Jeugdrubriek
UIT DE „GETROFFEN KERKEN"
ven" zó zouden schrijven, dat een kind
het begrijpen kon, en daarom kiezen we
voor deze laatste stelling maar even een
heel eenvoudig voorbeeld.
We herinneren ons uit onze kinderja
ren, dat we wel eens morsten. Dat ge
beurde dan meestal uitgerekend op Zon
dag, als we onze beste spullen aanhadden.
En als dan een bord soep of een bord
pap over het Zondagse blousje of de Zon
dagse broek gemorst werd, dan kreeg je
behalve een draai om je oren, ook van
moeder te horenwat zonde
Die uitroep: wat zonde! was niet een
uitvloeisel van moeders nadenken over
het zondebegrip, maar dat kwam er zo
maar spontaan uit.
En achter die spontane uitroep ligt een
diepe waarheid.
Deze waarheid namelijk, dat zonde is,
wat z'n doel niet bereikt.
Die soep bf die pap waren bestemd om
gegeten te worden, en niet om vermorst
te worden, en de kleren te bederven.
Nu wij deze eenvoudige opmerking ge
maakt hebben, kunnen we de conclusies
trekken.
Als wij een antwoord moeten geven op
de vraag naar het doel van ons leven, dan
fluisteren we eerbiedig een naam. Het is
niet „iets", maar „Iemand", niet een
„het", maar een „Hij". Doel van ons le
ven is God.
Ieder die de Bijbel ernstig neemt, zal
dit toestemmen. De Bijbel is het Boek,
waarin God tot ons spreekt en Hij opent
dit gegprek door te zeggen, dat Hij de
Schepper is van hemel en aarde.
Zó, in Genesis 1:1, begint God te spre
ken, niet om ons wetenschappelijk in te
lichten over de oorsprong van alle dingen,
maar om de grenzen te trekkenSchepper
en schepsel
Ons leven heeft alleen zin, als het be
antwoordt aan het doel, dat de Schepper
van ons leven gesteld heeft. Als wij dit
leven in eigen hand nemen, en alleen om
onze belangen laten draaien, dan is het
Scheppingsdoel voorbij geschoten, en ons:
leven mislukt.
Hoe mooi wij het ook hebben ingericht.
Het is dan niet alleen mislukt, maar
het is zonde.
Wij hebben dan gemorst met het leven,
precies als het kind met z'n bord pap.
Wij hebben met ons leven voor onszelf
geleefd en wij hebben er niet aan gedacht;
dat het leven bestemd was, om voor dé
Here te leven.
En omdat het z'n eigenlijke bestemming
miste, werd het vermorst.
Wij behoeven bij dit „morsen" met ons
leven nog helemaal niet te denken aan al
lerlei uitspattingen en roepende zonden.
Het kan heel netjes en fatsoenlijk toe
gaan.
Ook zij, die door noeste vlijt heel wat
gepresteerd hebben en door ieder als nij
vere burgers worden geacht en geëerd,
maar van wie de eer van God niet het
grote levensdoel werd, moeten als mor-
sers met het leven worden gekwalificeerd.
Al wat uit het geloof niet is, dat is
zonde.
Wij zullen, ook als Gereformeerde men
sen, weer moeten beginnen, ons zonde
begrip te herzien.
Zonde is niet alleen positief, wat wij
misdaan hebben.
Maar zonde is ook en vooral, negatief,
wat wij niet gedaan hebben.
Als een jongen in een klas zit te dro
men, en hij deswege straf krijgt, en deze
jongen zich verontschuldigt met „ik heb
toch niets gedaan dan kan de onder
wijzer terecht zeggen „dat was het juist:
je hebt niets gedaan, en je had wel wat
moeten doen: je moest opletten!"
Als Jezus in het laatste gericht verwijt:
ik was hongerig en gij hebt mij niet ge
voed, naakt en gij hebt mij niet gekleed,
dan verwijt Hij deze mensen niet wat zij
.gedaan hebben, maar dat zij niets gedaan
hebben.
