag een briefje in de offer
kist doen?
Ie. Met uw naam, adres, woonplaats
en geboortedatum.
2e. Met de naam van uw vrouw en
haar geboortedatum.
3e. Met de namen van uw kinderen en
hun geboortedata.
De nog geëvacueerde leden willen het
misschien per briefkaart doen (adres Ds
J. Koolstra, Geref. Pastorie, Heinkens-
zand).
Hoe vlugger de boeken ingevuld zijn,
hoe beter. U wilt daar allen wel aan mee
werken
Dan nog enkele verrassingen.
Van boekhandel Verheule uit Goes kre
gen we 'n keurig psalm- en gezangenboek
voor de preekstoel cadeau, waarvan we
vele jaren een dankbaar gebruik hopen te
maken.
Onze plaatselijke Mannenvereniging
ontving 'n keurige collectie nieuwe studie
boeken, schetsen enz. ter waarde van ruim
ƒ200,—.
Als gift ontving ik 15,voor kerlc-
herstel.
In de collecte zat 'n gift van 25,
als „bouwsteen voor de kerk".
Verder nog 2 giften voor de Zeeuwse
Kerkbode, één a 2,50 en één a 3,50.
Alle milde gevers en geefsters heel
hartelijk dank.
Allen weer Gode bevolen en sterkte in
alle omstandigheden, waarin U verkeert.
Uw J. Koolstra.
NIEUWERKERK.
Loof den Heere mijne ziel en al wat
Barth, die de zijns-overeenstemming tus
sen God en mens ten enenmale loochent.
Intussen slaat Barth daarbij tot het an
dere uiterste over. Bij Barth staan God en
mens, als representanten van „eeuwig
heid" en „tijd", tot elkaar in een onver
zoenlijke tegenstelling.
Zakelijk evenwel staan wij, hoewel uit
geheel andere beweegredenen dan Barth,
in dit geding aan zijn kant.
Er kan inderdaad niet gesproken wor
den van een „zijn", dat God en mens bei
den zou omvatten. Dan zou en dat is
ons argument er bóven God nóg een
instantie zijn: het „zijnde", waaraan God
en mens beiden gemeten konden worden.
We willen wel spreken van analogie,
van zijns-overeenstemming. Maar dan al
léén binnen de cirkel van de geschapen
werkelijkheid. De schepselen zijn allen
onderling vergelijkbaar. Zij hebbn allen
deel aan hetzelfdegeschapen, „zijn".
Maar het „zijn" Gods is uniek.
Dat is met niets te vergelijken.
Het „zijn" Gods is goddelijk! Dat leert
ons de openbaring.
Hier ligt een grens, die onoverschrijd-
baar is. A. V.
zo bleef. Hij was niet als oude man ge
boren, en voelde principiëel niets voor een
oudemannen-vereniging.
Enfin, ik weet niet precies meer, wat
er allemaal op tafel kwam. Dat soort ge
sprekken komt trouwens aan de orde van
de dag voor. En dan vergeet je wel eens
het preciese wie en wat.
Natuurlijk moet er een antwoord op
zulke vragen komen. Ds, wat vindt u er
van; wees eens eventjes heel eerlijk; heb
ik niet gelijk?
Daar sta je dan als Ds. Om wer
kelijk even eerlijk te zijn: clan sta je een
beetje achter je oor te krabben. Wat moet
je nu zeggen?
Je kan heel erg wijs en verstandig doen,
en zeggen dat hij niet zo vreselijk genera
liseren moet. Het is heus niet overal een
dooie boel. En je zal wel zien, dat het wel
wat meevalt. Die kerkeraad is zo gek nog
niet. En die dominee ook niet. En kom
toch, die verenigingen doen zulk prachtig
principiëel werk. En dat over „oudeman
nenhuis" is toch helemaal overdreven. Hij
moet niet zo schelden, maar overal de
goede kanten eens opzoeken. Dan zal hij
wel anders over deze dingen gaan denken.
Laat ik nu maar zeggendat is je do-
minee's-hart wat zo gaat praten. En ik
zou er óók nog gelijk mee hebben. Gene
raliseren is gevaarlijk werk. Aan de an
dere kant spreekt het eigenlijke hart van
de dominee.
