Kent gij uw kracht Wij leven maar J7xelaria éénmaal Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland Dc opening van de Chr. H.B.S. fe Middelburg ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 11 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Weltwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 11 SEPTEMBER 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. „En ZIJ hebben hem overwonnen „om het bloed van het Lam en om „het woord van hun getuigenis Op. 12: 11. Het is niet overbodig in een tijd, waarin de klacht over verval in het geestelijk le ven en kerkelijke lauwheid nogal eens vernomen wordt, ons te laten voorlichten over de vraag, waarin de kracht der kerk dan ligt. Het woord uit Op. 12, dat wij tot over denking nemen, kan ons daarbij helpen. Het is genomen uit het hoofdstuk, waarin het visioen voorkomt van de strijd tussen Michaël en zijn engelen, met de draak en zijn grimmige macht. Dat loopt uit op de nederlaag van de duistere macht. Zij worden de hemel uit gedrongen. Wat kwamen zij daar dan doen? Om de gelovigen aan te klagen. Denk maar aan het boek Job, dat Satan ver schijnt bij God, en de trouw van Job in twijfel trekt. En aan de hogepriester Jo- zua, in Zach. 3, die door Satan bij God wordt tegengestaan. Daar is een dubbele werking van de macht des bozen. In ons hart.om ons te brengen tot afwijkingen van het gebod Gods. Daarna bij God Zelf, om ons aan te klagen uit diezelfde Wet, waartegen hij ons aanzette, om die te overtreden. Aanklager van onze broeders, heet dan ook de vorst der duisternis in Op. 12r 10. Nu horen wij van een gelukkige ver andering Hij is uit de hemel geworpen. Dat houdt dus in, dat zijn aanval bij God is afgelopen. Dat kan nu niet meer. Sinds welk uur? Sedert het ogenblik, in Op. 12:5 be schreven, waarin het Kind werd wegge voerd naar God en Zijn troon. Daarbij mogen wij denken aan het wonder van de hemelvaart. Toen Christus inging, na dat Hij de strijd op aarde had uitgestre den, bracht Hij voor het aangezicht van God: Zijn volbrachte werk, dat een vol komen zuivering betekent van het leven der Zijnen. Toen kon Satan het niet langer houden. Elke gelegenheid, om zijn aanklachten in te dienen, ontbrak. Tegenover elk ver grijp, dat Satan zou willen rapporteren, staat de volledige uitdeling van alle schuld door het offer van het Kind! Misschien hebben wij ons nog té weinig rekenschap gegevn van die gelukkige toe stand, die door het wonder van Christus' troonsbestijging voor ons is ingetreden. Wij mogen dagelijks God dankbaar zijn, dat Hij ons na het wonder van Christus' plaatsverandering doet leven. Want de machtige kans, die Satan had in zijn strijd tot ons verderf, is hem benomen. Hij kan bij God niets meer tegen ons uitrichten. Hij kan het hier op aarde wélEn daarvan maakt hij ook ruimschoots ge bruik. Daardoor is het, dat zoveel ver keerde ingevingen worden verdisconteerd in daden, die ons schuldig maken. Wat is hiertegen ons verweer? Aan de overwinning, door Christus be haald, moet zich aansluiten de overwin ning in ons, door het geloof Dat bedoelt Op. 12: 11, als hier met nadruk staatzij hebben hem overwonnen. Zij, dat wil zeggen, die gelovigen, die nog in dit leven zijn. Waar nogal wat op valt aan te merken. Die zelf eerlijk bekennen moeten, dat zij elk ogenblik falen, en hun gebreken vrij spel geven. Zi] zijn de overwinnaars van de macht der duisternis. Michaël en de zijnen dringen de aan klager van de broeders de hemel uit. Maar, de gelovigen hebben hem