En deze zonde van het niets-doën is
de grote zonde, de wanstaltige zonde van
ons leven geworden.
Dat wij, ook als kerkmensen, wel mee
lopen, maar niet meeleven. Dat het enige
wat van ons gelegd kan worden is, dat
wij in het lidmatenboek der Kerk staan
ingeschreven, en ook wel naar de kerk
gaan, maar dat wij geen levende lidmaten
van Christus zijn.
Dat er niets van ons uitgaat.
Als iemand van Jan en Marie zegt:
die zijn Gereformeerd, dan antwoord ik:
dat moet ik eerst nog eens even bekijken.
Ik geloof wel, dat ze in het register; van
doop- of. belijdende leden voorkomen, en
uit dien hoofde behoren bij de Gerefor
meerde Kerk, of ze werkelijk Gerefor
meerd zijn, dat moét uit hun leven blijken.
Dat echt-Gereformeerde, wat tegelijk
het echt-Bijbelse is, dat is het leven voor
de Here en de eer van Zijn Naam, het
scherp luisteren naar Genesis 11in de
beginne schiep God de hemel en de aarde
het belijden en belevenNeem mijn leven,
laat het Heer toegewijd zijn aan Uw eer.
Dit alles kan alleen door het voortdu
rend contact met Jezus Christus, Wiens
spijze het was de wil des Vaders te doen,
en die in deze wereld gekomen is, om
alle dingen weer in z'n voegen te zetten
en alle leven weer tot z'n eigenlijke be
stemming op te voeren.
Tot God!
Jezus Christus, Die Zich daarom niet
inlaat met de geslaagde mensen, maar met
de zondaren, die het zo intens verdriet,
dat zij hun leven vermorst hebben, omdat
het grootste deel van hun leven meer ego
centrisch dan theocentrisch geweest is, dat
is overgezet zijnde, dat het meer draaide
om de mens, dan om God. H. V.
BALIEKLUIVEN.
Misschien kan iemand mij nog eens aan
een degelijke afleiding van dit woord hel
pen. In mijn Ned. woordenboek staat er
achter geschreven als betekenisleegloper.
Dat klopt wel aardig. Een baliekluiver is
in de wandeling iemand, die behoort tot
de groep van mensen, die met hun tijd
geen raad weten.
Je ziet in veel dorpen vaak zo'n troepje
baliekluivers op een hoek van de straat
staan, of bij een brug. Zo'n brug is wel
heel ideaal voor dit soort mensen. Daar
kan je tegelijk leunen, en je werk doen:
kringetje spugen in het water van de
vaart.
Vroeger was dat „kringetje spugen" het
werk van oude mannen. Ik herinner mij
een dorpje in Friesland, waar een hoek
van de hoofdstraat helemaal bruin was.
Dat kwam vanwege de enorme hoeveel
heid tabakssappen die daar per dag neer-
gesproeid werden. En al werd dat dorpje
wel één of twee keer per jaar schoonge
maakt, dat bruine ging er niet meer af.
Intussen zullen we dat oude mannen
niet meer kwalijk nemen. Als je een heel
leven hard gewerkt hebt, dan komt je
een pruimpje toe. En wie er van houdt:
eet smakelijk.
Maar tegenwoordig is dat baliekluiven
niet meer het privilege van een bepaald
soort oude lieden, naar het schijnt. Er is
een nieuwe stand van baliekluivers geko
men: jonge jongens, die met hun tijd
geen raad weten. En dan hun heil ook in
tabak zoeken, zij het deze keer niet ge
pruimd, maar gerookt. En dan maar pra
ten als oude mannen
Kaj Munk, de beleende Deense marte
laar-predikant, heeft het eens aan de stok
gehad met die soort mannen. Op een
mooie Zondagmorgen, waarop de zon en
de prachtige dag al van God begonnen
te spreken voordat de dominee dat kon
doen, wandelde Kaj Munk langs een ha
ventje ergens in Denemarken. En daar
stonden ze hoor, de echte rasechte balie
kluivers. Hoe het precies gegaan is, ben
ik vergeten, maar ik herinner me nog uit
het verhaal, dat Kaj Munk zijn dominees
jasje heeft uitgetrokken en een stevig rob
bertje heeft gevochten met die mannen;
Goed, daar heet je dan Kaj Munk voor-.