Dat eigenlijke hart zou zeggen: jo, je
hebt in heel veel gevallen gelijk! Ploe
komt het, dat we telkens weer kans zien
binnen in mij is zijn heiligen Naam. Looft
den Heere mijn ziel en vergeet geene van
Zijne weldaden.
Waarde broeders, zusters, kinderen en
allen, die met ons de contact-samenkomst
te Zwijndrecht hebben meegemaakt, deze
lofzegging mag thans bij ons niet ontbre
ken of worden verzwegen, en onze dank
baarheid jegens God, Die ze ons gaf, en
de mensen die de uitvoering in de mid-
delijke weg daarvan mogelijk maakten,
mag niet in windselen gehuld of verscho
len blijven.
Begunstigd door zeldzaam schoon
herfstweder trokken vele brs. en zrs. met
hun gezinnen vanuit het lage Zuiden, hoge
Noorden, Oosten en Westen des lands op,
naar de welvarende veilingstad Zwijn
drecht, teneinde aldaar de aangekondigde
en aanbevolen contact- of ontmoetings
samenkomst met broeders en zusters van
eenzelfde tehuis bij te wonen.
Het laat geen twijfel of velenzo niet
allen, zijn na bijna 8 maanden evacuatie
met gemengde gevoelens in hun binnenste
op de middag van 26 Sept. van hun twee
de tehuis afgereisd, in zich dragend een
hart vol levenssmart om het verlies en
gemis van onze dierbaren, die bij de wa
tersnood van 1 Febr. j.l. zijn omgekomen
en de vele goederen dezer aarde, die door
de niets ontziende of sparende vloedgol
ven voor altijd van voor onze ogen zijn
weggevaren en verdwenen.
Ook de bijzondere gezinszorg in den
vreemde, die niet zelden de onderlinge
éénheid aantast en verzwakt, de gedeeld-
heid van het gezin wellicht meer dan men
weet of vermoed in de hand werkt, kost
bij menigeen onder ons hoe langer hoe
meer moeite en onrust.
Voeg daarbij de langdurige onderbre
king van ons zelfstandig kerkelijk leven,
het gemeenschappelijk opgaan naar ons
eigen vertrouwde bedehuis, de weemoed
over de afbraak van de gemeente waar
wij geboren zijn en gewoond hebben, en
te weten, dat het voor velen van ons een
tevergeefs zoeken zal zijn naar een dak
om onder te schuilen. Is het wonder, als
wij al deze dingen zuiver op de korrel
nemen, die in waarheid elke nieuwe dag
klare realiteit voor ons zijn, en waarmede
wij zolang als God ons het leven spaart
van de meest levende zaak ter wereld een
„dooie boel" te maken Hoe komt het dat
er een minimaal aantal mensen jaloers
wordt op onze christelijke manier van le
ven? Waar ligt het aan, dat we van de
Levende God en van de enige Frisse Geest
zo weinig merken? Ik weet niet hoe het
bij jullie is, misschien is het bij jullie wel
in,, orde. Misschien is in jullie dorp de
J.V. en de M.V. de enige vereniging die
bloeit, en misschien stromen de mensen
bij jullie naar de kerk, mensen die je
vroeger nooit zag komen in brede stromen
naar het evangelie luisteren. Een keer zin
gen: kom ga met ons en doe als wij, en
daar komen ze al aan. Als jullie kerk en
jullie vereniging zo onrustbarend groeit,
dan heb ik niets gezegd.
Maar bij ons is dat niet zo. Ik heb ook
wel eens tegen onze jongelui gezegd:
maak er geen dooie boel van. Want dat
kon er bij ons .soms gevaarlijk op lijken.
En ik heb tegen mezelf wel eens gezegd:
was in die preek nu de frisheid van de
Heilige Geest, of de mufheid van het
notariskantoor.
En als ik soms naar de schare kerkgan
gers kijk, dan denk ik ook wel eensko
men we nu naar de Here Christus luis
teren, of komen we „uit gewoonte en bij
gelovigheid".
Ja, misschien is dat bij jullie allemaal
wel anders. Maar zo praten wij in Scha
rendijke er over. En beschuldigen we ons
zelf.
Wat ik tenslotte tegen die jongen ge
zegd heb O, dat was heel eenvoudig.
Die jongen deed immers.zelf niet mee?
