HET GEBOD VOOR DE PRACTIJK jVxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland Inhalerende rokers ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 10 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 4 SEPTEMBER 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Elke Zondag wordt door de christen heid belijdenis gedaan van de gemeen schap der heiligen. Niet alleen in de Pro testantse, ook in de R.K. wereld wordt de apostolische geloofsbelijdenis uitgespro ken. Nu is dat niet bedoeld als een klein onderdeeltje van de liturgie, maar als we zenlijke geloofsuitdrukking der kerk. Dat de band tussen de gelovigen wordt er kend, en dat zij, vanuit Christus als mid delpunt, saamverbonden en vastgehouden worden. Wanneer wij deze machtige gedachte op ons laten inwerken, dan verstaan we, dat dit belijden de grootste kracht krijgt in een samenleving, waarin de daden door dit geloof worden gedragen. De Catechis mus, in de verklaring van deze uitdruk king in Zondag 21, wijst dan ook met na druk op de practische betekenis van deze geloofsregel. Dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zalig heid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden. Dat wil dus zeggen, waar de gemeen schap der heiligen wordt beleden, daar zal de practijk van het leven moeten ge heiligd worden door een waarachtige ge meenschapszin, waarbij de één zich inzet om voor het leven van een ander wat te betekenen. Van hoe grote waarde de Hei land dit „gebod voor de practijk" Zelf schatte, blijkt wel, wanneer Hij het gelijk stelt aan het eerste, dat de verhouding tot God regelt. Ik kan niet zuiver staan in de betrekking tot God, wanneer het met de medemens constant oorlog is, en de zelfzucht daar duistere triomfen behaalt. Het is nu de vraag, in hoever wij de diepe zin van het gebod der liefde tot regeling van de levensverhoudingen, in de practijk over ons laten heersen. Als we ons een oordeel trachten te vormen over alles, wat het leven thans beroert, en ons afvragen, welke taak er voor de kerk in het heden ligt, dan wil het mij voorkomen, dat wij ons heel concreet moeten afvra gen: hebben wij totnogtoe gebeden, ge ijverd om te komen tot levensverhoudin gen naar de geboden van de tweede tafel der Wet? Hebben de Christenen zelf het inspirerende voorbeeld gesteld in de maat schappij, zodat de zegen van hun vroom heid aan de maatschappelijke verhoudin gen ten goede kwam? Wij zullen ons geen van allen hieraan mogen onttrekken. Dat we in een andere tijd zijn terecht gekomen dan voorheen, is voor aller oog wel duidelijk. Men kan heimwee hebben naar het verleden, en wensen, dat het weer als vroeger waar men kan het zichzelf wijs maken, dat we er nog wel eens naar terug gaandit verandert niets aan de huidige stand van zaken. Daarbij is het zeker waar, dat zeer velen met een zucht zullen zeggenhad vader het vroeger zó kunnen hebben. waarbij dan beelden uit het verleden op doemen, die ons wel verleren, om van „die goede oude tijd" te praten. Voor ons gaat het er nu om, in hoever - wij allen paraat zijn, in de samenleving- van vandaag, met zijn tendenzen in een bepaalde richting, daar de waarachtige bedoeling van het „gebod voor de prac tijk" in onze daden te tonen. In hoever drijft ons de zin voor de gemeenschap, en is het begrip „naaste" voor ons: het opengaan van een wereldje vlak bij ons, waar God wil, dat wij instappen, om daar wat te betekenen. Hoeveel „vorderingen" hebben wij gemaakt in de waardering van onze medemens, en waartoe brengt ons deze waardering. Als ik mij niet vergis, zal de betekenis en de invloed van de kerk in de samen leving voor een groot deel straks hiermee samenhangen, of wij als gemeente en ge meenschap dit