Zoiets zal iedere dominee niet doen, want
je hebt tenslotte je zwarte pak aan op
Zondag, en de mensen staan te kijken, en
je moet nog maar afwachten of je tegen
drie of vier mannen kan opboksen.
Maar dat baliekluiven blijft een af
schuwelijke zaak. Dat ben je toch wel met
me eens. Op 18-jarige leeftijd lijk je al
op een oude sabbelaar.
Het enige wat er aan ontbreekt, is de
pruim tabak achter je kiezen. Ik zou -me
dood schamen, als ik daaraan meedeed.
Man, weet je wat er aan mankeert?
Je loopt nergens voor warm, je vindt niets
de moeite waard, voor geen God en geen
mens loop je meer het vuur uit je sloffen.
Dat is een afschuwelijke zaak, als je
nog geen twintig bent. Dat is een com
plete ziekte.
Eigenlijk is deze ziekte nog dubbel zo
erg, als je bij de kerk van de Here Jezus
Christus hoort. In de kerk is er altijd Eén,
voor wie je het vuur uit je schoenen kan
lopen, Jezus Christus Zelf.
Buiten de kerk is dat moeilijker. Daar
kunnen de dingen tegenvallen.
Er zijn mensen en jonge mensen, die
geen wijdere horizont hebben dan Abe
Lenstra, of hun eigen voetbalclub. Nu ja,
die voetbalclub kan tegenvallen en dan
zakt ook de belangstelling. De voetbal
club hoort tot de "zaken, die kunnen „de
graderen".
Naast de voetbalclub kan ik nog heel
wat andere voorbeelden geven. Idealen en
doelstellingen die „degraderen" of „deva
lueren" of hoe je het noemen wilt. Je hebt
je er altijd in vast gebeten, je bent er
storm voor gaan lopen, en tenslotte blijkt
het niet zoveel zaaks te zijn. Het ideaal
is gedevalueerd, zoals het geld soms deva
lueert: het wordt minder waard dan je
gedacht had.
Met Jezus Christus is dat precies an
dersom Hij wordt altijd meer waard dan
je gedacht had. Dat zal je wel eens er
varen.
Ik bedoel het zoals je bij de kerk
hoort, heb je een vast punt wat nooit ver
andert. Ik moet het veel persoonlijker
zeggen: heb je Eén, voor wie je vliegen
en draven kan, en Die nooit tegenvalt.
Voor Hem kan je werken en zweten, en
karwijtjes opknappen, en enthousiast zijn.
Dat jongens en meisjes uit de kerk van
de Here Jezus met hun tijd geen raad
weten en dan maar gaan leeglopen, is dus
wel het allerergste. Dat is een klein beetje
dwaasheid. Dat is net, alsof Jezus ook al
tegenvalt en niet meer iemand enthousiast
kan maken.
Nu begrijp je wel, hoe erg dat balie
kluiven is: smaad voor Jezus.
Leeglopen. Er is maar een remedie
vol-lopen, vol worden van Christus, warm
lopen voor Christus.
Enthousiaste jongens en meisjes van
achttien jaar kan Jezus in Zijn kerk best
gebruiken.
Sch. H. M. K.
Aan mijn KRUININGSE gemeenteleden
Schreef ik U de vorige keer, dat er van
de kerk nog niets te zeggen viel, nu kan
ik U meedelen, dat er de afgelopen week
daar heel wat veranderd is.