machteloos ge maakt. Vanwege het bloed van het Lam! Doordat zij zó sterk het Kruis van Christus op de voorgrond stellen, en zich in de schaduw van dat Kruis bergen bij God. Laat dan de menigte van uw boosheden maar als een grimmig heir aan u voorbij trekken Dan kan elke daad uit het verleden, waarvan de herinnering bij ons al verbleekte, als een aanklacht tegen ons verschijnenMaar, dat hele leger van belagers wordt, als met één slag, krach teloos gemaakt, door dat zich vastklem men aan het kruis Dat ontwapent elke macht. Dat beroep, in diep gevoeld zondaars- bewustzijn, op niets anders dan op het kruis. Want, dat betekent: steunen op wat Jezus deed, daarvan uitgaan en op grond daarvan hopen. Vanwege het bloed van het Lam. Als zó Jezus' krachtuitgangspunt is, dan wordt het uitzicht rijk. Wanneer de discipelen in de kracht des Heren uitgaan onder Israël, dan kunnen zij straks rap porteren: zelfs de duivelen waren ons onderworpen in Uw Naam! Jezus Zelf bevestigt dat, als Hij antwoordt: Ik zag de. Satan als een bliksem uit de hemel vallen. Toch was dat voor de Heiland niet het heerlijkste. Niet dat opzienbaren de was de hoofdzaak, maar hun geloof. God kende hen, en zij mochten Hem ken nen. In dat geloof, dat geen ander ver weer heeft dan een bewogen beroep op het kruisligt de kracht der gemeente. Het kruis beschouwen. Altijd weer. Ook als de voet is uitgegleden. In deze drang naar het kruis, wordt Satan verjaagd uit de wereld van ons hart. Daarmee gaat gepaard: het woord van hun getuigenis. Deze toevlucht tot het kruis wordt een kracht van belijdenis in het leven. Wie zó Golgotha zoekt en vindt, die zwijgt niet. Wie het dan in woorden niet zo goed weet te zeggen, die verkondigt het door zijn daden, wat altijd de meest welspre kende prediking blijft. Dat staan rond het kruis, met het kind, aan uw zorg toe vertrouwd; in de verhoudingen van het levenin de eerlijkheid en oprechte trouw, waarvan wij in ons bestaan doen blijken. Er gaat iets uit van het leven, dat Gol- Schroom. Ik zal nog geen zeventien zijn geweest, gymnasiast vierde klas, toen ik al meer met mij zelf in de knoop raakte. Op 'n avond hield ik het op m'n kamer niet langer uit, en liep naar buiten met de bedoeling mijn leraar godsdienstonder wijs, de Hervormde predikant dr P. J. Kromsigt op te zoeken en mijn jongens hart voor hem uit te storten. Doch toen ik voor zijn huis aan de Noordsingel belandde, aarzelde ik opeens, liep de stoep voorbij weer terug wéér voorbij nog eens terug, langza mer ik weet niet hoeveel maal wel heen en weer in het vroeggevallen donker. Ik wilde aanbellen en durfde niet en ging tenslotte moedelozer weer huiswaarts, zonder mijn bezwaarde hart te hebben ontlast. Kromsigt, altijd gehogehoed, altijd in 't zwart, altijd ernstig, was voor mij in die dagen 'n soort heilige. Zijn portret stond op mijn werktafel. Ik bezit het nog. Hij wist veel, hij werkte hard, hij gaf ons onderwijs doorzichtig en warm als kleurig kristalen alles, zijn zachte stem, zijn zelden doorbrekende maar dan in nemende lach, zelfs zijn onhandigheid versterkten voor mij het beeld van 'n zeer goed en vroom en welwillend mens. Tóén heb ik niet aan Barnabas gedacht, van wie de Schrift getuigt, dat hij „een goed man was", „vol van de heilige Geest en van geloof". Nu ik hem opnieuw voor mij haal, zo als ik hem meemaakte voor de klas, op catechisatie aan huis waar hij maar nau welijks de orde handhaafde, of zijn bleek gezicht zag in de verte op de schemerige kansel van de machtige