grote levensbelang zien, én er naar willen handelen. Terwijl in Hamburg de Kirchentag plaats vond, beleefden Vlaamse protes tanten iets dergelijks in 't klein in Maria Horebeke. In een artikel hierover in „De Herv. Kerk" trof me, dat ook daar de gedachte geuit werd, om het „lekenele- ment" voor de toekomst meer nadruk te geven. Tegelijk vertelt Prof. Berkouwer in Trouw van een dergelijk verschijnsel in R.K. kring. Ook daar wil men tot meer dere erkenning komen van het „leken- element". Ieder gevoelt, dat dit inhoudt, om de betekenis van „de gewone man" anders te waarderen dan voorheen. Dat dit niet losstaat van de grote verschuivingen, die er in het leven in het algemeen zijn ge komen, moet ons duidelijk zijn. En we mogen er op letten als „tekenen van ron dom", die we niet zonder meer moeten passeren. Het legt een groot accent op de inder daad zeer actuele vraag, in hoever wij bezig zijn, de waarachtige gemeenschaps zin te bevorderen, en dan zó, dat anderen daardoor jaloers kunnen worden. We zijn zo licht geneigd, om ons op te sluiten in een bepaalde kring. B.v. de kring, waarin wij geboren zijn. Vooral, wanneer dat voor ons zelf nogal prettig uitvalt, dan willen wij graag dit respect handhaven, enmoeilijker wordt het dan, zich volledig in te leven in het be staan van een ander. Er is, in dit opzicht, in onze kerkelijke wereld, nog wel wat overgebleven van het verleden. Iets, wat van zekere zijde bracht tot de critiek op de „burgerlijkheid" der kerk. Een critiek, die ons alleen maar moet brengen tot de eerlijke vraagrespecteer ik het leven van een ander gelijk aan het mijne? Weten wij het waardevolle van een ander in de gemeenschap te ontdekken De één be schikt over meer verstand of aanleg, of geld, dan de ander. Dit mag er nooit toe brengen, neer te zien op een ander, waar bij dit niet zó het geval is. Neemt die an der ook zijn plaats in als schepsel Gods, en willen wij hem mitsdien ook eren Het dichten van de dijken heeft ons allen weer kunnen overtuigen, van hoe gróót belang de handenarbeid is. De waardering van het handwerk in het algemeen is een we zenlijk stuk in het belijden van de ge meenschap der heiligen. Wie een plan uit denkt, heeft meer in zijn mars wellicht dan de uitvoerders. Maardoor de samenwerking èn samenleving tussen de werkers met het hoofd en met de hand kan het alleen komen tot resultaten, waar door het leven wordt gediend. Daarom is er de heilige plicht om el kander te erkennen. Om te geloven, dat ieder leven waardevolle elementen heeft in verband met het geheel. Zij, die over meerdere capaciteiten beschikken, hebben meerdere verantwoordelijkheid, om zich zó in- te zetten, dat daardoor anderen worden geholpen. Het is niet de kwestie, waar iemand vandaan komt, maar wat hij is, en daar naar hebben wij elkander te respecteren. Dat is de echt Christelijke kijk op de le vensverhoudingen, waarin radicaal dient gebroken te worden met alle overgebleven liberalistische „resten". Ik geloof niet, dat de „rangen en stan den" kwestie in de gemeente van Jeruza lem een diepingrijpende zaak geweest is. De gemeenschap in Christus gaf heel an dere aspecten en vreugden. David, met zijn Majesteitsbewustzijn, gevoelde op een moment groter afstand tussen hem en Michal, de Koningsdochter, dan met de dienstknechten en maagden, tussen wie hij vrolijk was om het opgaan van de ark des Heren. Vanuit deze dingen, die de Schrift ons niet voor niets vertelt, en in 't licht van al Gods bepalingen voor het leven in de gemeenschap, geloof ik, dat hier en daar een enkele traditie om her ziening roept. Het zich opsluiten in bepaalde kring brengt zo gemakkelijk meehet onbewo gen zijn tegenover anderen. Zo kan men oud worden in een