Jong Yerseke heeft ons dapper gehol
pen. Een clubje van 12 jongelui is Dins
dagmiddag gekomen en ze hebben met
vereende krachten de banken radicaal af
gekrabd, geveegd, schoongemaakt en de
hele kerk nog eens uitgespoten en ge
schrobd. Wat hebben ze zich geweerd
Bovendien was 't warm en dorstig. Geen
nood ook nu toonde een goede buur
zich beter dan een verre vriend en juffr.
Waverijn kwam al met limonade, juffr.
Visscher met koffie en thee, zodat hier
aan gauw werd tegemoet gekomen.
Allen heel hartelijk dank voor uw hulp
en medewerking!
Zodra 't droog is, zal Visscher nog 'n
grondverf je op de banken smeren en de
preekstoel zal wat bijgelapt worden en
dan hopen we zo, voorlopig, weer in eigen
kerkgebouw te kunnen beginnen. Als 't
niet tegenloopt D.V. 27 Sept.
De dag na de grote schoonmaak is de
heer Vermeulen, de verzorger van ons or
gel, geweest om dat grondig na te zien.
't Onderzoek viel natuurlijk toch niet mee.
De optrekkende vocht heeft zich niet on
betuigd gelaten. De schade wordt dan ook
op 1000,getaxeerd. Toch zal de
heer Vermeulen alle mogelijke moeite
doen, dat we het kunnen gebruiken, als
we 27 Sept. onze kerkdiensten willen aan
vangen.
Verder is de brandkast, die als 'n bonk
roest in een hoek van de consistorie lag,
naar buiten gesleept en opengemaakt.
Daar het altijd de laatste week van de
maand geldtellen is, was dit juist enkele
dagen vóór de ramp gebeurd en was er
geen geld in. Alleen boeken en papieren,
die als één kluit brij en derrie er uit ge
haald is, verder veel slikU begrijpt wel,
dat de brandkast helemaal waardeloos ge
worden is!
Ook de kasten van de verenigingen, die
dichtgeroest zaten, zijn opengebroken, de
inhoud was helemaal vergaan in nat en
slik en is weggegooid.
U ziet dus, dat 't een werkweek was
in de letterlijke zin des woords.
Aan de pastorie is 'n eerste begin ge
maakt. 't Telt dus af. En er komen steeds
meer adresveranderingen binnen, 't teken,
dat er meer en meer terug trekken.
De opbouw is begonnen van ons
dorp ook van ons kerkelijk leven.
Dat we het onder Gods zegen mogen
aanvangen en ook volbrengen.
Allen sterkte gewenst en hartelijk ge
groet
Uw J. Koolstra.
Ontvangen 2 giften voor de Zeeuwse
Kerkbode, één van 2,en één van
1,Heel hartelijk dank!
Ingekomen uit Vlissingen als dooplid:
Jacob Marinus Meeuwsen.
OOSTERLAND.
Broeders en Zusters,
Het waren maar mismoedige klanken,
die de vorige keer U hebben bereikt. Kon
ook moeilijk anders.
Over het algemeen zou men de indruk
krijgen, dat de teleurstelling de moed niet
heeft laten zakken, want nu het water uit
de polder wordt weggemalen, spoeden
zich dagelijks velen naar ons dorp om hun
woningen schoon te maken.
De laatste weken waren er die in hun
woning bleven en wat blij waren onder
eigen dak te zijn, ondanks het gemis van
veel gerief.
Toch kneep men 'm, toen enkele dagen
geleden het water achter de Rampertse-
dijk buitengewoon hoog stond en de wind
de golven over de dijk joegen.
Het blijft daarom toch gewaagd om,
zolang „Ouwerkerk" niet dicht is, z'n
„tenten in eigen gemeente op te slaan.
