Onze Kerkbode i Hoe lang nog J7xelarta Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland j ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 13 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 25 SEPTEMBER 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Sinds Maart van dit jaar heeft de Zeeuwse Kerkbode gediend als contactorgaan, waardoor wij de geëvacueerde gezinnen konden bereiken. 4* Wij zijn dankbaar, dat deze opzet zo goed geslaagd is. De toestand is nu aan het veranderen. In verschillende gemeenten is 4* 4" de terugkeer mogelijk geworden. Dientengevolge zal ook in de gratis toe- 4* J zending van de Kerkbode een wijziging moeten komen. Wij moeten ook rekening houden met de financiële gevolgen. «K Daarom stellen wij II voor, wanneer U tot heden geen abonné waart, J en de Kerkbode nu ruim een half jaar als contact-orgaan hebt gekregen, 3" dat U de laatste 3 maanden van dit jaar voor Uw rekening wilt nemen. 4* Dit is een gering bedrag, en U dient er de uitgave der Kerkbode mee. 3^ Hierdoor is het wellicht mogelijk, om het huidige formaat van het jc. blad te handhaven. j Mocht U dit om allerlei redenen niet kunnen doem wilt U dit dan 3^ omgaand berichten aan de Uitgevers, fa Littooij 6 Olthoff, Spanjaard- straat 47, Middelburg 1 Anders willen wij er graag op rekenen, dat U de kwitantie voldoet, wanneer deze U begin October wordt aangeboden. 4* Voor deze welwillende medewerking bij voorbaat onze dank. 4< Met nadruk vermelden wij, dat wij zullen trachten voor de nog geëvacueerden een aparte regeling te treffen, aangezien voor deze broe- 4* ders en zusters de moeilijkheden nog voortduren. 4* Namens de Synode-Commissie, 4* Dr C. STAM. Ds A. G. v. d. STOEL. 4c De Generale Synode der Chr. Geref. Kerken behandelde de vorige week een rapport over e.v. contact met andere Ge reformeerden. Als daar zijn.... Geref. belijders in de Herv. Kerk, Geref. belij ders in de Geref. Gemeenten, in de Geref. Kerken en in de Geref. Kerken, onder bijvoeging van art. 31. Om zo te zeggen: de staalkaart, die de gespletenheid van de Geref. gezindte aantoont, zonder dat daar bij nog aandacht wordt geschonken aan splitsingen in de intiemere kring van som mige gemeenten. Bij de behandeling van dit rapport, waarvan de dagbladen het verslag gaven, viel dit op te merken, dat de verhouding tot de Geref. belijders in de Herv. Kerk blijkbaar de minste moeilijkheden gaf. Hier lag eigenlijk alleen „de kerk" als struikelblok; maar geestelijk voelde men zich tamelijk met elkaar verwant. Ten opzichte van de Geref. Gemeenten meende men enige „kentering" te bespeu ren. Dit zal wel zien op de conflicten, die zich in laatste jaren hebben voorgedaan. Eerst met Ds Kok, thans door de kwes ties rond Dr Steenblok. Zij, die Ds Kok eertijds tot heengaan dwongen, zijn thans zelf heengegaan. Zeker kan dit tot gevolg hebben, dat de geestelijke gesteldheid eni ge wijziging ondergaat. Echter, wie het leven uit deze kring wat meer van nabij „zag", zal nog niet eens van „een wolkje als eens mans hand" durven spreken. Maar, de Chr. Geref. Synode drong er vooral op aan, hier „diligent" te blijven Ten aanzien van de kerken art. 31 bleek er ook geen noodzaak van brede discussie. Men hield een deputaatschap aan voor samenspreking. Met de Geref. Kerken vlotte het niet zo bijzonder. Duidelijk waren de verschil len weer aan het licht gekomen. Zelfs schijnt er een broederlijk schrijven te zul len uitgaan, om de Geref. Kerken te ad viseren, niet op de ingeslagen