bepaalde kerkelijke ge meenschap, zonder ooit de echte roep tot gemeenschapsleven in toepassing gebracht te hebben. Onze „waarde" zou dan maar l heel betrekkelijk zijn, want die hangt al tijd ten nauwste hiermee samen, wat het leven van ons voor een ander heeft be tekend. „Nieuw" zijn deze dingen helemaal niet. Maar, het is wél zeer dringend, dat wij tot beoefening van dit gebod voor de practijk komen. Het leven roept er om. Misschien hebben wij in het verleden niet alles gezien, zoals het behoorde. Als er sprake is van een onvoldaanheid, die het kerkelijk leven geeft, als men op an der gebied hoort klagen over lauwheid, dan is het hoog tijd, om vanuit dit punt alles critisch te bezien. Een waarachtige beoefening van de ge meenschap der heiligen, waarin de geleer de de bankwerker ziet als belangrijk in de samenleving en omgekeerdwaarin de rijke en de onbemiddelde „het gemeen schappelijke" gevonden hebben, waarin de sterke, die kan èn de zwakke, die z'n kruis van niet-künnen torst, van elkander Is het zó erg? Is het heus zó erg als in Protestants Mondjetoe? Maar dan in omgekeerde richting na tuurlijk de dokter gehaald bij ieder op komend pijntje, maar de dominee onkun dig gelaten van ziekte en geestelijke zeer- te? Nu, zó erg is het gelukkig niet. overal. Maar ieder kent toch wel Protestantse kringen, waar de lijkdienaar nog de enige „band" is tussen herder en kudde. De lijkdienaar krijgt dan 'n boodschap rechtstreeks van de familie. De predikant wordt echter als goedko per kracht besteld op door de familie in overleg met de lijkdienaar vastgestelde dag en uur. Of de dominee misschien ook juist andere dingen om handen heeft, komt zelfs niet aan de orde. En op de voorgeschreven tijd peddelt de herder naar het sterfhuis en mag wel oppassen dat hij geen al te oprechte woorden spreekt aan het adres van zijn „schapen voor 'n dag", en met name niet omtrent het schaap, dat hem niet nodig had in leven of sterven. We zijn toch zeker niet Rooms De dominee kan j e nu eenmaal niet zalig maken. Doch hij kan op de goedkoopste manier zorgen voor ,,'n net te" begrafenis. Daarvoor wordt hij trou wens „betaald". Nu juist niet door deze wonderlijke Protestanten. Dan toch door „de Staat" of zo iets. Ze hebben er zelf slechts 'n heel vage voorstelling van. In elk geval vergroot de dominee de begra feniskosten niet. Hij is er in elk geval voor, net als hun spoedig weer in de doos opgeborgen hoge hoed, die ook alleen te pas komt bij bruiloft en begrafenis. Zover is het reeds in sommige Pro testantse kringen en streken gekomen. De dominee doopt daar dikwijls, in de grote steden meestal, totaal onbekende kinderen van „ingeschrevenen in het doopregister". Heeft hij ondanks dit vreemde soort schapen 'n herderhart, dan maakt hij er van wat er nog van te ma ken valt en bezoekt althans na de doop de moeder, die al lang weer ter been is en het nu toch ook wel „leuk" vindt, dit bezoek. De dominee voelt zich echter weer eens als het paard achter de wagen. Zó erg is het, bij mijn weten, in geen enkele Gereformeerde kerk. Naar schatting zendt daar ongeveer de helft van de leden, 'n beleefde boodschap in geval van ziekte; bij geboorte of ster ven vrijwel algemeen; bij verzuim van catechisatie vrijwel niet éénEr wordt Inhalerende rokers zijn mensen, die niet alleen met de mond, maar ook met de longen roken. Dat is erg schadelijk voor de gezondheid, zeggen de dokters, want met die rook krijg je ook al die nicotine binnen. Maar die rokers schijnen daar niet om te geven, want dat inhaleren zeg gen ze, dat geeft je pas het volle genot. Elke vergelijking gaat mank, en daar- weten, dat zij door God op elkander zijn aangewezen en dat die beide „werelden" niet gesloten