DTcicir het modernisme J?xelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE NEGENDE JAARGANG No. 7 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 14 AUGUSTUS 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. II. Nadat ik vorige week in 't algemeen mijn bezwaren heb genoemd tegen de wij ze, waarop de heer K. Sluys zijn strijd tegen het vrouwenkiesrecht in de kerk voert, wil ik thans letten op zijn argumen tatie. Als eerste noemt hij, dat het vrouwen kiesrecht in strijd is met uitdrukkelijke uitspraken van de Schrift. Dit rijmt niet met wat de schrijver opmerkt op blz. 3, dat de Schrift over dit onderwerp niets zegt. Hoe kan hier dan tegenstrijdigheid met uitdrukkelijke uitspraken der Schrift geconstateerd worden Men zou vooreerst moeten aantonen, op welke wijze de verkiezing plaats vond in de dagen der apostelen. In Hand. 1 is sprake van het werpen van het lot, waar op algemene toestemming volgt. Als wij in Hand. 14 lezen van verkiezing met op steking der handen, dan wijkt dat moge lijk nogal af van de thans gevolgde prac- tijk. De Schrift spreekt bij deze gelegen heden niet zó, dat men hieruit beslissende gevolgtrekkingen kan maken. Hand. 15 is sprake van een apostel-convent, en kan daarom al in dit betoog niet worden ge noemd. Hier worden deputaten benoemd in een bepaald geval. Wat de uitdrukking: de gehele gemeente betekent, valt voor de heer Sluys even moeilijk uit te maken als voor een ander. Als hij opmerkt, dat van een kiezen door de vrouw in de eerste Christelijke kerk nooit sprake is geweest, dan zal hij daarin weinig bestrijding vinden. Wan neer hij dan zegt, dat dit argument blijft staan, zolang het tegendeel niet bewezen is, dan gaat hij van het stilzwijgen der Schrift een argument maken. Wie nu de besluiten der Generale Sy node leest, die zal daar een andere rede neertrant vinden. In het verleden hebben Synodes onderzocht, of de Schrift het vrouwenkiesrecht gebiedt. Thans was de opdracht, na te gaan, of een dergelijk recht persé verboden wordt. In beide ge vallen was het resultaat van het onder zoek, dat hier van rechtstreekse uitspra ken der Schrift geen melding gemaakt kan worden. Nu heeft de Synode uit spraak gedaan, dat het onderscheid tussen man en vrouw, in de schepping gegrond, moet blijven bestaan, maar in verband met het leven van iedere tijd op zinvolle wijze dient te worden toegepast. Daarmee heerst „de tijd" niet over de Schrift, maar daar mee staan wij met de Schrift in het tijde lijk leven, dat van verschijningsvorm tel kens verandert. Als positieve uitspraken, die het kies recht der vrouw uitsluiten, noemt de schrijver: 1 Tim. 2:1113, 1 Cor. 14:34, 36—38, 1 Petr. 3:1—7, Efeze 52224, Gen. 3:16 (tot uw man zal uw begeerte zijn, enz. We hebben in het verleden sommige van deze teksten wel eens besproken, in artikelen over het vrouwenkiesrecht. Daarom volsta hier de opmerking, dat deze Schriftplaatsen de zaak van het kiesrecht niet raken. Ook bij de „zwijggeboden" staan wij voor aparte gevallen. Wij weten té weinig van de samenkomsten in de eerste tijd, om tot strakke conclusies te komen. Dat blijkt wel, als er van „de profetie" sprake is, welke Paulus zeer beslist aan de vrouw toestaat. Wij kennen dat verschijnsel niet meer, en moeten voorzichtig zijn, op grond hiervan uitspraken te doen. Verstaan wij de schrijver goed, dan komt hij sterk op voor het gezag van de man boven de vrouw. Daarom kan hij zich moeilijk vinden in de structuur van vandaag. Hij kan een vrouw als presi dente van een vergadering moeilijk waar deren. Daarin ziet hij de gezagsverhou ding doorbroken. En.op grond van zijn beschouwing moet hij dit wel als on schriftuurlijk verwerpen. Toch had zijn eigen uitspraak op blz. 3, dat de Schrift over dit