We staan nog vóór de winter en de na
jaarsstormen kunnen nog heel wat teweeg
brengen. Laten we God bidden, om Zijn
bewarende Hand. Hij is toch die God, Die
wolken, wind en golven, Wijst spoor en
loop en baan.
Het parool blijft nog voorlopig: gedul
dig afwachten. Dat is erg moeilijk. Het
verlangen naar eigen huis en haard wordt
zo groot, vooral als de polder droog komt.
Er komen nog 25 barakken voor onze
gemeente. Waren er maar meer, maar het
bleef bij dit aantal. Ze worden te Brui-
nisse gebouwd en de betonnen voeten zijn
reeds geplaatst. Nu de aanvragen „over
weldigend" zijn, zal het een hele toer zijn
voor de autoriteiten om hier naar „aller"
genoegen werkzaam te zijn en een beslis
sing te nemen.
Op allerlei manieren tracht men tege
moet te komen aan de inwoners om het
verlies van huisraad enz. te verzachten.
In veler, zo niet in aller hart, is tevreden
heid en dankbaarheid voor alles wat ze
worden „thuis" bezorgd.
Dit alles, hoe voortreffelijk ook, raakt
slechts de buitenkant.
Ons trof het meest van een geëvacu
eerd gezin, hoe liefdevol uit echt broeder
lijk meeleven, de helpende hand wordt
geboden en daarin geproefd de gemeen
schap der heiligen.
Dat is wel het heerlijkste van alles. Dit
te vernemen stemt tot grote dankbaarheid.
Er worden wel eens andere dingen ge
hoord. Geklaagd is, dat zo weinig voor
de geëvacueerden wordt gebeden in de
samenkomsten der gemeente.
Wie niets gezien heeft van de ontzet
tende gevolgen, die de ramp van 1 Fe
bruari heeft teweeg gebracht, kan zich
niet zo gemakkelijk een voorstelling daar
van maken.
Anderzijds is 't ook zo, dat wie enigs
zins meeleeft met allen, die van huis en
haard verdreven werden en schier alles
hebben verloren, bovenal, wie bedenkt
hoevelen in rouw gedompeld zijn (denk
maar vooral aan Nieuwerkerk), die zal
nooit in zijn gebeden de slachtoffers ver
geten. "3
Ik mag zeker wel alle dienaren des
Woords op het hart binden, gedurig weer
een plaats voor deze leden der gemeente
in hun gebed in te ruimen.
't Is voor alle betrokkenen zo bemoedi
gend en versterkend, als aan hen gedacht
wordt, 't Is ook de enige wijze, waarop
zij waarlijk worden vertroost.
Broeders en zustersBovenstaande
wordt onder de aandacht gebracht niet uit
lust tot critiek, maar uit een door de ker-
keraad waarachtig meeleven met U in de
omstandigheden, waarin ge verkeert.
Maar het ontslaat U persoonlijk niet
van de plicht, om veel en oprecht voor
onze predikanten te bidden envoor
elkander.
Daardoor alleen wordt de gemeen
schapsband, de geloofsband, versterkt.
Moge de Here U allen rijkelijk zegenen.
Vermenigvuldige Hij Uw gebeden en die
der kerk, opdat U zo, bemoedigend, de
moeilijke weg weer voortzet, waarin Hij
U leidt en die toch ten doel heeft, om U
losser te maken van de dingen van deze
aarde en U vaster te maken met de eeuwi
ge dingen.
„Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht,
Hij troost het hart, dat schreiend tot
Hem vlucht."
Deze wetenschap moge alle leed ver
zachten en U en ons allen aansporen Zijn
Koninkrijk te zoeken tot ons eeuwig heil
en tot ere van Zijn Naam.
Met hartelijke groeten en Gode bevolen.
Namens de kerkeraad,
j. M. de Waal, Scriba.
Bruinisse, 14 September 1953.
P.S. Br. J. op 't Hof en gezin is ver
trokken van Bruinisse en woont weer op
zijn oude adres: Sirjansland B 79.