weg voort te gaan. Waarmede bedoeld wordt: de handhaving van de vervangingsformule. Een ouderling noemde dat zelfs een vierde formulier van enigheid bij de Geref. Ker ken. Een uitdrukking, die overigens niet bepaald oorspronkelijk is, maar van an dere zijde ook nog al eens gebruikt werd, wanneer men met de inhoud van de ver vangingsformule niet best overweg kon. Gelukkig kon Prof. Wisse bedoelde broe der in zóver uit de droom helpen, dat hij hem onderwees over „de veronderstelde wedergeboorte", als liggende in het vlak der exegese. Nog beter ware het geweest, wanneer deze hooggeleerde het héél de Synode duidelijk had gemaakt, dat heel die aangelegenheid der veronderstelde we dergeboorte door de Geref. Kerken uit drukkelijk afgewezen is, als zijnde enige grond, waarop wij staan. Waarover de stukken onzer Generale Synode van Rot terdam ook een en ander zeggen. In ieder geval krijgen we nog geen af gevaardigde der Chr. Gereformeerden op onze Synode, evenmin als omgekeerd één enzer broederen daar „welkom" zal toe geroepen worden. Men denkt hier aan geen keren Tenslotte zag men „de oplossing" lig gen in het zo schitterend uitziende ideaal van een Convent van Gereformeerden, waar ze dan allen zullen uitgenodigd wor den. Mogelijk dat een scherp opmerker hierbij ook denken kan aan „een vlucht uit de kwestie". Maar, het besluit was, dat Deputaten der Chr. Gereformeerden dit nader zullen bekijken. Er bestaat nog altijd het spreekwoord van „veel geschreeuw en weinig wol Waarmee geenszins bedoeld wordt, dat hier bij de behandeling van deze belang rijke zaak „geschreeuw" geweest is. In tegendeel. Het komt mij voor, uitgaande van de verslagen, dat dit alles een zacht aardig verloop gehad heeft. Wat ik ner gens aantrof, dat was de ontroerende aanklacht tegen héél de Geref. Gezindte, dus ook tegen de Chr. Gereformeerden zelf, dat men in de ontstellende gespleten heid blijkbaar nog kalm durft voortgaan. Van ernstige pogingen, zoals onze Syno des deze gedaan hebben naar meer dan één zijde, om toch tot elkaar te komen, kan men hier in feite niet spreken. Wél accentuering van z.g. „leerver- schillen", waarvan ook de Chr. Gerefor meerden met de beste wil het bewijs niet kunnen leveren. Maar, géén symptoom, waaruit valt af te leidende broeders dur ven zó niet langer voort. Ze kunnen, ze willen het niet, tegenover God allereerst, èntegenover de gemeente en het na geslacht in de tweede plaats. Dit is toch wel te betreuren. Men kan in verschillende kringen zo „aangrijpend" spreken over „de nood van de tijd". Sommige sprekers en schrijvers stellen bij ogenblikken de vraaghoe lang het nog duren zal, dat wij in vrijheid God mogen dienenIn hoever hier profe tische begaafdheid aan het licht treedt, of dieper inzicht in het wereldgebeuren zich verraadt, dan wel een nogal inslaande rhetorische figuur, ligt zover boven mijn bevattingsvermogen, dat ik me aan de oplossing zelfs niet durf te wagen. Wél wil ik uitspreken, dat ik dat scher men met de nood en de toenemende ver wereldlijking, en tegelijk daarbij dat kalm aan elkaar-blijven-voorbijlopen, één van de akeligste contradicties vindt, die men kan aantreffen. Alsof de kerk, door haar gespletenheid, niet zelf de nood op aarde doet toenemen, en alsof deze totaal ver keerde houding ten opzichte van elkaar geen ernstig verschijnsel van verwereld lijking is. Men kan daarbij gestadig in het zwart gaan, en, desniettegenstaande het wereld se element van „de vervreemding van el kander" cultiveren. Zo heeft