Hij deed er immers niets aan om die
dooie boel te veranderen? Je kan wel ra
den wat ik moest zeggen. Kerel, het is je
eigen schuld dat het een dooie boel is,
want je hebt nog nooit een minuut van
je leven er aan besteed om met hart en
ziel dat eens anders te helpen maken. Je
werkt niet mee, hoe wil je er dan over
praten
Ik herinner me nog mijn studententijd,
een tijd, waarin we over 't algemeen ook
niet zuinig waren met onze critiek op wat
wij toen dooie boel noemden.
Met al de nonsens, die vaak bij deze
critiek hoort.
Maar toen was er een heel verstandige
professor, die eens tegen me zei: Wat
jullie eigenlijk willen is, voortdurend voor
de kraampjes heen en weer lopen, maar
je wil er niet achter gaan staan.
Ik hoop deze opmerking mijn leven
lang te onthouden.
Help je zelf wel met hart en ziel mee?
Met een beetje liefde voor de Here Jezus
en Zijn kerk?
Of woont wellicht die vrager van 't be
gin toch dicht bij huis?
Sch. H. M. K.
te maken en te kampen zullen hebben, de
harp wel eens aan de wilg gehangen, en
gezegd „Hoe zouden wij een lied des He
ren zingen in een vreemd land".
En toch, broeders en zusters, het is niet
alles donker om U heen, en geen licht,
volstrekt niet zelfs.
Zie op, en denkt terug naar het week
end te Zwijndrecht doorgebracht en de
ontmoetingssamenkomst die ons in onze
langdurige verstrooiing een geestelijke
verkwikking en versterking heeft bereid
zonder weerga.
Een kort en beknopt verslag mag hier
volgen.
Een Commissie van ontvangst, bestaan
de uit de broeders Ds W. F. M. Linde
boom, L. v. d. Berg, W. J. v. d. Veen,
J. Breur en ondergetekende (hiertoe aan
gezocht), maakte onder de stralen der
milde najaarszon hun opwachting bij het
station, om de Nieuwerkerkse evacué's
op waardige wijze te ontvangen.
Weldra stapten enkelen, daarna meer
deren en tenslotte velen keurig op tijd uit
de treinen en kwamen in druk gesprek
met elkander langzaam de perrons afzak
ken. Aangenaam was de ontmoeting en
begroeting en de persfotograaf nam de
juiste tijd en gelegenheid waar, om een
flinke groep reünisten op de gevoelige
plaat te zetten.
Na korte tijd waren alle brs en zrs,
hetzij per auto of afgehaald, binnen de
muren van hun aangewezen huis voor lo
gies.
Ds Lindeboom, belast met de leiding
van de Contact-samenkomst, opent des
avonds op de aangegeven tijd na forse
hamerslag de bijeenkomst.
Na gemeenschappelijk zingen van Ps.
68:16 en 17, gebed en Schriftlezing,
roept hij in 't bijzonder een hartelijk wel
kom toe aan de 170 broeders en zusters
(w.o. groten en kleinen) uit Nieuwerkerk,
Ds en Mevr. Bremmer uit Bruinisse, Ds
en Mevr. Heuzeveldt uit Slikkerveer, de
Heer G. M. A. Laernoes uit Utrecht, de
Heer Burgemeester van Zwijndrecht en
echtgenote, de Commissie van ontvangst
met hun vrouwen en voorts allen, die aan
de beproefde gemeente van Nieuwerkerk
bewijzen van meeleven betonen door hun
aanwezigheid aan deze plaats.
Spreker zich richtend tot de kerkeraad
van Nieuwerkerk, sprak de hoop uit dat
onder de zegen des Heren deze samen
komst aan de gestelde verwachting moge
beantwoorden en dat straks een ieder in
nerlijk en onderling getroost en gesterkt
naar zijn huis moge terugkeren.
Br. bij de Vaate zegt Ds Lindeboom
hartelijk dank voor zijn gesproken ope
ningswoord en voorbereidend werk voor
het welslagen van deze samenkomst, wijst
de broeders en zusters van Nieuwerkerk
op de bittere mar a's in het verleden en
op de Elims met waterfonteinen en pal
men van heden.
Met orgelbegeleiding zong Mej. v. d.
Heerik op voortreffelijke wijze enkele
liederen en de koster br. van der Pelt met
z'n staf tracteerde ieder op een kop kof
fie enz.
