Kerknieuws Muiden en de Heilige Antonius Het gezag van de belijdenis geestelijk-lichamelijke eenheid in de meest concrete zin van het woord. Dank zij deze eenheid ontplooien man en vrouw zich daar samen en rijpen tot een volheid des levens, waartoe ze ieder afzonderlijk nim mer zouden kunnen komen. De weg tot het volle, rijke leven is een weg, die de mens niet alleen gaan kan, maar alleen samen met de absoluut andere: de weg van 's mensen tweezaamheid. Ook op de onontbindbaarheid van het huwelijk valt vanuit de tweezaamheid van de mens een bepaald licht. Die onontbind baarheid is maar niet een blind gebod, maar raakt de diepste zin van het leven. Laten man en vrouw elkaar los, dan laten zij de absoluut andere los, dan laten zij ab soluut de ander los, de ander die tegelijk de meest naaste is. Zij verbreken zodoen de niet alleen de meest innige band der naastenliefde, die er bestaat, maar sluiten tegelijk ieder voor zich de weg af tot de volheid des levens, die absoluut alleen maar met die ander samen kan worden betreden. In de onontbindbaarheid van het huwelijk staat de menselijkheid van de mens op het spel. Waar de meest in nige band der naastenliefde wordt geloo chend, daar wordt het fundament voor alle andere vormen van naastenliefde ge loochend en staat alle liefde in intermen selijke verhoudingen, op instorten. En zon der liefde is de aarde een hel en de mens een duivel. (Wordt vervolgd) Deze week ben ik wel diep onder de indruk gekomen van de ontwikkeling van het pastoraat. Het dagblad „Trouw" van 10 Augustus heeft namelijk enige kolom men gewijd aan het feit, dat een Muiden- se predikant de groene kersenbloesem draagt. Dat is tenminste „nieuws", en vrij wat belangrijker dan elke dag maar weer Korea en voedselpaketten in Berlijn en zo. Er is ook een foto bij, waarop u de Muidense dominee in gebogen houding ziet staan, juist bezig met een schouder worp een achterbakse aanval af te slaan van een heer in witte kimono. Een derde heer, op dezelfde fantastische wijze ge kleed staat er nogal dom naar te kijken. Hetgeen u op die foto ziet bedrijven, is sport, en wel Jiu-Jitsu, blijkens de naam kennelijk van Japanse oorsprong. En dan een sport, die niet kinderachtig is, want toen dominee Jongbloed enkele handgre pen van deze sport, als daar zijn: een kaakbeendruk, een hoofddraai en een schouderworp, demonstreerde aan de sport-journalist van „Trouw", is deze be zoeker van de pastorie weggegaan met een halve week flinke spierpijn. Dat liegt er dus niet om, dat Jiu-Jitsu! U hebt misschien nog niet begrepen, lezer, dat dit Jiu-Jitsu van grote betekenis is voor het pastoraat. Niettemin is dat zo. Deze Muidense dominee heeft althans aan de pers verteld„sportbeoefening kan een grote zegen zijn, ook voor predikanten die ook op dit terrein moeten kunnen voorgaan" (cursiv. van mij, LI. V.) Wij zijn daar stil van geworden. Met mij zullen de meeste collega's oot moedig moeten belijden, dat wij „op dit terrein" niet kunnen voorgaan", ten minste niet op het Jiu-Jitsu-terrein. Nog nimmer heb ik een (langademig) bezoeker aan de pastorie met een kaak beendruk of een schouder worp de deur kunnen wijzen met een halve week spier pijn. Men voelt daar wel eens de neiging toe, maar men kan het eenvoudig niet. Dit is dus een jammerlijk tekort. Er is echter meer. Dominee Jongbloed heeft aan de inter- vieuwer namelijk ook verteld, dat het ken nen van de waarde en de gevaren der sportbeoefening zeer belangrijk is voor het pastoraatomdat men behalve preker en ziekenbezoeker ook paedagoog moet zijn. En verder is voor hem sportbeoefe ning behalve een kwestie van karakter en wilskracht, ook een kwestie van geloof. Indien deze dingen alzo zijn, zal het ieder die het met het pastoraat nauw neemt, goed doen te vernemen, dat er al thans één gereformeerde dominee is die de groene kersenbloesem draagt, en dat hij binnenkort examen doet voor de blau we bloesem. U moet weten, dat dit de graad van geoefendheid aangeeft. Er zijn verschillende kleuren kersen bloesem, die op de sportkleding worden geborduurdwit, geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart. Hoe donkerder kleur, hoe beter ge oefend, en wie dus examen gaat