dan deze behandeling ter Chr. Geref. Synode niet het minste uitzicht ge opend. Waarom wij de vraag stelden hoe lang nog Opmerkelijk is de gunstige gezindheid jegens de Geref. belijders in de Herv. Kerk. Hunlieder „geestelijke ligging" en van de Chr. Gereformeerden, blijkt niet zover uit elkaar te gaan. In hoever dit moedgevend is, blijve hier aan het oordeel van de lezer overgelaten. Naar het mij voorkomt, moet de ontwikkeling van het Geref. leven in een andere richting gaan. Mogelijk, dat een verkeerde isolements positie bij de .Chr. Gereformeerden mede oorzaak is van deze merkwaardige gela tenheid (of geladenheid?) ten opzichte van ons. Maar, het heeft er toch veel van, dat hier de tekenen der tijden weinig wor den opgemerkt, of op minder juiste ma nier worden uitgelegd. Zodra ook maar enigszins de gedachte van zelfhandhaving naar voren dringt, dreigt de kerk schade te lijden in het voornaamstehet besef van haar roeping in de wereld. Is de be waring van de gemeente niet een zaak van de opperste Herder Zelf Zeker zullen wij daarin Hem hebben te dienen, dooi de ambtelijke herderszorg over de kudde. Maar, als wij de leiding volgen, die van de Here uitgaat, dan vinden wij ook el kander, en trekken zoveel mogelijk ge zamenlijk in het leven verder. En, het Gereformeerdenconvent, dat in uitzicht wordt gesteld? Ten eerste is het zover nog niet. Als men opmerkt, hoeveel bezwaren er zijn tegen een Geref. oecumenische Synode, dan lijkt het voorshands nog niet, dat zulk een convent weldra voor elkaar zal zijn. Verder zal het toch wel zó zijn, als men in groter kring bij elkaar wil komen, dat men dan toch ook onderling met el kaar moet kunnen spreken. Dit zou juist de weg naar een convent van Gerefor meerden kunnen openen. Als men bij het eerste station niet met elkaar in de trein wil .zitten, zal men dan bij het eindstation ineens met elkaar gaan lunchen? Heel deze discussie is weer een spre kend bewijs, hoe moeilijk de verhoudingen in de Geref. gezindte zijn geworden. En hoe weinig men er wel bewust op uit is, om daarin met Gods hulp verandering te brengen. Het lijkt soms, of we al meer verwijdering constateren. Men spreekt van afwijkingen, leergeschillen, waar men beter deed, verschillende nuanceringen op te merken. Er zal nimmer van meerdere, zichtbare eenheid sprake zijn, als men niet tot de bereidheid komen kan, om elkander aan te nemen, en te verdragen in die din gen, waarin van uiteenlopende zienswijze sprake is. Elk, die eigen standpunt verabsoluteert, moet er niet over praten, dat een ander bij hem zal komen, of dat hij met een ander zal samengaan. Het kan alleen lei den tot verhitte hoofden. Er is veel gesproken en geschreven over zonde en schuld, toen aan het Geref. le venselement in de vorige eeuw de nodige ruimte niet werd gegeven. De tijd moet komen, dat er gesproken wordt over de zonde in de Geref. gezindte zelve, dat men elkaar maar laat lopen, of gaat lopen, en niet vooropstelt de rijkdom van het Evan gelie, dat ons allen bindt. Paulus verblijd de zich nog over hen, die het Evangelie met een bepaalde bedoeling verkondigden. Wanneer zullen de blijdschap bele ven aan alle kant, omdat wij elkander aan nemen in de éne Heer, Die ons gegeven is Hoe lang nogC. St. Jong geleerd, Begrijpelijk, heel natuurlijk dus dat 'n mens niet zo gemakkelijk er toe komt om over zijn innerlijk leven met anderen te spreken. Dwaas is iemand, die tegenover ieder zijn ganse geest uitlaat. Wij mógen ook niet altijd anderen met ons