Sint Laurenskerk te Rotterdam, dan zeg ik: Barnabas 'n goed man! Hoe kwam het, dat ik het tenslotte weer opgaf Ik zou zeggen: ik was Protestant en gotha ontdekte als het beslissend keerpunt, waar de boosheid, ook in ons, de neder laag lijdt. Dan gloeit er in ons woord en werk, iets van de verkregen verlossing. Alleen al in onze omgang met anderen wordt de ontvangen zegen van het kruis duidelijk. Zó is het leven van een Christen niet als een vervallen handwijzer langs de weg, waarop weer en wind de richting-aandui ding hebben uitgewist. Maar, het draagt de glans van de overwinning. Zij hebben hem, die aanklager van de broederen, overwonnen. Wij raken hier aan het geheim van de kracht der kerk in de wereld. Wanneer deze dingen ons té weinig zeggen, dan komt dat, omdat wij dan op bedenkelijke wijze zijn ontzonken aan dat waarachtig zich inleven in de heilgeheimen van het Woord Het is nog altijd een ontdekkingstocht, wanneer wij het terrein van de heilsge schiedenis betreden. Oude en nieuwe din gen worden daar gevonden. Maar wij ver geten te veel, wat door de heilsfeiten een maal bereikt is, en wat nu op grond van het eenmaal verlcregene, de voortgang van ons leven is. Er is nog véél in de Openbaring, waar in wij ons moeten verdiepen. Alleen daar door wordt de kerk, ook ons hart, ver nieuwd. Overal, waar enige spanning zich voordoet, ligt de oplossing in dit grijpen naar het Woord! Als daaruit vóór ons komt te staan, wat er voor ons bereikt is in Jezus Chris tus, en wij horen, tot welk een overwin nend uitgaan wij zelf geroepen worden, dan groeit de verwondering over de ge nade. Dan gaan we ons oefenen voor het feestlied, dat God zeker vraagt, nadat Hij ons zoveel geschonken heeft. Bij God geen aanklacht meer, sinds Jezus' triomfantelijke aankomst. Enuit ons leven, weggestormd, door niets anders dan het roemen in het kruis Weten wij dan, hoe sterk wij mogen zijn C. St. er dus niet in opgevoed om 'n ander in mijn nood te doen delen. Thuis waren wij allen tamelijk bij de rede. Maar opgevoed tot 'n zekere gesloten heid. 'n Flink mens behoorde zich zelf te redden. Als je hoofdpijn had, hielp het niet of je 't al 'n ander vertelde. En dus hield je 't voor je zelf. Maar nog onmo gelijker werd het 'n ander te betrekken in je innerlijke nood. „Ieder staat en valt zijn eigen heer." Dat was zo'n woord on wrikbaar als graniet voor me. En toen ik, zestien jaar oud, voor het eerst in Kuy- pers Stonelezingen over het Calvinisme las: geen priester, niemand tussen God en mijn ziel, beaamde ik dat in mijn Pro testantse trots enmerkte pas laat, dat dit stoute woord mij toch eigenlijk nooit geheel had bevredigd. Waartoe zouden ook sommigen tot herders en leraars ge geven zijn, dan om ook in 'n gesprek van hart tot hart elkander van dienst te zijn. Waarbij dan de herder de macht moet hebben om in naam van de opperste Her der op aarde te binden en te ontbinden wat in de hemel gehouden of ontbonden zal zijn. Indien zij moeten waken over de zielenmoeten zij ook kunnen. Wie zal zeggen hoe goed het mij zou hebben gedaan, indien ik mijn bezoek aan mijn vereerde leermeester had doorgezet Hoe zou het mijn jonge leven hebben ver licht En ofschoon ik hem zo vertrouwde, deed ik het niet.... Ik was Protestant en er dus niet in opgevoed. Wanneer iemand derhalve vraagt: maar begrijpt die dominee Couvée niet, dat er 'n natuurlijke schroom is om bij 'n ander te biecht te gaan, dan antwoord ik met bovenstaand verhaal. Doch is die zwijgzaamheid juist? Is dat opkroppen