onderwerp niets zegt, de schrijver voorzichtiger moeten maken. Wat hij doet, is „afleiden" uit Schriftuitspraken. Wanneer men zulke afleidingen nu als principiële Schriftuit spraken voorstelt, dan heeft men de eigen interpretatie gelijk gemaakt met het Schriftgezag zelf. Daaruit zijn al heel wat moeilijkheden geboren. Men denke maar aan de „haar-kwestie", de haar dracht der vrouwDe practijk heeft wel bewezen, hoeveel „invloed" de philippica's tegen de korte haardracht hebben gehad. Enfin, naar het schijnt, is nu „het paar- destaartje" de nieuwste vondst. Afwach ten, wat er op volgt. Naar mijn overtuiging mag men zo niet met de Schrift omgaan. Dan „dienen" wij de Schrift niet, maar zij moet ons dienen, om een bepaalde kijk op de levensverhou dingen te rechtvaardigen. Wat de positie der vrouw onder Israël aangaat, is het m.i. niet juist, deze, wat het ondergeschikte betreft, te gaan over belasten. Lezen we niet, dat Sara tamelijk zelfstandig optreedt tegenover Abraham, terwijl God hem zegt, dat Abraham in het geval van Hagar luisteren moet naar Sara? We gaan dat niet uitbuiten; wijzen er alleen maar op, dat men hier niet moet overdrijven. Op het heilige terrein was de positie van de vrouw anders dan bij de overige volken. Het rabbinisme bracht daarin een on gunstige kentering. Het is een onbillijk verwijt van de heer Sluijs aan het adres van Dr Hommes, dat deze in zijn bekend boek de lage rabbijnse opvatting over de vrouw alleen bewijst uit de ongewijde lit teratuur, en niet pit de Schrift. Waar zou hij anders uit moeten bewijzen dan uit de rabbijnse litteratuur? De heer Sluys is toch niet van oordeel, dat het rabbinisme zijn litteratuur in de Schrift ons naliet? Scherp tegenover de rabbinistische op vatting staat de houding, door onze Hei land aangenomen tegenover de vrouw. Men moet het zich denken in de verhou dingen van die tijd, dat vrouwen bood- schapsters van de opstanding mochten zijnZou hierin enige aanduiding kunnen liggen, dat de Heiland de positie van de vrouw hèèl anders waardeert, ook in ver band met de kerk? Dit was wel radicaal ingaan tegen de destijds geldende opvat tingen in het Joodse leven. Daarmee doen we geen enkele „sprong" naar het vrouwenkiesrecht. Maar, wel denken we, bij het blijvende onderscheid tussen man en vrouw, aan de ontplooiing der van God geschonken gaven, aan man en vrouw beide, tot het uitdragen van Zijn Naam. Om de heer Sluys gerust te stellen, voeg ik hierbij, dat dit niet in houdt een pleidooi voor de vrouw in het ambt. Het wil mij voorkomen, dat het Nieuwe Testament hierover, geen gege vens biedt. Ook meen ik, dat de Generale Synode met het kiesrecht toe te staan, niet wees in de richting van ambtelijke dienst der vrouwen. Men blijve bij de aangelegenheid zelf. Er is dus een groot verschil van waar dering, wat het optreden van de vrouw betreft, en haar positie ten opzichte van de man, bij de schrijver van deze brochu re, en de gedachte, waardoor de Synode zich liet leiden. Persoonlijk meen ik, dat deze gedachte gang de Schrift meer tot haar recht laat komen, dan de opvatting, in deze brochure voorgestaan. Het gaat hierbij niet om af wijking van beginselen, maar om toepas sing van beginselen. Ook al is men geen sterke voorstander van het vrouwenkies recht, dan is het mogelijk, om in deze gang van zaken dezelfde Schriftgetrouw heid te aanvaarden bij hen, die hierop meer nadruk leggen. Ten opzichte van de ongehuwde vrouw wijst de schrijver op de Schriftuurlijke, aan de man onderworpen positie. Het is voor mij de vraag, welke onderworpen positie hier wordt bedoeld. Als het over het gezag van het ambt alleen gaat, zal ieder dat de schrijver toestemmen. Maar, in welke andere zin kan dit ooit van toe passing zijn De apostel spreekt