doen voor „blauw" is al een hele kei. Als ons het heil van de jeugd werkelijk nog ter harte gaat, zullen wij ik be doel hier speciaal de kerkeraden van va cante kerken er geen genoegen meer mee mogen nemen om op de vragen lijst voor een te beroepen predikant te zetten: hoe is zijn omgang met de jeugd, of zo iets aan de flauwe kant, maai? wij zullen ferm uit de hoek moeten ko men welke kleur kersenbloesem draagt ir. Onze kerkeraden moeten in geen geval iemand op het tweetal zetten, die zich op z'n minst niet bezig is voor te bereiden op het examen voor* groen. Dit lijkt mij de minimum-eis. Wit of geel is in elk geval onvoldoende. Men zou voor die pre dikanten, die niet in de gelegenheid zijn, zich in Jiu-Jitsu te bekwamen desnoods een uitzondering kunnen maken, en hen vragen, of zij in staat zijn, een buiteling over de trapleuning te maken, of een hoogstandje op een stoel. Dat doet blijkens het persverslag de Muidense dominee er namelijk ook nog bij, als hij eens een week niet in de ge legenheid is, zich in Jiu-Jitsu te oefenen, want juist predikanten moeten zorgen lichamelijk in goede conditie te blijven" (cursiv. van mij, H. V.) Dit buitelen is natuurlijk niet je ware. Liet is om zo te zeggen de groene kersenbloesemdrager op artikel 8. Maar het zou er o.i. bij door kunnen. Lager moeten wij stellig niet gaan. Wij hebben ons té lang al vergaapt aan buitelingen en hoogstanden op „de" stoel. We moeten nu weten hoe dominee zich thuis gedraagt op „een" stoel of bij de trapleuning. Van die hoogstanden en zo heeft Ds Jongbloed verklaard„dat doet me goed, het verhoogt mijn reactie vermogen". Dit lijkt me juist gezien. Iièt schort ons vooral aan reactievermogen. Ik begon met te zeggen, dat ik diep on der de indruk ben gekomen door dit alles van de ontwikkeling van het pastoraat. Als ik zo achteruit zie, wat had men dan vroeger weinig kijk op een goede sportontwikkeling voor predikanten ten behoeve van de paedagogie en dus van de pastorale zorg, en wat is met name de jeugd veel te kort gekomen in vroeger eeuwen, toen zij het maar moesten doen met dominees, die op dit terrein niet kon den voorgaan, en geen steek afwisten van een robbertje Jiu-Jitsu. Neem nu eens, om iemand te noemen, de vroegere pastor ,|pci van Padua, An tonius. Deed deze dominee aan lichaams cultuur? Niets, meneer! Heeft hij ooit zijn reactievermogen verhoogd door op de handen te gaan staan EvenminHij ver achtte zijn lichaam. Hij schaamde zich haast om te eten. Noemde hij zijn lichaam niet verachtelijk „broeder ezel"? Nu wil ik daar van af wezen. Dat kan ook Fran- ciscus van Assissi gezegd hebben, of $e heilige Antonius, die veel vroeger leefdje. Kerkgeschiedenis is nooit m'n sterksjte kant geweest, maar die heren lijken ook allemaal op elkaar. Echte spiritualisten, zonder een greintje gevoel voor hoogstanden, en groene ker senbloesems. Preken konden ze, alleen maar preken, en dan dat „geestelijke" maar verschrikkelijk overdrijven, alsof de mens alleen maar „ziel" was, en alsof de vogels en vissen ook zielen hadden Weet u, hoe 't er destijds toeging? Die genoemde Antonius van Padua, deze zuigeling in het pastoraat, liet zelfs zijn parochianen in de steek, om voor de vissen te gaan preken. Z'n tijdgenoot Franciscus van Assissi had eerst al de vogels in z'n herderlijke zorg betrokken. Hij sprak ze aan als „lieve vogels, mijn broeders", en ze vlogen niet weg vóórdat Franciscus de zegen over hen uitgespro ken had. Daarna heeft Antonius z'n her derlijke zorg over de vissen uitgestrekt. Begrijpelijk. Wij zouden ook wel eens voor vissen willen preken. Dat lijkt ons nogal een aandochtig gehoor. Zo helemaal geen gehoest of geschuifel. Neem nu eens een snoek! Wat kan zo'n beest uren lang stil zitten. Onbewegelijk. Trouwens alle vissen houden zich nogal rustig. In 'n pepermunt zullen ze zelfs niet bijten. Maar ja, on danks dit alles had Antonius z'n schapen toch niet moeten verlaten, om naar de vissen te gaan. Wat zullen die preken uit gehaald hebbenWeet u dat Bertus Aafjes weet het. Hij vertelt De preek wordt besloten En elk heeft genoten. De snoek blijft een dief en De aal zoekt een lief. De preek is bevallen, Maar elk blijft als allen. De kreeft