van verdriet, van duistere schuld, van al verwarder proble men, heilzaam? Moeten we onze jeugd niet anders gaan grootbrengen, opdat ze weer lucht lcrijge, op tijd? D. J. C. Het is niet onze bedoeling, nog eens een herhaling te geven van de uitgebreide verslagen over de opening van de Christ. H.B.S. te Middelburg. Wel willen wij ook in de Kerkbode onze blijdschap en dankbaarheid hierover uitspreken. Dat het initiatief van het Bestuur der vereniging voor Chr. Middelbaar en voor bereidend Hoger Onderwijs zo gauw zou leiden tot deze inrichting in onze Zeeuwse hoofdstad, is meer, dan wij konden ver wachten. Wij danken God, dat Hij daar toe de kracht èn het vertrouwen heeft willen schenken. Pas in later tijd zal blij ken, welk een belangrijke gebeurtenis deze oprichting is geweest. Zeer sympathiek is daarbij de samen werking van de Christenen van verschil lende gezindte. Het éne doel bindt samen in de opleiding van de jonge mens, en bij zijn eerste inleiding in de wetenschap, hem voor te lichten uit Gods Openbaring. Geve de Here, dat op dit werk een rijke oogst moge volgen, en sterke Hij het Bestuur, de Directeur der school, en allen, die aan deze inrichting onderwijs hopen te geven. C. St. Wat hierboven staat is niet voor tegen spraak vatbaar. Als alle woorden, die er gesproken worden, zóveel waarheid be vatten als dit, zag het er in de wereld heel wat beter uit. Met de toepassing van dit ware woord kan men echter twee kanten uit. De ver keerde kant en de goeie kant. De verkeerde kant is deze, dat we zeg gen: we leven maar éénmaal, dus: pluk de dag! Je bent maar één keer jong, en haal dus uit het leven wat er inzit. Puur honing uit alle bloemen, en drink de gla zen van het levensgenot tot de bodem toe leeg. Op zichzelf behóéft dit nog niet ver keerd te zijn. Zelfs de Bijbel adviseert„Verblijd u, o jongeling in uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jonge lingschap, en wandel in de wegen uws harten en in de aanschouwing uwer ogen". Er volgt evenwel op„maar weet, dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht". Deze laatste beperking dient niet om alle levensvreugde te laten varenmaar om die op de juiste wijze te genieten. De christen is niet van de Wereld, maar be hoeft ook niet uit de wereld te gaan, en men kan zelfs zeggen, dat alléén het ge loof ons het oog geeft om de ware schoon heid te zien, en een tong om het genot op de juiste wijze te proeven. Zodra het element van de rekenschap en verantwoording (dat God voor al deze dingen zal'doen komen voor het gericht) uit het oog wordt verloren, gaan wij ook het gezicht op de juiste verhoudingen ver liezen. Zoals Adolph Maurer vertelt van een soldaat, die op het commando: „lig gen", bij een vijandelijke aanval, bleef staan, omdat hij bang was dat z'n fles met cognac zou breken. Hij werd sebiet dood geschoten. De man zag de verhoudingen niet, en vond een fles cognac belangrijker dan het leven. Het is dus mogelijk het „wij leven maar éénmaal" zo uit te buiten en uit te benen, dat men het leven er bij inschiet. Dit ge vaar is dreigend aanwezig, als de grenzen van de kerk ons te eng worden, en als wij gaan leven uit het negatieve. Dat negatieve is dan het vragenwat steekt daar nu in, en waarom mag dit niet, inplaats van te leven uit de positieve vraag: wat wilt Gij, Heer, dat ik doen zal. Deze kant willen we dus niet uit. De andere kant van het „wij leven maar éénmaal" is het besef, dat wij ons leven

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1