wel over het haar eigen mannen vragen voor de gehuwde vrouw. Hoe moet dit dan bij de ongehuwde? Dat aan het ongehuwd zijn geen toekenning van recht verbonden is, b.v. boven de gehuwde vrouw, zullen we gaarne toegeven. Maar, uit het mondig lidmate der gemeente zijn vloeit toch ook wel wat voortJuist hierop doelt de uit spraak der Synode, en dat wordt door de heer Sluys te veel over 't hoofd gezien. Het accent op de approbatie der ge meente legt hij anders dan de Synode. Eigenaardig vind ik deze zinzouden vrouwen of doopleden echter bezwaren over ongeschiktheid tot het ambt kenbaar maken, zo zou de kerkeraad die zonder twijfel naast zich neerleggen. Waarom? En, waarom moeten belijdende vrouwe lijke lidmaten hier met de onmondige le den worden gelijk gesteld Voelt de schrijver zelf niet, dat dit on redelijk is Zou een zuster werkelijk niets belangrijks kunnen weten, dat voor de kerkeraad van betekenis is Men kan dit alleen volhouden, wanneer men op het standpunt staat: de vrouw heeft in alle talen te zwijgen. Maar dan is dit het te gendeel van „zinvolle toepassing", waar van het Synode-besluit spreekt. En. op het standpunt dezer brochure kan men alleen maar hopen op een ideale mannen wereld, waarin iedere man de vrouw kan onderrichten. Kom daar nu er is om zou de oude heer Stastok zeggen. Het beroep op de Kerkorde heeft geen zin. Zeker niet, zoals dit hier gebeurt. Want, de heer Sluys valt weer terug op zijn uitgangspunt, n.l. dat het strijdig is met de Schrift. Zo vraag ik me af, aan het eind dezer brochure gekomen, waarom de schrijver gemeend heeft, onder zulke ernstige uit latingen alsstap naar het modernisme, zonder de vereiste argumenten, te gaan strijden. Daarom heb k deze kwestie uit voerig naar voren gebracht. Welk belang is hiermee nu gemoeid? De Schrift? In geen enkel opzicht? Kan dit als voorlichting dienst doen In generlei wijze? Het is te hopen, dat men na lezing en toetsing dezer brochure, te meer overtuigd zal zijn van het belangrijke werk der De putaten en van het beleid onzer Generale Synode. C. St. Met vacantie. Wie met vacantie gaat, doet het om zich eens te ontspannen. Maar wat 'n inspanning getroosten zich al die zwaar zwoegende fietsers, rug en rijwiel bepakt met koffers en tenten en fourage. De aartsvaders moeten het op hun zwerftochten gemakkelijker hebben gehad. Het lijkt ook wel 'n grote verkleed partij. Of ieder zich in iets opvallends steekt, waarvoor hij zich in eigen stad of dorp wel gewacht zou hebben. Broeken, al te- maal broeken. En kanariegele blouses en jumpers, zeker om elkaar in de groene bossen niet kwijt te raken. En zwarte brillen; en de hemel is al zo bewolkt. Daar duwt 'n jonge moeder in dikke manchesterbroek, alsof het geen zomer is, haar kinderwagen de heuvel op. Waaróm ook niet gezweten, nu het eenmaal zomer heet. Men herkent het sappige Amster dams van „de gewone man". Het is toch niet zijn dochter Alida en die van Marie Met korte broek, blote kuiten en Duits wambuis, 'n puntstok zwaaiend in de hand, wandelt 'n vermoedelijke winkelier naast zijn rolronde vrouw. Ze spreken ge lukkig Hollands: „maat zeuven", hoor ik haar zeggen en het schijnt dat ze alle middenstandsonderdrukking door de fis1 cus zijn vergeten. Ook die genoeglijke oude heer met pre cies drie grijze haren wuivend boven op zijn kale schedel, als armelijk helm boven op blanke top, wil met alle geweld op iemand anders gelijken en anders doen. Waartoe dient immers de vacantie, dan om er eens helemaal uit te zijn? De altijd lopende postbode ligt nu lang uit op het zachte mos. Heel zijn lui liggen verzekert ons dat hij plan heeft nooit meer voor 'n brief 'n voet te verzetten. De Mr snijder, die 'n heel jaar achter een op zijn tafel zat om te knippen en te