vaart nog krommer, De stokvis nog stommer. De karper gaat vreten, De preek is vergeten. De preek is bevallen, Maar elk blijft als allen. Dergelijke resultaten blijf je natuurlijk houden, zolang je alleen maar kunt pre ken en geen sport beoefent. Wij leven dank zij de nieuwere visie op het verband tussen lichaam en ge^'st, in een gelukkige tijd. Nog een paar vier- daagse'n, nog 'n paar oefeningen in 'de schouderworp met armklem, en van Mui- den tot Padua geen vissen meer voor wie „de preek is bevallen, Maar elk blijft als allen". Wij worden er stil van. Zo stil als de vissen. H. V. Dit is in de geschiedenis van kerk en dogma een altijd weer omstreden punt: de kwestie van het gezag der kerkelijke belijdenissen. Hébben zij gezag? En hoevèr gaat dat gezag? Moeten wij als gelovigen ons zonder meer door de kerk laten „beleren" en te recht wijzen Of hebben wij de plicht om tegenover de belijdenis, zoals die uit het verleden tot ons komt, een zekere reserve in acht te nemen? Moeten wij het kerkelijk dog ma in alles „bijvallen" en het als de vol komen waarheid „op gezag" aanvaarden Of moeten wij, inplaats van het dogma te „omhelzen", een veilige afstand tussen de kerkleer en ons persoonlijk geloof zien te bewaren Deze vragen zijn natuurlijk van zeer groot belang. Rome is bij uitstek de kerk, die het opneemt voor een volstrekt gezag van de kerkelijke leeruitspraken. Dat hangt samen met haar opvatting van kerk en ambt, zoals we zagen. Met de leer van de zgn. „ononderbroken apos tolische successie", waarmede men be doelt, dat de paus, in rechtstreekse opeen volging, zijn gezag kan terugvoeren op Petrus, die als stedehouder van Christus de eerste bisschop van Rome zou zijn ge weest. Voorts ook met de leer der pauselijke onfeilbaarheid. En eindelijk met de opvatting der Roome kerk aangaande de Schrift, die men geen ogenblik wil losmaken uit het verband van de oud-christelijke overleve ring. Neemt men de Bijbel als Gods Woord, dan moet men ook de lijst, waarin God ons die Bijbel heeft gegeven er bij nemendan moet men ook de christelijke traditie ten volle laten gelden. Dat is het standpunt van Rome. Niet, dat Rome van haar leden geen persoonlijk geloof zou verlangen. Natuurlijk wél. Maar dat persoonlijk geloof betreft niet zozeer de rechtstreekse verhouding tot Christus, als wel de rechtstreekse verhou ding tot de kerk en haar leer, haar sacra menten en haar instellingen. Bij Rome is het geloof allereerst auto riteitsgeloof: geloven op gezag. Zonder meer omdat de kérk het zegt, moet de gelovige dit en dat en ook dat nóg gelóven. Nu zal die gelovige dat misschien aan vankelijk met een zekere weerzin doen; omdat hij niet tenvolle in zijn hart over tuigd is van wat hij gelooft. Het is nog niet zijn persoonlijk eigendom geworden. Maar dat is volgens Rome geen be zwaar. Begin maar te geloven wat de alleen zaligmakende kerk u leert. Gij begrijpt het niet Heb geduldGeloof om het te léren begrijpen. En als ge het eenmaal begrijpt la ter! dan zult ge pas gaan waarderen, wat de Moeder-kerk u meegaf. Dan krijgt ge er „aardigheid" in. Dan zal bij het geloof de „liefde" ko men voor wat ge hebt leren geloven. Aanvankelijk op gezag. Nü ook met persoonlijke instemming. Maar het leersysteem van de kerk duldt géén tegenspraak. Volkomen onderwerping is in het Roomse systeem de enige mogelijkheid. Hoe zien wij-Gereformeerden dat nu? Wel, wij moeten van een dergelijke autoritaire, tyrannieke kerkelijke leer niets hebben. Ook naar onze opvatting heeft het dog ma der kerk gezag. Voor zover het inderdaad dogma der kérk is. Een. particuliere geloofsuiting heeft géén gezag. Maar wat door de kérk als haar be lijdenis aanvaard is, is uit de aard der zaak bindend. De kerk doet geen uitspraken, waarvan een ieder zich naar believen distantiëren kan, die men eventueel naast zich neer leggen of bestrijden kan. Wat de kérk als belijdenis aanvaardt, geldt voor al haar leden. Maar het gezag van zulk een uitspraak is zuiver kerkelijk van aard. Het is niet gelijk te stellen met het ge zag van Gods eigen Woord. De Gereformeerden onderscheiden scherp tussen goddelijk gezag en kerkelijk gezag. Het eerste komt alleen toe aan de Hei lige Schrift. Wat