Hierna voerden br. Laernoes, Ds Heu
zeveldt en de Heer Burgemeester (ditmaal
br. Slobbe) op aangename wijze het
woord, waarna een pauze een welkome
gelegenheid was om elkander te begroeten
en van hart tot hart met elkaar te spre
ken en te overleggen.
Zuster Jozina Folmer uit Nieuwerkerk
verraste ons met een keurig ontmoetings-
en dankwoord op rijm, waarvoor zij een
bijzonder woord van dank mocht oogsten.
Aan het eind van deze samenkomst
sprak Ds Lindeboom een woord van dank
aan sprekers en allen die tot deze goed
geslaagde ontmoetingssamenkomst het
hunne hadden bijgedragen.
Op verzoek sprak Ds Bremmer een
bemoedigend en sterkend slotwoord.
Nadat gezongen is Ps 118: 7, gaat deze
in dankgebed voor en sluit Ds Lindeboom
deze goedbezochte en aangename contact
en ontnioetingssamenkomst, die een eve
nement genoemd mag worden in de kerk
historie van Zwijndrecht en Nieuwerkerk.
Broeders en zusters, wij allen moesten
(zij het met gunstige indrukken, die naar
wij hopen, ons bijblijven) het leven in de
verstrooiing weer opnemen en verder
gaan, doch weet,
Waar God U plaatst, daar is het goed,
Al drinkt er dikwijls uw gemoed,
Het bittere van de tegenspoed.
Al lijkt die plaats U nietig klein,
En roemloos, weet: op dat terrein
Wil God door U verheerlijkt zijn.
Wees in geluk en tegenspoed
Met al wat God geeft, welgemoed.
Wat uit de hand der Godheid vliedt
Is weldaad al begrijpt men 't niet.
Met br. br. gr. en heilbede,
Namens de kerkeraad,
W. van Dijke, Scriba.
Tweede verantwoording
Ontvangen voor de kerk, resp. 25,
ƒ25,—, 50,—, 50,—, 25,—, ƒ,5—,
ƒ25,-, ƒ10,—, ƒ30,—, ƒ8,10, ƒ2,50
en 10,— 288,60.
Voor de Zending 10,10,
Voor de Kerkbode 2,50, 2,5,
ƒ5,- 17,—
Voor alle bijdragen onze hartelijke
dank.
Verhuisd naar:
J. A. Overbeekede Wit, Haneweg B 14,
Noordgouwe.
P. KikLandman, Barak 48, Noord-
gouwe.
J. A. Hanse, Oude Haven A 404, Zierik
zee.
Jac. SijrierVerton, Rietdijk B 116,
Zonnemaire.
J. C. Flikweert, Beijersdijk 70, Post Zie
rikzee.
Jac. Rentiervan Dijke, Beijersdijk 4,
Post Zierikzee.
P. Schiettekatte, Beijersdijk 31, Post Zie
rikzee.
P. van Strien, Beijersdijk 85, Post Zie
rikzee.
M. van DijkeBouwman, Noodgarage,
Beijersdijk, Post Zierikzee.
OOSTERLAND.
Broeders en Zusters,
't Is nog niet zo lang geleden, dat we
onze gemeente per boot konden bereiken.
Bij ieder bezoek werd ik altijd weer
getroffen door de trieste aanblik van een
woelige zee, die de zwaar beschadigde
panden deed ineen storten.
Ploe is alles nu veranderd.
De gehele polder is zo goed als droog.
Er is hard gewerkt om de straten en toe
gangswegen te reinigen van een dikke laag
modder en wrakhout. Nu kan men weer
normaal de gemeente bereiken.
Hoewel het gat te Ouwerkerk nog niet
dicht is, zijn er reeds enkelen, die hun
woning hebben betrokken. Zij het dan zeer
ten dele, krijgt het dorpsleven weer z'n
gewone gang en kruidenier en bakker vin
den reeds hun afzetgebied.
Het moet voor hen, die in Holland ge-
evacueerd zijn wel spannend zijn als ze de
verschillende verhalen horen en het is te
verstaan, dat het verlangen naar eigen
haard sterker wordt, voorzover dit moge
lijk is.
Toch blijft het een waagstuk zich nu
reeds „clandestien" in de gemeente te ves
tigen.
Er zijn er ook die elders hun werk heb-