naaien, klom ditmaal op zijn gehuurde bromfiets en trapt zich moe tegen de hel ling op, zwetend dromend van de helling- straks af en geniet alsof hij nooit meer schaar of strijkijzer zal hanteren. De enigen, die trachten in vacantietijd iets anders te doen, zonder dat het hun ooit helemaal lukt, zijnde dominees ende kerkboderedacteuren Zij preken het hele land rond. De een, misschien omdat hij anders met zijn gezin thuis zou moeten blijven. De ander, omdat hij het zo strelend vindt eens op 'n onbekende preekstoel te staan, misschien wel op 'n grotestadskansel 'n Derde, omdat hij oude vrienden in 'n vroegere gemeente nog 'n keer wil zien. Maar zijn ook zij niet.met vacantie? Zo ging het ook schrijver dezes, die zich had voorgenomen deze „vacantie" eens niet te preken. Doch ook hij ontkwam er niet aan, om dat hij'n collecte voor zijn berooid Axel mocht houden in zijn vroegere ge meente Brussel. Hóé sterk veranderd echter vindt hij haar bij zijn terugkeer! Menigeen van zijn trouwste vrienden is reeds voor goed heengegaande ijve rige Gerard van Deth, de deftige Klaas Jensen, de bruisende Cornelis Geervliet, de glimlachende meubelartist Postma en, niet te vergeten, de goedhartige Zeeuw Kees Labeur, trouw schaapherder als Ja cob en koopman niet minder, 'n man be proefd als Abraham haast tot hij bezweek aan zijn slingerend hart. Ik mis ze allen en hoevele anderen nog, wanneer ik de kleine schare in het wondermooie kerkje aan de rue Léon Lepage overzie vanaf de kansel. Het lijkt haast 'n heel nieuwe ge meente. Verschillende oud-leerlingen zijn be grijpelijkerwijs ook juist met vacantie. Doch de ouderling van dienst is dan toch 'n goede bekende: de jonge Léon Lenders. Zijn Vlaams klinkt me bij het gebed als muziek in het oor. En Henri Rooze, de huidige scriba, oud-catechisant uit Gent en neef van de oud-ouderling, die er met zijn gezin tweemaal is om al thans iets van die goede oude tijd mij voor ogen te stellen. En tuinder de Nivel- le, die na de preek mij staat op te wach ten. Ja, ik herinner mij als de dag van gisteren, dat je belijdenis deed van je Protestantse geloof onmiddellijk na de ochtenddienst. Je zei het, ondanks onze gezamenlijke inspanning bij het onder richt, niet allemaal goed. Maar het was ook zo moeilijk bij het dagelijks gekruip over je tuingrond om het allemaal precies te onthouden en het dan op het gegeven ogenblik tegenover die deftige heren Ten- sen en van Deth nog bovendien goed te zeggen ook! Maar je was er na ongeveer dertig jaar weer. En is dat niet meer waard dan enkele voor 'n keer juist ge hanteerde uitdrukkingen Had Thomas van Kempen geen gelijk, toen hij al zei Berouw gevoelen is beter dan er de om schrijving van te kennen Ze gaf de oude dominee wel enige moeite, die in'Axel nog niet ingevoerde splinternieuwe liturgie en vooral de eigen lijk toch nog niet ingevoerde psalmberij ming van Hasper Gelukkig was ik intijds gewaarschuwd, zodat ik geen vers opgaf dat voor Brussel niet meer bestondWant het nieuwe psal ter, zich veel strenger houdend aan de oorspronkelijke tekst, heeft heel wat fran je (denk maar eens aan Psalm 119) af gesnoeid. En zo zongen we, begeleid door 'n benijdenswaardig kerkorgel, in vlug tempo de eeuwenoude liederen Davids met jonge woorden, die toch zoveel nauwkeu riger de heilige zin er van weergaven. Wat niet veranderd leek was de prach tige stad zelf, met haar wat drukdoende bevolking, haar overvolle café's en lu xueuze warenhuizen en vele, veelal lege kerken. Lege kerken? En op Maandagmiddag zelfs troft ge zeker 'n paar honderd mensen aan in de schemerige Finistère aan de rue Neuve? Ik kón het niet laten er nog weer 's 'n kijkje te nemen, zoals ik het vroeger

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1