zij zegt is onweersprekelijk. Dat is voor ons allen het laatste woord. Maar de kerk spreekt het laatste woord niét. Haar belijdenis is altijd appellabel aan de Schrift. Dat wil zeggen, dat elk kerklid zich tegenover de bevoegde kerkelijke instan ties kan beroepen van de blijdenis op de Schrift. Nu moeten wij voor onszelf overtuigd zijn, dat de belijdenis der kerk Schrift- getrouw is. Als wij daarvan niet overtuigd zijn, kunnen wij zonder meer ons in dat be paalde kerkelijk leven niet thuisvoelen. U ziet met autoriteitsgeloof, met geloven op gezag, komen we er niet. Hier is persoonlijk geloof nodig. Zelfstandig onderzoek van de Heilige Schriften. En confrontatie van de belijdenis der kerk mét de Schriften. Het reformatorisch standpunt is dit, dat de belijdenis alléén gezag heeft, om dat en voorzover deze met de Schrift in overeenstemming is. En nu behoort elk kerklid er van over tuigd te zijn, dat de belijdenis met Gods Woord werkelijk overeenstemt. Is hij daarvan niet overtuigd, dan moet hij als goed kerklid een bezwaarschrift indienen bij zijn kerkeraad, die eventueel dat bezwaarschrift in breder verband, sa men met andere kerken in Synode, be handelen zal, omdat de belijdenis een zaak van alle kerken gezamenlijk is. Want wij moeten in ons kerkelijk leven op elkaar kunnen rekenen. Wij mogen niet een slag om de arm houden en onze bezwaren voor ons zelf houden. Hébben wij bezwaren, dan moe ten wij daarmee de kerk van dienst willen zijn. Liet zou kunnen zijn, dat de kerk tot de conclusie komt, dat Gods Woord de bezwaarde in het gelijk stelt. Dan moet de belijdenis op dat bepaalde punt met de Schrift in overeenstemming worden gebracht. Want in een onfeilbare belijdenis gelo ven wij niet. Men zegt wel, dat de belijdenis een repetitie is van wat de Heilige Schrift ons leert. Zélf zou ik liever spreken van „repro ductie". Maar goed ik heb tegen die uitdruk king „repetitie" geen bezwaar, mits men maar niet komt tot een „gelijkstelling" van Schrift en belijdenis, als zouden zij twee grootheden zijn, die men gerust on derling verzvisselen kan. Want dat is zeer beslist niet het geval. Men kan zich van de belijdenis beroe pen op de Schrift. Maar men kan niet, omgekeerd, zich van de Schrift beroepen op de belijdenis. Goddelijk gezag en kerkelijk gezag zijn nog lang niet hetzelfde. Wil men in de belijdenis der kerk in absolute zin het profetische „Zo zegt de LIERE" horen, dan geloof ik dat geen enkele kerkelijke vergadering ooit meer enig dogma zou durven onder woorden brengen. Dan zou dus ook alle critiek op en toetsing van wat het verleden ons na liet onmiddellijk tot zwijgen gebracht moeten worden. Dan zouden kerkelijke uitspraken met onfeilbaarheid zijn bekleed en noodzake lijkerwijs zou men moeten aannemen, dat ze evenals de Heilige Schrift geïnspireerd waren door de Heilige Geest. Hoe hebben onze vaderen dan Art. 36 van de Confessie durven veranderen? In een kerkelijke belijdenis staat het „Zo zegt de Here" steeds achter die dub bele punt, waarvóór wij lezen: „Wij ge lóven Ons geloof en de openbaring Gods staan niet op één lijn. In het conflict met de nu vrijgemaakte broeders heeft een verkeerde visie op het gezag der belijdenis velen in de klem ge bracht. Zij hadden het verschil tussen goddelijk gezag en kerkelijk gezag uit het oog verloren. En omdat het „kerkelijk" gezag in die strijd huns inziens niet „god delijk" genoeg was, wierpen zij het maar helemaal van zich af. Zij wilden een belijdenis op het zelfde niveau als de openbaring zélf. En ze vergaten, dat ze zó op weg waren naarRomeA. V. Beroepen te Assen (3e pr.ed. pl.), G. P. Hartveld te Bodegraven te Ezinge, J. Kuntz te Tzum te Makkum, J. M. Vlaming te Echten te Marken, D. W. Dondorp, cand. te Heemstede.te Ne- derhorst den Berg, O. van Noort te Nieu- wendijk te Nieuwlande, P. A. Kou- wenhoven te Schildwolde te Wolden- dorp, J. M. Snoek, cand. te Renkum. Aangenomen naar Wormer, D. N. Ha- bermehl, cand. te Amsterdam. Bedankt voor Middelburg, C. J. Goe man te Schipluiden. Ds C. J. Hakman te Boornbergum, die met emeritaat gaat, heeft een benoe ming tot hulpprediker te Kockengen aan genomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 2