verdriet lastig vallen. Doch even verkeerd als het is om licht vaardig geheimen van eigen hart of gezin aan de eerste de beste prijs te geven, even verkeerd is het van zijn hart 'n moordkuil te maken in geval van geestelijke nood. Die spreuk typeert het heel raak moordkuil. Zulk zwijgen is zelfmoord. Toch, hoe tegennatuurlijk, hoe dood- gevaarlijk dit zelfverterend zwijgen kan zijn, het is tegelijk weer verstaanbaar, naarmate het geheim of de schuld groter, de verborgen zonde afschuwelijker is. Te meer, waar men niet steeds iemand vindt, die men ten volle vertrouwt. Hiermede raken wij 'n nieuwe, uiterst belangrijke factor: de kwestie van het ver trouwen- Dat vertrouwen bezit de priester bij Rome reeds ambtshalve. De gelovige „Katholiek" leert als kind ai twee aanlokkelijke dingenonze pas toor heeft als plaatsbekleder van Christus de macht om alle zonden te vergevenen hij is „tot eeuzvige geheimhouding ver plicht". Hij mag zelfs mijn vader of moe der, of de politie nóóit overbrengen wat ik hem heb verteld in de biechtstoel. Hoe ongemeen moet de biechteling deze zekerheid sterken in zijn onmisbaar ver trouwen. Vrees of schaamte worden er door overwonnen. Hij is tot openheid op gevoed, van kindsbeen. Deze zwijgplicht gaat zó ver, dat de priester bij de uitreiking van het sacra ment „niet wéét" wat hij in de biechtstoel heeft vernomen. Zó ongeveer drukte het eens 'n bevriend geestelijke tegenover mij uit, toen ik hem vroeg, wat hij zou doen, stel dat iemand, die hij de absolutie had moeten weigeren, zich toch onder zijn ogen zou wagen aan de communiebank. Zoudt ge hem dan niet voorbijgaan Neen, antwoordde hij mij. De ongeoor loofde gang naar het heilig sacrament blijft voor rekening van de onboetvaar dige. Potters in zyn toelichting op de Roomse Katechismus verklaart in gelijke zin„In één woPrd, de biechtvader mag. van de kennis, in de biecht opgedaan, buiten de biecht niet het minste gebruik maken, dat den biechteling eenigszins onaangenaam mocht wezen. Er is geen geval denkbaar, waarin het biechtgeheim mag geschonden worden. Al kon een biechtvader door ver raad van het biechtgeheim de grootste ramp voor de gemeenschap afwenden, alle zielen uit het vagevuur, alle verdoemden uit de hel verlossen, ook dan nog zou hij tot zwijgen verplicht zijn. Alleen de biech teling zelf kan den priester van de ver plichting tot geheimhouding ontheffen" (deel VI: bl. 311 v.v.). Het kan moeilijk sterker uitgedrukt. Bij de volwassenen wordt dit vertrou wen nog danig verstevigd door de weten schap, dat hun kerk beschikt over eeuwen lang vergaarde en beproefde kennis van de goddelijke antwoorden op alle moeilijke vragen inzake geloof en zeden. Anders dan zijn Protestantse collega draagt de priester geen sterk persoonlijke verantwoordelijkheid. Hij heeft de ant woorden en boetestraffen in de regel pas klaar. Desnoods kan hij in 'n zeldzaam geval eerst thuis nog eens zijn Jezuïet Liguori of 'n andere casuïstiek opslaan. Zielszorg is bij Rome in vele gevallen 'n „vak" aan de hand van 'n van buiten ge leerde handleiding. Ik dweep dan ook al lerminst met de doorsnee-,,tovenaar", die zelfs als hij 'n dronkaard of 'n ontuchtige is, krachtens zijn onverliesbare „wijding" door zijn hand en tong de ouwel omtovert tot Christus en de zonde wegtovert uit het leven van zijn penitent. Echter tegenover het individualistisch gëïmproviseer van menig jong predikant, vooral wanneer hij zelf de bijbel niet hele-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1