mogen blijven voor elkan der zulk een beoefening van de gemeen schap der heiligen zal de zegen van God met volle stromen doen neerkomen in het leven van vandaag. Als er één zaak is, heerlijk om te verkondigen en in practijk te brengen, dan is het dit. Dan krijgt ieders leven invloed, en dan dringt de kerk als vanzelf de samenleving binnen. Er zijn helaas kringen, waar de eerste letters van dit a.b.c. nog niet bekend blij ken. Isolementsdrijvers van een bedenke lijk soort. Maar, het leven roept om toe passing van dit gebod voor de practijk en dan is er voor ons allen werk, om ons te herzien, in onze houding en opvatting ten opzichte van elkander. En, die in deze richting beginnen te bidden en te werken, die zullen ondervinden, hoe rijk het Woord is, voor wie het zoeken te onder houden. C. St. ook via kerkbode en kansel de nodige ma len op aangedrongenDe meerderheid, zou ik zeggen, wil zelfs wel 'n zeker con tact met hun dominee. Sommigen echter 'n niet al te nauw. Zij willen wel door hun dominee worden bezocht en daarmee erkend. Doch wij beschouwen „huisbe zoek" als 'n bezoeking, en vooral om naar hun innerlijk leven te worden gevraagd. Diezelfde man, diezelfde vrouw, die zich diezelfde middag poedelnaakt hebben uitgekleed voor 'n wildvreemde specialist, en misschien hun echtelijke narigheden zelfs wel hebben geopenbaard aan 'n on gelovig psychiater, wonen .'s avonds, als er huisbezoek is, opeens weer in Mondje toe. En tijdig naar de pastorie gaan om er zichzelf of hun kinderen te laten helpen ik bedoel niet aan 'n betrekking of ge tuigschrift daarvoor maar geestelijk te laten helpen, hoe weinigen doen dat. Het is '11 algemene klacht. Maar zijn ze er ook in opgevoed? Of veeleer, onbewust misschien, anti- Rooms, afkerig van al wat riekt naar paapse rarigheden, zoals bijv. die gekke biechtstoel. En tochEn toch Langdurige ervaring heeft er mij reeds in mijn vorige gemeente toe gebracht, er bij de leden op aan te dringen, in 't bij zonder bij moeilijkheden met het heilig Avondmaal, niet te wachten tot dominee eens aanloopt, of officiéél huisbezoek brengt, doch al was het midden in de nacht, vrijmoedig bij hem aan te kloppen. Daartoe voelt hij zich geroepen. Dat zijn zijn beste uren, wanneer jong of oud in echte nood zich tot hem wendt. Gelukkig dat in Rotterdam-H'berg en nu ook Axel, allengs deze aansporing ter harte werd genomen. Zo alleen ook kan op tijd de helpende hand worden geboden en wordt menigeen van 'n soms al te lang gedragen last bevrijd. Er zijn vermoedelijk de eeuwen door dominees geweest, die geen herders wa ren. Kamergeleerden tot op de preekstoel. Al te bedeesden, misschien 'n enkele die predikant werd uit eerzucht, of om zich tot hoger „stand" te verheffen, of omdat vader de studie voor het wondere ambt doordreef. Van zulke zielen heb ik niet veel be grip, tenzij bij 'n jongen met willoos ka rakter, kind van 'n dwaas eerzuchtige va der of moeder. Doch hoe zij het uithou den, jaar in jaar uit De grote meerderheid echter van pre dikanten in allerlei kerkformaties, voor zover ik ze ken, wil, tracht herder te zijn. Doch willen ook al hun leden volgzame „schapen" zijn? D. J. C. om ben ik ook niet van plan deze beeld spraak in de details te gaan uitwerken. Ieder begrijpt natuurlijk direct, dat dit inderdaad maar beeldspraak is, en dat met deze rokende dames en heren (de dames horen er ook bij tegenwoordig) ons kerk volk bedoeld is. De gezondheid van de Kerk gaat er in onze tijd niet bepaald op vooruit. Daar zijn natuurlijk allerlei oor zaken voor aan te wijzen. Een van de oor zaken is, dat zij, de Kerk, allerlei dingen doet die schadelijk zijn voor de gezond-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1